Hoe kun je duurzaam bouwen of verbouwen?

Waarom is duurzaam bouwen zo belangrijk?
Uitputting van de grondstoffen, klimaatopwarming, waterschaarste, een afnemende biodiversiteit: het zijn concrete zichtbare gevolgen van een bouwwijze die op termijn niet houdbaar is. We vertellen je hoe je zelf een daad kunt stellen om duurzaam te bouwen of verbouwen.
Enkele cijfers volstaan om de impact van ons woningenbestand op onze planeet te illustreren.
- Zo zijn in Europa de gebouwen goed voor maar liefst 40 % van de vraag naar energie.
- Onze gebouwen zorgen voor 36 % van de CO2-uitstoot.
- De bouwsector is verantwoordelijk voor ruim een derde van alle afval.
- België neemt hiervan meer dan 15 miljoen ton afval per jaar voor zijn rekening.
Er gaan al langer stemmen op om anders te gaan verbouwen en het over een andere boeg te gooien. In het ideale geval verkrijgt men een bouwcyclus waarbij alles wordt hergebruikt en de gebruikte materialen niet langer als afval eindigen maar, integendeel, kunnen dienen als grondstof voor nieuwe woningen. Dit heet dan circulair bouwen. Een concept dat ook in de residentiële sector opgang maakt.
Dit zijn onze tips om duurzaam te bouwen of te verbouwen
Je hoeft echter niet per se circulair te bouwen of te renoveren om meer duurzaamheid te beogen. Er zijn allerlei mogelijkheden om je steentje bij te dragen. En de opties vullen elkaar aan, zodat de ene niet ten koste van de andere hoeft te gaan.
1. Streef naar een energieneutrale woning
In het streven naar een (bijna) energieneutrale woning – om zo mee de CO2-uitstoot en de klimaatopwarming tegen te gaan - geldt een driestappenplan: de zgn. “Trias Energetica”:
- Energieverbruik beperken;
- Maximaal energie uit duurzame bronnen benutten;
- Zo efficiënt mogelijk gebruik maken van fossiele brandstoffen om in de resterende energiebehoeften te voorzien.
Meer informatie over energieneutraal bouwen vind je hier
2. Kies je woonplaats met de Mobiscore en Walkabilityscore
Je kunt je keuze van woonplaats vanuit je buikgevoel laten gebeuren. Maar als je locaties op een meer objectieve manier wilt toetsen, kun je aan de slag met instrumenten als de Mobiscore en de Walkabilityscore.
Meer informatie over de Mibiscore & Walkabilityscore vind je hier
3. Hergebruik zo veel mogelijk materiaal
Als de prijs van grondstoffen en energie laag is en arbeid duur, is hergebruik minder voordelig dan het delven naar nieuwe grondstoffen en het produceren van nieuwe bouwmaterialen. Daardoor raakt de eindige voorraad aan grondstoffen van onze planeet steeds sneller uitgeput – sommige grondstoffen zouden nog hooguit enkele tientallen jaren beschikbaar zijn - en dreigen de volgende generaties opgezadeld te zitten met een onverwerkbare berg van laagwaardig en soms gevaarlijk afval, een verminderde biodiversiteit, een dolgedraaid klimaat… Dit lineaire proces, van goedkope grondstof over kortstondig bruikbaar product tot eeuwig afval, is verre van duurzaam.
Meer informatie over hergebruik en recyclage vind je hier
4. Ga zo ciculair mogelijk te werk
Om duurzamer te bouwen, moeten we af van het idee dat een woning ooit af is. Integendeel, ze maakt deel uit van een veranderende omgeving, die mee moet evolueren met veranderende gebruikers, behoeften, technologieën, klimaat enz.
Met een aanpasbaar of functieneutraal ontwerp kunnen de gebruikte bouwmaterialen doorheen veranderende tijden zoveel mogelijk worden behouden, terwijl de functie zich aanpast aan de nieuwe gebruikers of noden.
Bij verbouwingen komt dit dikwijls neer op het strippen tot op de draagstructuur (skelet of dragende muren) alvorens die te hergebruiken, wat een financiële besparing oplevert ten opzichte van een nieuwbouw.
Lees hier wat je zoal kunt doen om zo circulair mogelijk te werk te gaan.
5. Integreer technieken om water besparen
Het is zaak om spaarzaam om te springen met leidingwater, zeker gezien de waterschaarste waarmee we geregeld worden geconfronteerd.
Lees hier wat je kunt doen om water te besparen
6. Focus op meer groen en biodiversiteit
Er is een groeiende tendens om natuurinclusief te (ver)bouwen, d.w.z. samen met en niet ten koste van de natuur te (ver)bouwen. Dat zorgt voor een gezonder leefklimaat omdat planten fijn stof en CO2 opnemen, en heeft een positief effect op het psychische welbevinden van de bewoners. Door de natuur de kans te geven zichzelf te reguleren, kan ook de overlast voor de mens worden beperkt.
Meer informatie over goen en biodiversiteit vind je hier
7. Overweeg Co-housing
Men kan zich de vraag stellen of elk individu per se moet streven naar het hebben van een eigendom, of het nu gaat om een woning of transportmiddelen.
Op deze pagina bespreken we alles over de Deeleconomie, Co-housing, Wooncoöperaties,...
8. Houd rekening met de labels op gebouw- en productniveau
Bouwen en verbouwen moet binnen bestaande wettelijke kaders voldoen aan bepaalde eisen, zoals de EPB-regelgeving. Het gaat hierbij voornamelijk om het beperken van de CO2-uitstoot van een gebouw. Wie dat wil, kan verder gaan in labels en certificaten die aan zijn gebouw kunnen worden toegekend, op vrijwillige basis.
Meer informaties over labels op gebouw-en productniveau vind je hier
In het streven naar een (bijna) energieneutrale woning – om zo mee de CO2-uitstoot en de klimaatopwarming tegen te gaan - geldt een driestappenplan: de zgn. “Trias Energetica”:
- het energieverbruik beperken;
- maximaal energie uit duurzame bronnen benutten;
- zo efficiënt mogelijk gebruik maken van fossiele brandstoffen om in de resterende energiebehoeften te voorzien.
Als je deze stappen in een andere volgorde doorloopt, zoals wel vaker gebeurt bij een gefaseerde renovatie, zal het resultaat minder duurzaam zijn. Of er kunnen lock-inefecten ontstaan, waardoor in de toekomst te nemen maatregelen worden bemoeilijkt of zelfs verhinderd door werken die al eerder zijn uitgevoerd. Daarom is een doordacht plan bij de aanvang belangrijk.
Hoe minder volume je moet verwarmen, ventileren en verlichten, hoe minder energie daarvoor nodig zal zijn.
Naast het volume zijn ook de verliesoppervlakken van tel, d.w.z. de delen van de gebouwschil die in contact staan met de buitenomgeving (of met onverwarmde ruimten). Daar heb je baat bij een grotere compactheid: dat is de verhouding tussen het beschermd volume en de totale verliesoppervlakte van een gebouw. Is die zin is een kubusvorm het meest compact; veel hoeken en kanten of uitsprongen maken een gebouw net minder compact. Wie een bestaand gebouw optopt en er een volume bovenop bouwt, of er tegenaan bouwt, verbetert de compactheid.
Voldoende isolatie en luchtdichting moeten de verdere energieverliezen doorheen de buitenschil beperken.
Zonwering of een slimme keuze van aanplantingen kun de opwarming van de woning in de zomer voorkomen, zodat er geen of minder behoefte aan koeling is, terwijl het zonlicht in de winter de woning wel kan opwarmen.
Een gemakkelijke en goedkope manier om energieverbruik te verminderen is wat met een moeilijk woord “(re)commissioning” wordt genoemd: dat is de controle op en het eventueel bijregelen van installaties. Veel installaties worden immers opgeleverd met de fabrieks- of standaardinstellingen. Zo is het best mogelijk dat jouw verwarming staat te draaien op onzinnige uren, dat radiatoren in ongebruikte kamers gloeien terwijl je andere niet warm krijgt, of dat de temperaturen zo staan afgesteld dat de gasketel geen warmte uit de condensatie haalt. Of nog dat de warmtepomp voortdurend aan het “pendelen” is, waarbij de compressor continu aan- en afslaat.
Enkele tips:
- Voor ventilatiesystemen van type C en D is een inregelrapport verplicht. Controleer of de instellingen in dit rapport effectief zijn ingesteld en of die instellingen zijn afgestemd op het gedrag van de bewoners.
- Voor centrale verwarming op aardgas moet de installateur een hydraulisch inregelrapport bezorgen. Dat vermeldt onder meer op welke stand de thermostatische kranen van de radiatoren het best staan opdat het warm water alle radiatoren zou bereiken en alle ruimten volgens de behoefte zou verwarmen.
- Voor elk toestel moet je als gebruiker een minimum aan bedieningen kennen. Vraag de installateur om een demonstratie. Maak eventueel voor jezelf een samenvatting van de basisbedieningen en bewaar die dan in de buurt van dat toestel.
- Controleer geregeld elk toestel met een interne kalender of klok. Ook al is dat bij de installatie goed geprogrammeerd, toch kunnen stroompannes, een reset, de overschakeling van zomer- naar winteruur of zelfs schrikkeldagen de programmatie wel eens in de war sturen. Vergeet ook aanwezigheids- en bewegingsmelders van verlichting en verluchting niet. Je kunt meestal de duur instellen waarna ze zichzelf automatisch moeten uitschakelen.
- Controleer ook geregeld de werking van elk toestel met sensoren, batterijen of filters. Voorzie bij elke geautomatiseerde schakeling de mogelijkheid om die manueel te overrulen. Denk bv. aan automatische zonwering: misschien heb je wel eens zin in zon op je gezicht of wil je bij wisselvallig weer vermijden dat ze continu op- en neergaat.
De meest courante toepassingen voor woningen zijn de opwekking van elektriciteit door zonnepanelen, het opwarmen van water met een warmtepompboiler of zonneboiler en het gebruik van aard- of luchtwarmte met behulp van een warmtepomp.
Om te kunnen verwarmen met een warmtepomp is het noodzakelijk dat de woning eerst zeer goed wordt geïsoleerd. Hoe beter ze is geïsoleerd, hoe minder warmte de warmtepomp moet leveren en hoe minder elektriciteit daarvoor moet worden opgewekt. Tegelijk is een beperkter vermogen van warmtepomp (of van een andere verwarmingsinstallatie) nodig. Dan kan de warmtepomp zelfs overdag draaien op hernieuwbare energie afkomstig van zonnepanelen en die warmte tegen de avond behouden.
Als aanvulling op het verbruik van hernieuwbare energie op het moment dat deze wordt opgewekt, kun je het overschot van energie capteren voor later gebruik. Tot nu toe wordt hiervoor hoofdzakelijk het stroomnet gebruikt. Maar naarmate de regelingen van de terugdraaiende teller worden afgebouwd of verdwijnen, wordt het zelfverbruik belangrijker, d.w.z. verbruiken op het moment dat je met jouw panelen zelf elektriciteit opwekt. Zo kan een slimme thermostaat ervoor zorgen dat je in een woning met voldoende thermische inertie overdag verwarmt en het ’s avonds nog voldoende warm blijft. Daarnaast kun je onder meer wasmachines en vaatwassers zo programmeren dat ze overdag draaien enz.
Thuisbatterijen bieden een oplossing om het surplus van elektriciteit op te slaan, maar slechts op een korte termijn, en onvoldoende om volledig autonoom van het net te kunnen functioneren. Zo kun je je tekort in de winter niet opvangen met je overproductie in de zomer. Veelal is het bovendien financieel niet rendabel om in een thuisbatterij te investeren. Misschien kan een energieopslag op buurt- of wijkniveau in de toekomst een beter alternatief zijn.
Voor de energiebehoefte die je niet kunt dekken met hernieuwbare energie, ga je zo efficiënt mogelijk te werk met fossiele brandstoffen. Zo kun je bv. opteren voor lagetemperatuurverwarming, vaak in de vorm van vloerverwarming. Verder kun je de lengte van warmwater- of verwarmingsleidingen beperken en die leidingen isoleren.in onverwarmde ruimten.
“Mensen moeten weten dat passiefbouw op het platteland een hogere ecologische voetafdruk heeft dan een niet geïsoleerd rijhuis in de stad”, liet gewezen Vlaams Bouwmeester Leo Van Broeck ooit optekenen.
Je kunt je keuze van woonplaats vanuit je buikgevoel laten gebeuren. Maar als je locaties op een meer objectieve manier wilt toetsen, kun je aan de slag met instrumenten als de Mobiscore en de Walkabilityscore.
De Mobiscore
Deze score berekent de afstand naar allerlei soorten voorzieningen in de buurt: winkels, horeca, kinderopvang, scholen, ziekenhuizen, sport- en cultuurinfrastructuur en openbaar vervoer. De score houdt rekening met het verwachte aantal verplaatsingen naar specifieke voorzieningen en het vervoermiddel dat een gemiddelde Vlaming voor die verplaatsingen zou gebruiken. Tegelijk worden de milieukosten (luchtvervuiling, files, geluidshinder…) van dat vervoermiddel in acht genomen.
Deze score is enkel beschikbaar voor Vlaanderen.
De Walkabilityscore
Deze score is gebaseerd op een combinatie van drie factoren: de woondichtheid, de functiemix in de buurt (met kantoren, scholen, winkels, ontspanningsmogelijkheden) en de stratenconnectiviteit (hoe goed zijn de straten met elkaar verbonden en hoe gemakkelijk kun je met de fiets of te voet van punt A naar punt B). Aldus geeft deze tool een idee van hoe wandelvriendelijk een omgeving is, wat een bewezen weldoend effect op de gezondheid heeft. Er is ook een sterkere lokale economie mogelijk en er zijn minder kosten voor het openbaar vervoer.
De walkabilityscore is beschikbaar in Vlaanderen en Brussel.
Collectieve winsten
Locaties die voldoende verdicht zijn, bieden de mogelijkheid om (op termijn) aan te sluiten op stadsverwarming via een warmtenet, dat kan meetellen als vorm van hernieuwbare energie om in Vlaanderen aan de EPB-eisen voor nieuwbouwwoningen en grondige renovaties te voldoen. Het spreekt voor zich dat dit soort collectieve winsten toeneemt naarmate het aantal gebruikers per leiding van het warmtenet toeneemt.
Volgens hetzelfde principe worden ook alle andere voorzieningen (post, afvalophaling, infrastructuuronderhoud, hulpdiensten…) duurzamer naarmate er meer mensen op een beperkte oppervlakte gebruik van maken. Het is bv. efficiënter dat op een verdichte locatie 20 gebruikers op de bus stappen aan één halte dan dat deze 20 gebruikers verspreid over 20 bushaltes de bus nemen.
In essentie komt het hierop neer: tracht te wonen waar je werkt en je je vrije tijd beleeft. Eigenlijk begint en eindigt duurzaam (ver)bouwen bij een duurzame ligging.
Als de prijs van grondstoffen en energie laag is en arbeid duur, is hergebruik minder voordelig dan het delven naar nieuwe grondstoffen en het produceren van nieuwe bouwmaterialen. Daardoor raakt de eindige voorraad aan grondstoffen van onze planeet steeds sneller uitgeput – sommige grondstoffen zouden nog hooguit enkele tientallen jaren beschikbaar zijn - en dreigen de volgende generaties opgezadeld te zitten met een onverwerkbare berg van laagwaardig en soms gevaarlijk afval, een verminderde biodiversiteit, een dolgedraaid klimaat… Dit lineaire proces, van goedkope grondstof over kortstondig bruikbaar product tot eeuwig afval, is verre van duurzaam.
Hergebruik
Bij particuliere woningen kan de bouwheer zich bij een afbraak de vraag stellen welke materialen nog een tweede leven kunnen krijgen. Hij doet nog wat winst met de verkoop van materialen, terwijl de koper goedkoop interessante materialen op de kop kan tikken en misschien zelfs een uniek stuk kan bemachtigen.
De markt van tweedehandsmaterialen voor particulieren groeit.
- Op de website www.2dehands.be bevat de categorie “doe-het-zelf en bouw” meer dan 100 000 artikels: van een wastafel tot dakpannen over overschotten van isolatie tot bouwmaterieel dat na een verbouwavontuur niet meer van dienst is.
- Brut is de dochter van Rotor Deconstruction, maar specifiek voor particulieren.
- De website opalis.eu/nl geeft een lijst van handelaars en materialen voor hergebruik.
- Franck is actief op het vlak van de selectieve sloop en het hergebruik van dakpannen en bakstenen.
Recyclage
Glas is een mooi voorbeeld van een product dat theoretisch gezien keer op keer kan worden gerecycleerd. Bepaalde soorten plastic zijn dan weer een voorbeeld van downcycling, wanneer ze worden verbrokkeld tot bv. kunststof tapijttegels. Of beton kan worden vermalen tot vulmateriaal. Het nieuwe materiaal kan wel nog dienen, maar niet meer voor de oorspronkelijke toepassingen.
Een aantal bedrijven zamelt producten en materiaal in om ze te verwerken tot nieuwe producten en materialen. Enkele voorbeelden.
- Derbigum recycleert oude dakbedekkingen (roofing) en maakt er een evenwaardig product van.
- Isoproc maakt IQ3-cellulose, een vorm van inblaasisolatie, op basis van gerecycleerd krantenpapier, wat een afvalproduct is dat zelf van hernieuwbare bronnen afkomstig is. Doordat de isolatie droog wordt toegepast, is het mogelijk om die achteraf opnieuw te verwijderen en ergens anders te gebruiken.
- Geocell maakt glasschuimgranulaat op basis van glasafval. Het nieuwe product wordt gebruikt als isolerende en vochtbestendige onderlaag voor vloeren. Het granulaat wordt gestort en kan ook zelf worden gerecycleerd.
- Chap-Yt doet aan recyclage van zuiver cellenbeton. De eindproducten zijn een zandvervanger in stabilisé en granulaten die worden verwerkt als isolerende uitvullaag.
- Deceuninck recycleert ramen en deuren in PVC. Dat vergt 90 % minder energie dan er nieuwe te maken.
Om duurzamer te bouwen, moeten we af van het idee dat een woning ooit af is. Integendeel, ze maakt deel uit van een veranderende omgeving, die mee moet evolueren met veranderende gebruikers, behoeften, technologieën, klimaat enz.
Met een aanpasbaar of functieneutraal ontwerp kunnen de gebruikte bouwmaterialen doorheen veranderende tijden zoveel mogelijk worden behouden, terwijl de functie zich aanpast aan de nieuwe gebruikers of noden.
Bij verbouwingen komt dit dikwijls neer op het strippen tot op de draagstructuur (skelet of dragende muren) alvorens die te hergebruiken, wat een financiële besparing oplevert ten opzichte van een nieuwbouw.
Wat kun je zoal doen om zo circulair mogelijk te werk te gaan.
Nagroeibare materialen
Nagroeibare materialen zijn afkomstig van natuurlijke bronnen en kunnen op natuurlijk wijze worden afgebroken. Enkele voorbeelden zijn ecologische isolatiematerialen (zoals houtvezel en kurkplaten), leempleister of houtbouwmethodes zonder verlijming zoals het Structurez-principe. [https://woodinc.be/mogelijkheden/villabouw-2/]
Opbouw in afzonderlijke lagen
Dankzij een opbouw in afzonderlijke lagen zijn aanpassingen eenvoudiger, of het nu gaat om een uitbreiding, verbetering of ontmanteling. Aanpassingen aan de technische leidingen zijn niet meer of moeilijk doenbaar wanneer ze in de chape zijn ingegoten. Het is beter hiervoor een aparte laag te voorzien, die bovendien toegankelijk blijft. Dit zorgt voor aanpasbare gebouwen. Extra sanitaire ruimtes worden plots mogelijk en wanneer die niet meer nodig zijn, kunnen de materialen worden gerecupereerd.
Demonteerbaarheid
Om hergebruik of recyclage toe te laten, moeten elementen die worden verbonden, maximaal demonteerbaar zijn, en uiteraard moet je ook aan kunnen. Gespoten polyurethaan (PUR) bv. heeft de eigenschap om hard te kleven aan andere materialen, die daardoor moeilijk te recycleren zijn, terwijl die afzonderlijk wel hadden kunnen worden gerecycleerd. Droge verbindingen (klemmen, steken, schroeven enz.) verdienen daarom de voorkeur op natte verbindingen (lijmen, spuiten, lassen enz.).
- Het klassieke metselwerk (bij de productie van cement worden grote hoeveelheden CO2 uitgestoten) kan worden vervangen door houtskeletbouw of andere droogbouwsystemen, zoals kliksystemen voor bakstenen, bv. clickbrick en facadeclick.
- Het gebruik van metalen nagels in houten constructies kan worden ingeruild voor schroeven of houten nagels.
- Het gieten van een chape, waarin de leidingen onherroepelijk worden ingesloten, kan plaats maken voor droge chapes, met gebruik van bv. Staenis-roosters.
- Je kunt leidingen in de muur inslijpen, maar je werkt liever in opbouw of in toegankelijke technische kokers.
- Als je materialen verlijmt, zijn ze niet meer scheidbaar en vervuild. Je kunt echter ook opteren voor schroeven of andere demonteerbare bevestigingen zoals pen-en-gatverbindingen.
Modulair bouwen
Door te werken met standaardafmetingen gaat de opbouw sneller. Containerwoningen, die er tegenwoordig helemaal niet meer uitzien zoals men zich een containerwoning voorstelt, zijn een klassiek voorbeeld.
Naarmate de componenten van het gebouw meer gestandaardiseerde afmetingen hebben en modulair kunnen worden gemonteerd en gedemonteerd, zullen de omschakelingen goedkoper, sneller en duurzamer zijn.
Enkele voorbeelden:
- Het stalen skeletbouwsysteem van Voestalpine Flexbuild is volledig omkeerbaar. Er kan ook gelaagd worden gewerkt.
- JuNoo-binnenwanden zijn volledig demontabel. JuuNoo biedt zelfs een terugkoopgarantie aan.
Doe-het-zelven
Voor de doe-het-zelver kan circulair bouwen een extra kans zijn. Vaak zijn de oplossingen immers niet alleen goedkoper (bv. bij hergebruik), maar ook eenvoudig toe te passen (bv. stapelen) en gezond (bv. leem heeft vochtregulerende eigenschappen).
Terwijl het met het pleisteren met kalkpleister zeer moeilijk is om een glad resultaat te verkrijgen, is dat bij leempleister minder een probleem. Er zijn firma’s die materialen leveren, waarna zij de eerste uren mee werken met de doe-het-zelver. Wanneer die het in de vingers heeft, kan hij zo zijn hele woning lemen.
De plaatsing van vloeren met een droge opbouw wordt gemakkelijker omdat zware machines niet meer nodig zijn. De materialen zijn lichter en fouten zijn herstelbaar (geen binding van het materiaal). Naargelang van de tijd en de kunde van de doe-het-zelver behoren zo ook de plaatsing van binnenwanden, isolatie, technische leidingen enz. tot de mogelijkheden.
Het is zaak om spaarzaam om te springen met leidingwater, zeker gezien de waterschaarste waarmee we geregeld worden geconfronteerd.
Regenwater gebruiken
Een gemiddeld persoon verbruikt ongeveer 95 liter water per dag. Voor een alleenstaande persoon is dat iets meer, voor een gezin van vier iets minder. Over een gans jaar kom je op ongeveer 35 m³ water per persoon. Aan gemiddeld iets meer dan € 4 per m³ gaat het voor een gezin van vier toch al gauw over een bedrag van € 560 per jaar.
Ongeveer de helft van dit verbruik kun je invullen met regenwater. Je kunt dit immers gebruiken voor het doorspoelen van de toiletten, de schoonmaak van jouw woning en de auto, de was en het besproeien van de tuin. Voor het koken, drinken, de vaat, het tandenpoetsen en het nemen van een bad of douche gebruik je echter het best leidingwater.
Een heel belangrijk principe is dat beide circuits gescheiden moeten blijven. Je zult wanneer je gebruik wilt maken van regenwater, een afzonderlijk circuit moeten aanleggen met afzonderlijke leidingen.
Wat dan als het regenwater op is? Dan kun je ofwel de regenwatertank bijvullen met kraantjeswater. Of je kunt overschakelen op een buffervat waar een kleine hoeveelheid kraantjeswater is opgeslagen. Of je kunt eventueel een dubbel leidingennet laten plaatsen, al is dat wel de duurste optie. Een goede dimensionering van de regenput zal hier zeker helpen.
Om de grootte van de regenwaterput in te schatten, kun je gebruik maken van de volgende vuistregels:
- Je schat de jaarlijkse vraag in door 20 000 liter te rekenen per bewoner. Voor een gezin met 4 personen geeft dat 80 000 liter.
- Je schat de hoeveelheid beschikbaar water in door het horizontaal oppervlak van het dak te vermenigvuldigen met 600 liter. Voor een woning met 80 m² dak komt dit neer op 48 000 liter.
- Vermenigvuldig de kleinste van beide bovenstaande waarden met 0,06. In het voorbeeld neem je 48 000 liter x 0,06 = 2 880 liter. Bijgevolg zal een tank van 3 000 liter volstaan. Let wel: wil je het regenwater ook gebruiken om de tuin in de zomer te besproeien, dan neem je beter een grotere tank. Vraag raad aan een vakman.
Opgelet met een groendak. Zo’n groendak is een interessante manier om in de zomer warmtedoorslag te voorkomen bij een plat dak en bevordert ook de biodiversiteit. Bovendien wordt regenwater langer vastgehouden zodat de riolering bij een bui niet plots sterk wordt belast. Het nadeel is echter dat het regenwater verkleurt. Hoewel niet schadelijk is het niet zo prettig om het toilet te spoelen met water dat er geel of bruinig uitziet.
Ofwel gebruik je dan het regenwater dat je recupereert, enkel voor de tuin en het wassen van de auto. Ofwel laat je een actieve koolfilter plaatsen om het water te filteren. Je moet die dan wel regelmatig vervangen.
Minder leidingwater gebruiken
Hiervoor zijn er enkele eenvoudige oplossingen.
Een douchespaarkop is zowat de meest gekende. De hoeveelheid water die doorkomt, wordt daarbij beperkt tot ongeveer 6 liter per minuut. Dat levert een besparing van de helft tot twee derde op ten opzichte van een standaarddouche.
Een bruismondstuk, dat je op een gewone kraan plaatst, beperkt het debiet en vermengt het water met lucht. Dat is nuttig voor de kraan waaronder je vaak je handen wast of waarmee je borden afspoelt. Maar het is niet nuttig wanneer je de kraan vooral gebruikt om iets vol te laten lopen, zoals een wastafel, een emmer, een spoelbak enz. Want dan is het enige effect dat je langer moet wachten.
Een douchewarmtewisselaar wordt onder de douche geplaatst en leidt het koude leidingwater langs of rond de afvoerleiding van de douche. Het verbruikte warme water zal zo, op weg naar de riolering, een deel van zijn warmte afgeven aan het koude water, dat minder moet worden opgewarmd.
Dit voorverwarmde water kan dan ofwel naar de warmteopwekker, bv. wanneer de badkamer een eigen doorstromer heeft omdat die bv. te ver van de centrale opwekker verwijderd is. Of je kunt het voorverwarmde water aansluiten op de koudwateraansluiting van de mengkraan. Dan zal voor de mengkraan minder warm water nodig zijn om een aangename temperatuur te verkrijgen.
Deze douchewarmtewisselaars bestaan in verschillende vormen en materialen. Verticale systemen zijn vaak efficiënter dan horizontale, maar daarvoor heb je dus plaats nodig onder de douche, meestal in de technische koker van de onderliggende verdieping, daar waar anders de waterafvoer loopt. Heb je die plaats niet, dan zijn er horizontale systemen beschikbaar, al dan niet geïntegreerd in de douchebak.
Ook het materiaal speelt een rol. Douchewarmtewisselaars uit metaal zoals koper halen het hoogste rendement, maar het duurt wel even voor ze op temperatuur zijn. Voor een gezin met vier, waarbij iedereen ’s morgens een douche neemt, is dergelijk systeem ideaal. Ben je echter alleen en douch je nooit lang, dan is een systeem in kunststof aangewezen. Het rendement is lager, maar de warmtewisselaar is sneller opgewarmd.
Er is een groeiende tendens om natuurinclusief te (ver)bouwen, d.w.z. samen met en niet ten koste van de natuur te (ver)bouwen. Dat zorgt voor een gezonder leefklimaat omdat planten fijn stof en CO2 opnemen, en heeft een positief effect op het psychische welbevinden van de bewoners. Door de natuur de kans te geven zichzelf te reguleren, kan ook de overlast voor de mens worden beperkt.
- Wadi’s helpen tegen wateroverlast, doordat het water in natte periodes in een vijver wordt verzameld. Ditzelfde water kan tegelijk als buffer dienen in droge periodes.
- Je kunt waterdoorlatende bestrating aanleggen.
- Je kunt vervuld water recupereren via rietvelden, die de organische delen zuiveren zodat dit water kan worden hergebruikt, zonder het rioleringsstelsel onnodig te belasten.
- Je kunt bomen aanplanten voor de schaduw die ze werpen op de woning of je terras. Gemiddeld is het op een warme dag zo’n 5 graden koeler in de schaduw van een grote boom. Zo hoef je misschien geen airco te plaatsen.
- Het aanplanten van bloemenweides zorgt in een stedelijke omgeving voor een positief effect op het psychisch welzijn van de bewoners.
- Je kunt een bijvriendelijk groendak aanleggen. De bij is een kritieke bouwsteen voor de natuur. Zo’n groendak heeft tegelijk een bufferende werking voor regenwater.
- Hellende daken of ook muren komen eveneens in aanmerking voor begroeiing.
- Het kan trouwens ook heel kleinschalig: bv. met bloembakken op je terras of met geveltuintjes aan de voorgevel van rijwoningen
Men kan zich de vraag stellen of elk individu per se moet streven naar het hebben van een eigendom, of het nu gaat om een woning of transportmiddelen.
Deeleconomie
Behalve een goed bereikbaar openbaar vervoer, kunnen ook platformen van deelmobiliteit in de buurt van de woning een pluspunt zijn. Het delen van auto’s en fietsen is alvast in opmars.
Waar voldoende mensen samenwonen, is er potentieel om verder te gaan met het deelprincipe. Denk bv. aan een gereedschapsbibliotheek.
Co-housing
Bij co-housing zijn er ruimten en voorzieningen voor gedeeld gebruik, bv. een wasplaats of een logeerkamer, met daarnaast private ruimten. Op deze manier beschikken bewoners over alle gebruikscomfort terwijl de investeringen en kosten worden gedeeld.
Wooncoöperaties
Dit is een model tussen kopen en huren met een aantal varianten, meestal met specifieke maatschappelijke doelstellingen: ecologische woongemeenschappen, sociale doelstellingen, kwetsbare doelgroepen enz. De coöperatie verhuurt de woningen en alle bewoners zijn vennoot van en dus mede-eigenaar. Zo huren de bewoners als het ware aan zichzelf.
Doorgaans worden de co-housingprincipes er gehanteerd. Bewoners huren een eigen woonruimte en delen gemeenschappelijke voorzieningen.
Service
In plaats van een goed aan te kopen wordt een dienstverlener betaald voor het gebruik van het goed. Dit zou in theorie moeten leiden tot het gebruik van circulaire technieken en materialen met langere levensduur, maar in de praktijk gaat het vaak om marketing om operationele leasing aan te prijzen. Heat-as-a-service bv. zou zinvol kunnen zijn voor grote appartementsgebouwen: gebruikers betalen een dienstverlener per eenheid geleverde warmte. De dienstverlener kan zijn winst optimaliseren door een energie- en kostenefficiënt onderhoud van de warmteproductie.
Bouwen en verbouwen moet binnen bestaande wettelijke kaders voldoen aan bepaalde eisen, zoals de EPB-regelgeving. Het gaat hierbij voornamelijk om het beperken van de CO2-uitstoot van een gebouw.
Daar hoeft het echter niet te stoppen. Wie dat wil, kan verder gaan in labels en certificaten die aan zijn gebouw kunnen worden toegekend, op vrijwillige basis.
De meeste labels op gebouwniveau focussen op een of meer onderdelen van het gebouw.
Bij quasi iedere bouw of grondige renovatie met een bouwvergunning is het verplicht om een EPB-dossier (EPB staat voor Energieprestatie en Binnenklimaat) te laten opstellen door een gecertificeerd verslaggever. Het resultaat van de berekening wordt uitgedrukt in het E-peil. Hoe lager deze waarde, hoe energiezuiniger. Het is een waarde ten opzichte van een referentiegebouw en geen reële weergave van het energieverbruik. Dat is immers afhankelijk van de aanwezige toestellen in de woning en van de gewoonten van de gebruikers.
De BEN-eisen, wat staat voor Bijna EnergieNeutraal, is de standaard voor nieuwbouwwoningen in Europa sinds 2021. Die eisen hebben tot doel om het energieverbruik en dus de CO2-voetafdruk van de gebouwen te verminderen.
NZEB is een ondertussen achterhaalde terminologie voor bijna energieneutrale gebouwen. Het was een Europees label, dat relatief vrij kon worden ingevuld door de Gewesten.
In Wallonië wordt het label QZEN of Bâtiments Quasi Zéro Energie sinds 2021 als standaard gebruikt voor nieuwe gebouwen. Voor verbouwingen wordt teruggegrepen naar de EPB-regelgeving.
Het Energieprestatiecertificaat is een verplicht document dat wordt opgemaakt bij de verkoop of verhuur van een wooneenheid. Het geeft via een kengetal aan wat het geschat jaarlijks energieverbruik is per bruikbare m² oppervlakte. Het doet ook voorstellen hoe het gebouw energetisch te verbeteren, met zelfs een raming van de kostprijs daarvoor. Die kan als leidraad dienen om renovaties te plannen en wil dan ook vooral de gebruikers sensibiliseren. De kostprijs van een EPC-verslag draait gemiddeld rond de € 200.
Een huis dat het passiefhuis-label krijgt, is een zeer energiezuinig gebouw dat het grootste deel van het jaar op kamertemperatuur blijft zonder actieve verwarming. De isolatie, de inplanting, de luchtdichtheid enz. zijn op zo’n manier uitgevoerd dat het huis quasi voldoende heeft aan passieve verwarming, afkomstig van de toestellen in de woning, de zonnewinsten en de warmte die door de gebruikers wordt afgegeven. Ook balansventilatie met een warmtewisselaar, die zorgt voor een goed binnenklimaat, is essentieel in een passief gebouw. Opwekking van groene energie door zonnepanelen of een zonneboiler is pas in een tweede fase belangrijk.
Labels kunnen ook op productniveau een indicatie geven van de duurzaamheid van. Het gaat dan voornamelijk over de productiewijze of het materiaal in zijn geheel.
Bij productlabels moet je je ervan bewust zijn dat producenten of sectorfederaties om marketingredenen vaak zelf labels introduceren. Geef de voorkeur aan labels die gebaseerd zijn op criteria die controleerbaar zijn door een onafhankelijke organisatie, die bovendien erkend is om specifieke controles uit te voeren. Op dit aparte platform kun je al meer vernemen.
Dit is een Duits label voor ecologische bouwmaterialen, waaronder hout en afgeleide producten zoals spaanplaten. Het label garandeert dat de productie op een milieuvriendelijke wijze gebeurt. Verder gelden er kwaliteitsvereisten en gezondheidscriteria.
Om een goed beeld te krijgen van de milieubelasting van een product is het noodzakelijk om een levenscyclusanalyse (LCA) te maken. Daarbij wordt een product beoordeeld gedurende alle levensfasen. De Milieuclassificaties van NIBE visualiseren het resultaat van de productvergelijking op milieugebied en meer bepaald op gebied van emissies, grondstoffenverbruik, landgebruik en hinder.
FSC (van Forest Stewardship Council, een internationale organisatie die ecologisch verantwoord, sociaal correct en economisch leefbaar bosbeheer wereldwijd promoot)) is een internationaal label voor duurzame bosbouw. Het geldt voor hout en afgeleide producten, en garandeert dat een product afkomstig is uit verantwoord beheerde bossen en/of gerecycleerd materiaal.
Het label kent drie varianten:
- FSC 100 % geeft aan dat het product volledig afkomstig is uit FSC-gecertificeerde bossen.
- FSC Mix geeft aan dat het product afkomstig is uit een productieproces waarbij FSC-materiaal wordt gemengd met gerecycleerd materiaal en/of gecontroleerd materiaal.
- FSC Recycled geeft aan dat een product gemaakt is uit 100 % gerecycleerd hout of gerecycleerde vezels.
Dit is een label voor herbruikbare producten, waaronder bouwmaterialen. Het garandeert goede omstandigheden voor materiaalgebruik, energie, water en arbeid.
Dit is het eerste kwaliteitsmerk voor duurzame kunststof bouwprofielen. Het certificeert bedrijven voor hun duurzaam totaalbeleid en duurzame processen en producten, van een verantwoorde aankoop over doordachte recyclage tot energie-efficiëntie en gebruik van hernieuwbare energie.