Overhoop met de fiscus? Wij helpen je op weg
Een fout in je belastingaangifte? Een onaangename brief van de fiscus? Of een boete die je onterecht vindt? Bij een conflict met de fiscus sta je vaak machteloos – maar dat hoeft niet zo te zijn. We helpen je je rechten te begrijpen en tonen welke stappen je kunt zetten.

In dit dossier lees je wat je kunt doen als je het oneens bent met de fiscus. We leggen uit hoe je bezwaar maakt, hoe een controle verloopt, wat je rechten zijn en welke procedures je eventueel kunt volgen. Of je nu net een brief van de fiscus kreeg, of al verwikkeld bent in een betwisting: hier vind je praktische antwoorden op al je vragen.
Hoeveel tijd heeft de fiscus om je te belasten?
Niet elke aanslag is geldig. Ook de fiscus moet zich houden aan strikte termijnen.
Bekijk de verschillende aanslagtermijnen
Je kreeg een bericht van wijziging: wat nu?
Als de fiscus je aangifte wil aanpassen, moet hij dat aankondigen met een formeel bericht. We leggen uit wat dat betekent en hoe je kunt reageren.
Meer over het bericht van wijziging
De fiscus belast je "van ambtswege" – wat betekent dat?
Als je je aangifte niet (correct) indient, mag de fiscus zelf je inkomsten schatten. Wat zijn de gevolgen en wat kun je doen?
Alles over de aanslag van ambtswege
Hoe teken je bezwaar aan?
Niet akkoord met een belastingaanslag? Dan kun je bezwaar maken. We leggen stap voor stap uit hoe je dat doet en wanneer.
Kan je nog reageren na de bezwaartermijn?
In sommige gevallen kun je een "vraag tot ambtshalve ontheffing" indienen als je te laat bent voor een klassiek bezwaar.
Meer over ambtshalve ontheffing
Wat mag de fiscus controleren – en hoe ver mag hij gaan?
Wat zijn je rechten tijdens een controle? Hoe zit het met bankgeheim, privacy of het opvragen van informatie bij derden?
Lees alles over fiscale controle
Wat als bezwaar niets oplevert?
Dan kun je naar de rechtbank stappen. We leggen uit hoe dat in z’n werk gaat, hoeveel tijd je hebt, en of je een advocaat nodig hebt.
Wat als het tot een rechtszaak komt?
Liever geen rechtszaak? Bemiddeling kan ook
Je kunt via de fiscale bemiddelingsdienst proberen tot een akkoord te komen vooraleer je naar de rechter stapt.
Lees meer over fiscale bemiddeling
Inzage in je dossier: jouw recht
Je hebt het recht om te weten wat er in je dossier staat bij de fiscus. Hoe vraag je dat op? En wat als je geen inzage krijgt?
Wat riskeer je bij fouten of fraude?
Wat zijn de mogelijke boetes en belastingverhogingen? En wanneer is er sprake van fraude volgens de fiscus?
Wat is een fiscale ruling?
Je kunt vooraf een akkoord sluiten met de fiscus om discussie te vermijden. Vooral interessant voor ondernemers.
Hulp nodig?
We helpen je graag verder. Onze juridische dienst beantwoordt je vragen en geeft persoonlijk advies. Contacteer ons of stel je vraag online.
In dit dossier lees je wat je kunt doen als je het oneens bent met de fiscus. We leggen uit hoe je bezwaar maakt, hoe een controle verloopt, wat je rechten zijn en welke procedures je eventueel kunt volgen. Of je nu net een brief van de fiscus kreeg, of al verwikkeld bent in een betwisting: hier vind je praktische antwoorden op al je vragen.
Hoeveel tijd heeft de fiscus om je te belasten?
Niet elke aanslag is geldig. Ook de fiscus moet zich houden aan strikte termijnen.
Bekijk de verschillende aanslagtermijnen
Je kreeg een bericht van wijziging: wat nu?
Als de fiscus je aangifte wil aanpassen, moet hij dat aankondigen met een formeel bericht. We leggen uit wat dat betekent en hoe je kunt reageren.
Meer over het bericht van wijziging
De fiscus belast je "van ambtswege" – wat betekent dat?
Als je je aangifte niet (correct) indient, mag de fiscus zelf je inkomsten schatten. Wat zijn de gevolgen en wat kun je doen?
Alles over de aanslag van ambtswege
Hoe teken je bezwaar aan?
Niet akkoord met een belastingaanslag? Dan kun je bezwaar maken. We leggen stap voor stap uit hoe je dat doet en wanneer.
Kan je nog reageren na de bezwaartermijn?
In sommige gevallen kun je een "vraag tot ambtshalve ontheffing" indienen als je te laat bent voor een klassiek bezwaar.
Meer over ambtshalve ontheffing
Wat mag de fiscus controleren – en hoe ver mag hij gaan?
Wat zijn je rechten tijdens een controle? Hoe zit het met bankgeheim, privacy of het opvragen van informatie bij derden?
Lees alles over fiscale controle
Wat als bezwaar niets oplevert?
Dan kun je naar de rechtbank stappen. We leggen uit hoe dat in z’n werk gaat, hoeveel tijd je hebt, en of je een advocaat nodig hebt.
Wat als het tot een rechtszaak komt?
Liever geen rechtszaak? Bemiddeling kan ook
Je kunt via de fiscale bemiddelingsdienst proberen tot een akkoord te komen vooraleer je naar de rechter stapt.
Lees meer over fiscale bemiddeling
Inzage in je dossier: jouw recht
Je hebt het recht om te weten wat er in je dossier staat bij de fiscus. Hoe vraag je dat op? En wat als je geen inzage krijgt?
Wat riskeer je bij fouten of fraude?
Wat zijn de mogelijke boetes en belastingverhogingen? En wanneer is er sprake van fraude volgens de fiscus?
Wat is een fiscale ruling?
Je kunt vooraf een akkoord sluiten met de fiscus om discussie te vermijden. Vooral interessant voor ondernemers.
Hulp nodig?
We helpen je graag verder. Onze juridische dienst beantwoordt je vragen en geeft persoonlijk advies. Contacteer ons of stel je vraag online.
Het antwoord is: 18 maanden.
Als je aangifte volledig is en volgens de regels werd ingediend (dus tijdig en ondertekend), en de fiscus niet beslist om ze te wijzigen met een bijkomende belasting tot gevolg, heeft hij tot 30 juni van het jaar ná het aanslagjaar om het bedrag van de belasting vast te leggen, de aanslag te vestigen zoals men zegt (ook nog "inkohieren" genoemd).
De fiscus moet je dat in een aanslagbiljet toesturen. Daarvoor schrijft de wet geen termijn voor. Normaliter ontvang je dat document 2 tot 3 dagen nadat de aanslag werd gevestigd. Maar soms gebeurt de verzending nog manueel, en dan is het niet uitgesloten dat je aanslagbiljet veel later wordt toegezonden.
Let wel: als de fiscus je aangifte wil wijzigen om zo een bijkomende belasting te vestigen, moet hij je eerst een bericht van wijziging bezorgen. Dat bericht van wijziging moet gemotiveerd zijn. Bovendien mag de aanslag niet worden gevestigd vóór je een maand hebt gekregen om op het bericht te antwoorden.
Mocht de fiscus je belasting niet binnen die termijn van 18 maanden hebben gevestigd, dan ben je geen belasting verschuldigd. Bovendien moet hij je dan alle voorheffingen en voorafbetalingen terugbetalen die hij heeft ontvangen.
Maar niet te vroeg gejuicht! Als je te snel je voorheffingen en voorafbetalingen terugeist, zal de controleur je aangifte uitpluizen om maar iets te vinden om ze te kunnen wijzigen. Slaagt hij daarin, dan zit je met een onvolledige aangifte en dan krijgt hij 18 maanden extra om zijn werk te doen.
Als je geen aanslagbiljet hebt ontvangen, wacht je beter tot de termijn voorbij is waarbinnen de fiscus je aangifte kan controleren, alvorens de sommen via een bezwaarschrift terug te eisen.
Het antwoord is: 3 jaar.
Zodra de controleur ze kan wijzigen met een belastingtoeslag tot gevolg, wordt de normale aanslagtermijn met 18 maanden verlengd. De controleur heeft in dat geval dus tot 31 december van het tweede jaar ná het aanslagjaar om de aanslag te vestigen. M.a.w. hij heeft tot het einde van het derde jaar na dat waarin de inkomsten werden verkregen.
- Als de aangifte niet of laattijdig wordt ingediend, dan heeft de controleur 4 jaar in plaats van 3 jaar.
- Als je vóór het einde van de aanslagtermijn een bezwaarschrift hebt ingediend, krijgt de controleur als extraatje de periode dat de bezwaarprocedure loopt, maar in geen geval méér dan 6 maanden.
- Als de adviseur-generaal naar aanleiding van een bezwaarschrift de belastingheffing om een andere reden dan verjaring nietig heeft verklaard, kan de controleur een nieuwe belasting vestigen. Hij heeft hiervoor 3 maanden nadat de beslissing niet meer vatbaar is voor beroep. Dat komt neer op 6 maanden na de beslissing van de adviseur-generaal.
- Als het de rechtbank is die een aanslag nietig verklaart om een andere reden dan verjaring, kan de fiscus een nieuwe aanslag ter beoordeling voorleggen aan de rechtbank. De wet legt daarvoor geen termijn op.
- In geval van fraude wordt de normale termijn van 3 jaar verlengd tot 10 jaar. Een vergetelheid te goeder trouw, een te laat ingediende aangifte of een vergissing, dat is geen fraude.
- Als de fiscus inlichtingen krijgt uit het buitenland, heeft hij in sommige gevallen 6 jaar om de aangifte te controleren en de belasting te vestigen.
Zodra de aanslag op je naam is gevestigd, kun je je er nog tegen verzetten. De eerste manier is via een bezwaarschrift, de tweede via een ambtshalve ontheffing. Die tweede behandelen we apart, want ze geldt alleen in een aantal specifieke omstandigheden.
Een bezwaarschrift kan wanneer je het bedrag van de belasting dat de fiscus op je naam heeft gevestigd, wilt laten wijzigen of nietig verklaren, bv. omdat je in je aangifte zelf een fout hebt begaan (onjuist bedrag ingevuld, iets vergeten) en daarom het belastingbedrag wilt laten aanpassen.
Je moet je bezwaar tegen de aanslag in het kader van de personenbelasting richten aan de bevoegde adviseur-generaal van de administratie belast met de vestiging van de inkomstenbelasting (vroeger sprak men van de "gewestelijke directeur der belastingen"). Je vindt zijn adres rechts bovenaan op de keerzijde van de eerste bladzijde van je aanslagbiljet.
Je bezwaar is toch geldig mocht je het per vergissing hebben gestuurd naar de controleur, de ontvanger of een andere adviseur-generaal dan degene die voor jouw belasting bevoegd is (bv. doordat je pas bent verhuisd). De betrokkene zal je bezwaar naar de bevoegde adviseur-generaal doorsturen, en de datum waarop eerstgenoemde jouw brief heeft ontvangen, geldt wel degelijk als datum waarop je je bezwaar effectief hebt ingediend.
Zowel de belastingplichtige zelf als de ex-partner met wie hij/zij was getrouwd of wettelijk heeft samengewoond, kan een bezwaarschrift indienen als de fiscus de belasting die werd gevestigd bij die persoon kan verhalen.
Er zijn twee manieren om je bezwaarschrift te versturen
1. Schriftelijk
Wij beschikken daarvoor over een modeldocument.
Als je de brief met de post verstuurt, doe je dat het best aangetekend.
Wanneer je getrouwd bent of wettelijk samenwoont, is het aangeraden om allebei het document te tekenen. Maar op zich is het ontbreken van de handtekening geen punt: sinds de circulaire van 3/2/2016 is dat geen voldoende reden om het bezwaar te verwerpen als vaststaat van wie het uitgaat.
Je mag de brief ook laten versturen door de advocaat of de belastingconsulent die je daartoe hebt gemachtigd.
Je moet bepaalde vormvereisten in acht nemen:
- Vermeld naam en adres, het artikelnummer van de rol en het betrokken aanslagjaar, of sluit meteen een kopie in van het aanslagbiljet in kwestie.
- Vraag dat het belastingbedrag wordt gewijzigd of nietig wordt verklaard en geef de precieze redenen op. Gewoon je aanslagbiljet terugsturen met daarop in het groot "niet akkoord" heeft geen enkele zin.
2. Online via de website MyMinfin
Bepaalde gegevens zijn in dat geval al vooraf ingevuld en je ziet meteen tegen welke belastingaanslag je nog een bezwaar kunt indienen.
Wij raden stellig aan om erop aan te dringen dat je zou worden gehoord vóór de adviseur-generaal een beslissing neemt. Zo kun je voelen welke wending de zaak neemt en eventueel nog een paar elementen zoeken die je stelling staven. Dien desnoods een bijkomend bezwaarschrift in.
Als je op basis van het aanslagbiljet waartegen je bezwaar hebt ingediend, een bedrag aan belasting moet betalen, stuur de ontvanger dan eventueel een kopie van je bezwaarschrift en vraag hem te wachten tot hij het bedrag kent van het zeker en vaststaand gedeelte. Dat is de enige som die je hem sowieso moet betalen (je mag desgewenst nochtans het volledige bedrag betalen en afwachten; als dan een gunstige beslissing volgt, zul je het te veel betaalde bedrag terugkrijgen plus 7 % intresten per jaar vanaf de maand volgend op je storting tot die van de terugbetaling). Als de ontvanger niet op de hoogte is van je bezwaarschrift, zal hij verder het volledige bedrag aan belasting blijven eisen.
De termijn is vrij kort en de berekeningswijze ervan biedt de fiscus een abnormaal groot voordeel.
- Je bezwaarschrift moet uiterlijk binnen een jaar in handen zijn van de bevoegde adviseur-generaal, te rekenen vanaf de derde werkdag na de verzendingsdatum vermeld op het aanslagbiljet. Als je het aanslagbiljet elektronisch ontvangt, begint die termijn van een jaar te lopen vanaf de datum waarop het document ter beschikking werd gesteld. Als dat jaar afloopt op een zaterdag of een zon- of feestdag, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
Voor een brief die met de gewone post werd verstuurd, moet je de tijd incalculeren voor de verzending. Want het is het de dag waarop hij op het kantoor van de fiscus aankomt, die telt, dus hij moet binnen de kantooruren zijn aangekomen.
Als je brief aangetekend hebt verzonden, geldt de datum van de poststempel als de datum waarop het bezwaar werd ingediend.
Voor een elektronisch ingediend bezwaarschrift is middernacht de deadline.
- Als je bezwaarschrift eenmaal tijdig is ingediend, mag je, zolang de adviseur-generaal geen uitspraak heeft gedaan, je bezwaarschrift nog aanvullen (zowel met nieuwe elementen als met een ander punt dat je betwist i.v.m. de aangerekende belasting), en dat zelfs als de normale termijn inmiddels al verstreken is.
- De bezwaartermijn kan alleen in geval van overmacht worden verlengd. Dat is bv. zo als je alleen woont en heel de bezwaartermijn lang in het ziekenhuis opgenomen was. De rechtbanken interpreteren het begrip "overmacht" heel streng. Zo werd al geweigerd om de termijn te verlengen toen belastingplichtigen aanhaalden dat hun boekhouder nalatig was geweest of om een ernstige reden verhinderd was geweest. Daarentegen werd wel als overmacht aanvaard dat de aangetekende zending die een belastingplichtige tijdig op de post had afgegeven, verloren was gegaan.
Het is maar de vraag of de fiscus zich wel kan baseren op de datum vermeld op het aanslagbiljet als jij beweert dat je je aanslagbiljet niet hebt ontvangen. Het gebeurt immers wel eens dat een brief niet bij de juiste geadresseerde terechtkomt…
De verzendingsdatum op het aanslagbiljet is een eenzijdige aanduiding van de administratie. Meer nog, hij wordt aangebracht op het aanslagbiljet vóór dat document op de post gaat. De datum vormt dus geen absoluut bewijs van de verzending zelf noch van de datum ervan.
In twee arresten besliste het Hof van Cassatie immers het volgende: als een belastingplichtige betwist dat hij zijn aanslagbiljet heeft ontvangen of beweert dat hij het pas zo laat heeft ontvangen dat het onmogelijk was om binnen de wettelijke termijn een bezwaarschrift in te dienen, is het aan de fiscus om het tegendeel te bewijzen. Anders moet men ervan uitgaan dat de belastingplichtige het slachtoffer is geweest van overmacht en moet men hem de kans geven om nog een bezwaarschrift in te dienen zodra hij kennis heeft genomen van de belasting (7/1/1993, Fiscale Jurisprudentie – Jurisprudence fiscale, 93/95 en 93/96). Hoewel die arresten betrekking hebben op de periode waarin de fiscus de aanslagbiljetten nog aangetekend moest versturen, verandert dat ons inziens niets aan de oplossing die het Hof van Cassatie naar voren heeft geschoven.
Ook blijkt uit de rechtspraak dat als je geen aanslagbiljet hebt ontvangen maar gewoon een verzoek tot betalen of een rappel, dat niet het begin van de bezwaartermijn vormt (Hof van Cassatie, 3/11/1995 en hof van beroep van Brussel, 18/4/1996). In dat geval heb je immers onvoldoende informatie om een goed geargumenteerd bezwaar te formuleren.
1. Het bezwaar wordt onderzocht
Je ontvangt een bericht van ontvangst van je bezwaarschrift. De adviseur-generaal laat je bezwaarschrift dan door een inspecteur onderzoeken. Die zal je misschien om bijkomende documenten of inlichtingen vragen. Daarbij moet hij zich wel strikt tot je bezwaar beperken.
De inspecteur mag ook – maar dan uitsluitend binnen het kader van je bezwaar – andere personen ondervragen, zoals je werkgever of je bank. Hou er dus rekening mee dat het bankgeheim ten opzichte van de fiscus dan vervalt, en dat zelfs als de bezwaartermijn inmiddels verstreken is.
Omschrijf het voorwerp van je bezwaar zeer nauwkeurig: men mag je immers alleen om bijkomende inlichtingen vragen die duidelijk verband houden met wat je betwist.
2. De controle-, de aanslag- en de verjaringstermijn wordt verlengd
Als je vóór het einde van de controletermijn een bezwaarschrift hebt ingediend, wordt zowel de controletermijn als de aanslagtermijn verlengd met de termijn dat de bezwaarprocedure loopt. Als de adviseur-generaal echter méér dan 6 maanden nodig heeft om zijn beslissing te nemen, wordt de verlenging beperkt tot 6 maanden.
De verjaringstermijn, die bepaalt tot wanneer de ontvanger belasting kan innen, wordt opgeschort voor de periode waarin de fiscus je bezwaarschrift onderzoekt.
Ofwel:
- verkies je om de beslissing van de adviseur-generaal niet af te wachten en wil je je geluk alvast proberen bij de fiscale bemiddelingsdienst.
Let wel: mocht de adviseur-generaal een beslissing nemen nog vóór de bemiddelingsdienst zijn bemiddelingsverslag heeft opgesteld, dan eindigt de bemiddelingsopdracht automatisch.
- wacht je de beslissing van de adviseur-generaal af. In principe heeft die daarvoor tijd tot 6 maanden na de ontvangst van je bezwaarschrift. Als het bezwaarschrift gericht was tegen een aanslag van ambtswege, bedraagt de termijn 9 maanden. Hou er rekening mee dat de adviseur-generaal de beslissing niet persoonlijk moet nemen. Hij mag een andere ambtenaar daarmee belasten. De uiteindelijke beslissing wordt aangetekend meegedeeld. Als je verhuist nog vóór de adviseur-generaal je zijn beslissing heeft toegestuurd, laat het hem dan beter weten. De fiscus heeft wel toegang tot het rijksregister waar o.m. je domicilie in wordt bijgehouden, maar de rechtbanken gaan ervan uit dat als je de adviseur-generaal je nieuw adres niet had bezorgd en hij de beslissing naar je oud adres had gestuurd, de termijn van 3 maanden om de zaak voor de rechtbank te brengen toch begint te lopen vanaf de verzending naar dat oud adres!
De adviseur-generaal mag alleen uitspraak doen over het voorwerp van je bezwaarschrift. Hij mag in dit stadium geen gebruik maken van de aanslagmethode door tekens of indiciën – tenzij de controleur die methode zelf heeft gebruikt – en hij mag je evenmin belasten op nieuwe inkomsten die tijdens het onderzoek aan het licht zijn gekomen.
Als de adviseur-generaal beslist dat de aanslag nietig moet worden verklaard wegens een andere procedurefout dan het niet-naleven van de aanslagtermijn, kan de controleur weer van voren af aan beginnen. Hij heeft hiervoor drie maanden nadat de beslissing niet meer vatbaar is voor beroep. Dat komt neer op zes maanden na de beslissing van de adviseur-generaal.
Leg je je niet neer bij de beslissing van de adviseur-generaal, dan kun je:
- De zaak voor de rechtbank van eerste aanleg brengen. Je hebt daar evenwel slechts 3 maanden de tijd voor.
- De adviseur-generaal schriftelijk vragen om fouten in zijn beslissing recht te zetten. Dat is een nieuwe beroepsmogelijkheid voor beslissingen genomen sinds 1/5/2018, ingevoerd om de rechtbanken enigszins te ontlasten. Je moet dat verzoek tot rechtzetting indienen binnen dezelfde termijn van 3 maanden volgend op de verzending van de beslissing. De adviseur-generaal heeft dan één maand om te antwoorden, waarna je alsnog een rechtsprocedure kunt starten.
Heeft de adviseur-generaal na de 6 (9) maanden de knoop nog niet doorgehakt, dan moet je er ofwel van uitgaan dat je bezwaar werd verworpen en breng je je zaak onmiddellijk voor de rechtbank van eerste aanleg, ofwel neem je contact op met de dienst die je bezwaarschrift moet behandelen om te zien hoe het ermee staat en wanneer je de beslissing mag verwachten. Al naargelang het antwoord dat je krijgt, kun je beslissen om nog te wachten of de zaak al voor de rechtbank van eerste aanleg te brengen.
De vraag tot een ambtshalve ontheffing is een soort van bezwaar waar je alleen in een aantal specifieke omstandigheden gebruik van kunt maken. Ook heb je méér tijd om je aanvraag in te dienen.
Je kunt slechts voor de volgende zeven vergissingen of onachtzaamheden een ambtshalve ontheffing vragen:
- een louter materiële fout (bij het optellen of overschrijven). Let op! Is de fout te wijten aan het feit dat je de wet niet kende of hem verkeerd interpreteerde, dan is een ambtshalve ontheffing niet mogelijk. Tenzij een verkeerd bedrag werd ingevuld ten gevolge van een foutieve berekening gebaseerd op een slechte interpretatie van een complexe regelgeving (bv. bij de energiebesparende uitgaven: indien je de totale uitgave had aangegeven in plaats van het bedrag van de belastingvermindering van 40 %; circulaire van 22/9/2014). Een bezwaarschrift verdient daarom altijd de voorkeur om tegen een fout te reageren. Aarzel echter niet om een ambtshalve ontheffing aan te vragen wanneer de bezwaartermijn verstreken is, zelfs al ben je niet zeker dat het om een materiële fout gaat. De grens tussen beide soorten van fouten is immers niet altijd makkelijk te trekken;
- een fout waardoor een dubbele aanslag is ontstaan: je hebt bv. het onderhoudsgeld aangegeven dat je van je ex krijgt, hoewel hij die som niet mag aftrekken;
- nieuwe feiten of elementen die aan het licht zijn gekomen: je beschikt nu over documenten die je om gegronde redenen niet eerder kon voorleggen (ziekte, diefstal, brand,...), een uitspraak van het Arbitragehof dat de nietigheid uitspreekt. Andere nieuwe rechtspraak of een gewijzigde interpretatie van de fiscus vormen geen nieuwe elementen;
- een persoon te kort bij de personen ten laste of bij de personen met een handicap;
- een belastingvermindering waarop men recht had, die niet werd toegekend, bv. voor giften, kinderoppas, energiebesparende uitgaven, de beveiliging tegen brand of inbraak, de hypotheeklening en bijbehorende levensverzekering voor de enige eigen woning (vanaf het inkomstenjaar 2014);
- geen verrekening van de ingehouden bedrijfsvoorheffing of de voorafbetalingen die je hebt gedaan;
- niet-toekenning van het belastingkrediet voor kinderen ten laste of dat voor kleinverdieners.
Heb je om dezelfde reden voordien al een bezwaarschrift ingediend dat werd verworpen (weliswaar niet omwille van de termijn of vormvereisten, en ook niet omdat het niet aan de bevoegde persoon was gericht), dan kun je geen aanspraak meer maken op een ambtshalve ontheffing.
Het volstaat dat je de fiscus schriftelijk laat weten waarom je recht hebt op een ambtshalve ontheffing. Je hoeft je daarvoor niet per se te wenden tot de adviseur-generaal van de administratie belast met de vestiging van de inkomstenbelasting; zolang de administratie van de directe belastingen maar op de hoogte wordt gebracht, speelt het geen rol of dat via een controleur, ontvanger, inspecteur of adviseur-generaal is.
Verstuur de brief aangetekend om een bewijs in handen te hebben van de verzending en van de datum. In ieder geval zou je een bericht van ontvangst moeten ontvangen.
Wij raden ten zeerste aan om de correctie aan te vragen in de vorm van een bezwaarschrift gericht aan de adviseur-generaal binnen de bezwaartermijn. Dat heeft een groot voordeel: ben je nog binnen de bezwaartermijn, dan voorkom je zo het gediscussieer over de vraag of het wel om een van de zes gevallen gaat waarvoor een ambtshalve ontheffing mogelijk is. Is de bezwaartermijn al verstreken, dan wordt je vraag automatisch als een verzoek om ambtshalve ontheffing beschouwd.
Je hebt 5 jaar tijd om de administratie op de elementen te wijzen die je recht geven op een ambtshalve ontheffing:
- als er iets is misgelopen met de personen ten laste, de personen met een zware handicap, met de bedrijfsvoorheffing of de voorafbetalingen, of met het belastingkrediet, begint die termijn te lopen op 1 januari van het jaar ná dat waarin u de betrokken inkomsten hebt ontvangen;
- in de andere gevallen begint die termijn te lopen op 1 januari van het jaar waarin de aanslag werd gevestigd.
- De beslissing over je vraag tot ambtshalve ontheffing wordt genomen door de adviseur-generaal of door een door hem gedelegeerde ambtenaar.
- Anders dan bij een bezwaarschrift verlengt een vraag tot ambtshalve ontheffing de controle- en aanslagtermijn niet. De verjaringstermijn daarentegen, die bepaalt tot wanneer de ontvanger belasting kan innen, wordt opgeschort voor de periode waarin de fiscus je vraag tot ambtshalve ontheffing onderzoekt.
Net als bij een bezwaarschrift moet de beslissing binnen 6 maanden worden genomen (of 9 maanden als de betwiste belasting van ambtswege werd gevestigd).
- Werd na 6 (9) maanden de knoop nog niet doorgehakt, dan moet je er ofwel van uitgaan dat je vraag tot ambtshalve ontheffing werd verworpen en breng je je zaak onmiddellijk voor de rechtbank van eerste aanleg, ofwel neem je contact op met de dienst die je vraag moet behandelen om te zien hoe het ermee staat en wanneer je de beslissing mag verwachten. Al naargelang het antwoord dat je krijgt, kun je beslissen om nog te wachten of de zaak al voor de rechtbank van eerste aanleg te brengen.
- Als je in het ongelijk wordt gesteld, heb je 3 maanden om je zaak voor de rechtbank te brengen.
In bepaalde gevallen belast de fiscus je – van ambtswege – op je vermoedelijke inkomsten in plaats van op je werkelijke inkomsten.
Er zijn slechts vier gevallen waarin de fiscus kan overgaan tot een aanslag van ambtswege:
- als je de aangifte niet tijdig hebt teruggestuurd (in de regel is dat de laatste werkdag van de maand juni) of als een of ander essentieel element ontbreekt (bv. je handtekening);
- als de controleur je aangifte had teruggestuurd omdat ze onvolledig was, maar je ze niet hebt verbeterd;
Let op! In die twee gevallen mag er echter geen sprake zijn van een aanslag van ambtswege indien:
- – de belasting normaal werd gevestigd op grond van een niet volgens de regels ingediende aangifte;
– je een bericht van wijziging hebt ontvangen. - als je niet binnen één maand hebt geantwoord op een vraag om inlichtingen of op een bericht van wijziging;
- als je weigert inzage te geven in de boeken, documenten of registers die de fiscus vraagt om je aangifte te controleren.
De aanslag van ambtswege moet je in een aangetekend schrijven worden meegedeeld. Je moet erin kunnen lezen waarom de controleur die procedure toepast, op welk inkomstenbedrag hij van plan is je te belasten, en op grond van welke elementen hij die inkomsten heeft kunnen bepalen.
Een aanslag van ambtswege heeft vervelende gevolgen.
Het belangrijkste is dat het aan jou is om het precieze bedrag van je belastbare inkomsten te bewijzen. Voor jou geldt dus niet langer het vermoeden dat je aangifte correct is en dat de fiscus moet bewijzen wat belastbaar is, zoals wanneer hij iets wil wijzigen aan wat je in je aangifte had ingevuld.
Die omkering van de bewijslast is een ernstige zaak als de fiscus je belastbaar inkomen of het bedrag van je aftrekbare kosten betwist. Ze is dat veel minder wanneer alles louter rond een principekwestie draait terwijl het bedrag zelf van je inkomsten of kosten niet wordt betwist (bv. als de discussie draait rond het al dan niet belastbaar zijn van een vergoeding waarvan het bedrag gekend is).
- Voor het antwoord heb je tijd tot uiterlijk één maand na de verzendingsdatum van het aangetekend schrijven. Wij beschikken daarvoor over een modeldocument.
Als je niet antwoordt, heeft dat geen invloed op het belastingbedrag dat je zult moeten betalen, maar je laat een kans voorbijgaan om tot een akkoord te komen met je controleur. Meer dan eens zijn controleurs bereid om het inkomstenbedrag waarmee ze rekening hebben gehouden of de sanctie die ze hadden aangekondigd, te herzien. - Je kunt eventueel het gebruik van die procedure betwisten als je door overmacht verhinderd bent geweest om je aangifte tijdig op te sturen of om tijdig gevolg te geven aan een bericht van wijziging, een vraag om inlichtingen of een verzoek om uw aangifte te verbeteren.
- Je kunt ook de inhoud van de aanslag van ambtswege betwisten. Dat is lang niet makkelijk als het gaat om het bedrag van je inkomsten of kosten. Leg daarom alles van A tot Z uit en probeer eventueel de controleur zelf te spreken.
De controleur mag immers hoe dan ook niet overdrijven: de aanslag van ambtswege is nietig als hij je belastbare inkomsten willekeurig heeft vastgelegd en daarbij fel van de werkelijke toestand is afgeweken of zogenoemde tekens en indiciën heeft gebruikt die niet ernstig zijn enz. - Het is niet omdat je van ambtswege werd belast dat je niet meer met de controleur kunt discussiëren. Het is beter dat je via onderhandelingen probeert om de belastbare basis te verlagen, dan dat je het precieze bedrag van je inkomsten moet bewijzen.
- De controleur mag de belasting pas heffen als de antwoordtermijn van 1 maand voorbij is.
Daar zijn twee uitzonderingen op: als je hebt nagelaten om tijdig te antwoorden op een bericht van wijziging en als de controleur goede redenen heeft om te vrezen dat je onvermogend zult worden. Dan mag hij je een formulier van kennisgeving sturen en je terstond belasten. - Als de controleur geen rekening houdt met je argumenten, is hij wettelijk wel verplicht om uit te leggen waarom. Dat is interessant als je later tegen de aanslag bezwaar wilt indienen.
Voor zover je je aangifte correct hebt ondertekend en tijdig hebt ingediend, is de vestiging van een aanslag die hoger ligt dan louter op grond van de aangifte, van nul en generlei waarde als je geen bericht van wijziging hebt ontvangen.
We stellen nochtans vast dat controleurs vrij geregeld vergeten om de betrokkenen te verwittigen. Het volstaat om daar in een bezwaarschrift op te wijzen en een ontheffing aan te vragen. De controleur kan de procedure daarna wel van voren af aan herbeginnen, maar zo krijg je tenminste de kans om te discussiëren.
- Een bericht van wijziging moet met redenen omkleed zijn: de controleur moet aanstippen op welke feiten en op welke wettelijke regels hij zich baseert, zodat je een stelling kunt innemen en eventueel je antwoord kunt motiveren. Die verplichting gaat niet zo ver dat de controleur je tot in detail moet laten weten over welke bewijsmiddelen hij beschikt. Maar hij mag zich er niet van afmaken met een kort "volgens de informatie waarover ik beschik, bedragen je inkomsten € x".
- Bovendien moet het bericht van wijziging je in een aangetekend schrijven worden toegestuurd. Anders is het nietig, net als de belasting overigens die achteraf op grond van die wijziging wordt gevestigd.
- In zijn arrest van 3/1/1997 heeft het Hof van Cassatie beslist dat een bericht van wijziging aan beide echtgenoten moet worden gericht. Sinds wettelijk samenwonenden in de personenbelasting worden gelijkgesteld met echtparen, mag men de lijn voor hen doortrekken. Let wel: dat betekent niet dat het bericht twee keer moet worden opgestuurd, één enkel schrijven gericht aan beiden volstaat.
Anders is het aan de fiscus om te bewijzen dat de tweede partner er tijdig kennis van had gekregen. Als hij dat niet kan, is het alsof er geen bericht van wijziging was verstuurd. - Als het bericht van wijziging betrekking heeft op inkomsten verworven in het jaar dat een echtpaar apart is gaan wonen, moet de controleur beide ex-partners elk apart verwittigen.
- Verklaar je in geen geval overhaast akkoord met de wijziging, tenzij je merkt dat je je effectief hebt vergist. Weeg de argumenten in je antwoord ook heel goed af zodat je de fiscus geen elementen aanreikt op grond waarvan hij jou of iemand anders bijkomend kan belasten. Zodra het om een aanzienlijk som gaat, is het aangeraden om je door een specialist te laten bijstaan. Maar voor een wijziging van het bedrag van je beroepskosten kun je zelf proberen om de controleur ervan te overtuigen dat je recht in je schoenen staat. Bel hem desnoods op om over de zaak te spreken en tot een akkoord te komen.
Wij beschikken over een modeldocument dat je kan helpen. - De controleur moet je schriftelijk antwoord ontvangen uiterlijk één maand nadat het bericht van wijziging je werd toegezonden. Voor ernstige redenen kan hij een verlenging toestaan. Bezorg de controleur hoe dan ook tijdig een schriftelijke reactie, zelfs al heb je hem opgebeld of heb je een persoonlijk onderhoud met hem gehad. Een antwoord op het bericht van wijziging via e-mail of fax wordt aanvaard (Bulletin van Vragen en Antwoorden, Senaat 2004-05, nr. 3-31, 2157).
- Als de antwoordtermijn eenmaal voorbij is, mag de controleur de belasting vestigen die hij heeft vastgelegd volgens de gegevens in het bericht van wijziging. Hij mag zich in geen geval op een hoger bedrag baseren. Hij is niet verplicht om – volledig of ten dele – rekening te houden met je antwoord.
- De controleur die geen rekening houdt met de argumenten in je antwoord, is wettelijk verplicht om uit te leggen waarom. Dat is interessant als je later tegen de aanslag bezwaar wilt indienen.
Als je de belastingwetgeving hebt overtreden, kan de belastingadministratie je op eigen initiatief een fiscale boete of een belastingverhoging opleggen. Men spreekt van administratieve sancties.
Daarnaast kun je als fraudeur ook nog eens door een correctionele rechtbank worden veroordeeld tot een geldboete en/of een gevangenisstraf. Dat zijn strafrechtelijke sancties. Die laten we hier terzijde.
- Een fiscale boete is de lichtste sanctie. De hoofdcontroleur mag ze opleggen zodra je een belastingregel overtreedt, bv. omdat je aangifte onvolledig is of niet tijdig werd ingediend of omdat je niet antwoordde op een vraag om inlichtingen.
Als je je aangifte niet tijdig zult kunnen indienen, vraag je beter uitstel. - In principe kun je voor een en dezelfde inbreuk naast een fiscale boete ook nog eens een belastingverhoging oplopen. Maar de boete wordt overgeslagen als de verhoging voldoende zwaar is, d.w.z. als het bedrag ervan beduidend hoger ligt dan dat van de boete (Commentaar op het Wetboek Inkomstenbelastingen '92, 445/5).
Hoe?
De hoofdcontroleur moet je een aangetekende brief sturen met niet alleen het bedrag van de boete, maar ook de reden waarom hij ze je oplegt.
Hoeveel?
Het tarief schommelt tussen € 0 in geval van overmacht, € 50 voor een eerste inbreuk zonder enige fraude, en € 1 250 vanaf de tweede inbreuk waarbij doelbewust belasting werd ontdoken.
Hoe kun je je verdedigen?
Je hebt één maand om de boete te betwisten en je argumenten schriftelijk te bezorgen.
Als de boete eenmaal is gevestigd, zijn er twee mogelijkheden:
- Je kunt een bezwaarschrift indienen bij de adviseur-generaal van de administratie belast met de vestiging van de inkomstenbelasting.
- Als een bezwaar niet meer mogelijk is, kun je een vermindering of kwijtschelding vragen bij de Cel Administratieve Sancties van de Fiscale Bemiddelingsdienst, met vermelding van de reden waarom je je niet in orde kon stellen met de fiscale regelgeving.
Als je bepaalde inkomsten niet aangaf of je aangifte te laat indiende, kan de fiscus je niet alleen eventueel een boete, maar ook een belastingverhoging opleggen. Volgens het Hof van Cassatie kan de verwerping van beroepskosten ook aanleiding geven tot een belastingverhoging (10/4/2002, Rechtskundig Weekblad, 2005-06, nr. 3, blz. 116).
Uitzondering: de fiscus mag alleen een boete, en niet ook nog eens een belastingverhoging aanrekenen als hij je bijkomende belasting heeft doen betalen op grond van tekens en indiciën. Althans als je geen zelfstandige bent. Voor zelfstandigen is daarover enige controverse.
Hoeveel?
- Belastingverhogingen zijn een bepaald percentage van de belasting berekend op de niet-aangegeven inkomsten, zonder rekening te houden met de gemeentelijke opcentiemen, maar na aftrek van de voorheffingen en voorafbetalingen. Ze komen boven op de belasting in kwestie. Voor een eerste inbreuk bv. bedraagt de verhoging 0 % in geval van overmacht, 10 % als jou geen fraude kan worden verweten, en 50 % als je doelbewust belasting hebt ontdoken. Als je valsheid in geschrifte hebt gepleegd of hebt geprobeerd om een ambtenaar van de fiscus om te kopen, bedraagt het verhogingspercentage altijd 200 %.
- Het bedrag is evenwel begrensd, en dat zowel naar onderen als naar boven:
1. Er is geen belastingverhoging als de niet-aangegeven inkomsten minder bedragen dan € 2 500.
2. De overeenkomstige belasting en de belastingverhoging mogen samen nooit meer bedragen dan het totaal van de niet-aangegeven inkomsten. - Als je tijdens de vier vorige aanslagjaren voor geen enkele inbreuk werd bestraft, wordt je eerstvolgende inbreuk opnieuw als je eerste aangezien.
- Komt plots een inbreuk aan het licht die zich blijkbaar reeds verschillende jaren heeft voorgedaan, dan geldt ze telkens als eerste inbreuk.
Hoe kun je je verdedigen?
- De fiscus is bereid om af te zien van een belastingverhoging van 10 % als je hem van je goede trouw kunt overtuigen (documenten die niet beschikbaar waren, je moest voor de eerste keer een aangifte krijgen en hebt die niet ontvangen enz.). Hij neemt aan dat je te goeder trouw bent als je spontaan inkomsten aangeeft die je niet in uw aangifte had vermeld, vóór de een of andere administratie je daar mondeling of schriftelijk toe aanspoorde. Wanneer hij inderdaad van de geplande 10 % heeft afgezien, zal hij de eerstvolgende inbreuk opnieuw als de eerste beschouwen.
- Je hebt één maand om de belastingverhoging te betwisten en je argumenten schriftelijk te bezorgen.
Als de verhoging eenmaal is gevestigd, heb je twee mogelijkheden: je kunt een bezwaarschrift indienen bij de adviseur-generaal van de administratie belast met de vestiging van de inkomstenbelasting, en als een bezwaar niet meer mogelijk is, kun je een vermindering of kwijtschelding vragen bij de Cel Administratieve Sancties van de Fiscale Bemiddelingsdienst, met vermelding van de reden waarom je je niet in orde kon stellen met de fiscale regelgeving.
De fiscus moet de belastingwetgeving voor iedereen op een gelijke manier toepassen. M.a.w. hij moet alle belastbare inkomsten belasten, aangegeven of niet. Daarbij moet hij de rechten respecteren die de wet aan de belastingplichtigen toekent.
Maar er is méér: zoals alle administratieve overheden moet hij ook rekening houden met "de beginselen van behoorlijk bestuur". Die zijn niet in de wet ingeschreven, maar worden door de rechtbanken erkend. Voorbeelden zijn: het zorgvuldigheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel, het proportionaliteitsbeginsel, het fair-playbeginsel… Dankzij die beginselen moet een administratieve overheid de wet in sommige omstandigheden minder strikt toepassen.
Voorbeeld
Jaren volstond het voor de fiscus dat een kredietnemer die een hypotheeklening had gesloten, een hypothecair mandaat had gegeven aan de kredietinstelling om in aanmerking te komen voor belastingvoordeel met zijn lening. Een hypothecaire inschrijving hoefde niet. Maar plots kwam de fiscus op dat standpunt terug en eiste een volwaardige hypothecaire inschrijving. De oude interpretatie was immers niet in overeenstemming met de wet.
Op het ogenblik dat de fiscus zijn oude interpretatie herzag, had hij een heksenjacht kunnen beginnen naar alle belastingplichtigen die slechts over een hypothecair mandaat beschikten en had hun belasting van de laatste drie jaar kunnen herzien. Dat zou wettelijk geweest zijn, maar in strijd met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. De belastingplichtige kon er immers van uitgaan dat het standpunt dat de fiscus jarenlang had gevolgd en zelf publiek had gemaakt, correct was.
Als de fiscus zijn nieuw standpunt ook voor het verleden zou hebben toegepast – wat niet gebeurd is – had de belastingplichtige zich op de beginselen van behoorlijk bestuur kunnen beroepen om te ontsnappen aan de toepassing van de wet zoals ze uit de nieuwe interpretatie blijkt.
De toepassing van de beginselen van behoorlijk bestuur is niet eenvoudig: het gaat immers om vage begrippen en sommigen hebben de neiging zich altijd en overal op die beginselen te beroepen om zo aan de toepassing van de wet te ontsnappen.
Op fiscaal vlak liggen de zaken nog moeilijker omdat de beginselen van behoorlijk bestuur daar moeten opboksen tegen de correcte toepassing van de fiscale wetgeving die van openbare orde is (wat wil zeggen dat daarvan in principe niet mag worden afgeweken). Vraag is altijd wat het belangrijkste is: de correcte toepassing van de wet of het respect voor de beginselen van behoorlijk bestuur?
In een arrest van 27/3/1992 heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat de fiscus rekening moet houden met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. "Dit houdt onder meer in dat de burger moet kunnen vertrouwen op wat door hem niet anders kan worden opgevat dan als een vaste gedrags- of beleidsregel van de overheid. Daaruit volgt dat de door de overheid opgewekte gerechtvaardigde verwachtingen van de burger in de regel moeten worden gehonoreerd."
Het hof verbond daar twee voorwaarden aan: de belastingplichtige moet redelijkerwijs kunnen geloven dat de houding van de fiscus niet onwettelijk is en gebaseerd is op een vaststaande regel. Het voorbeeld van hierboven voldoet aan die twee voorwaarden. Een ander voorbeeld is wanneer de fiscus met een belastingplichtige een akkoord sluit. De rechtbanken geven dan steeds vaker voorrang aan het vertrouwensbeginsel wanneer een akkoord in feite onwettig was maar de belastingplichtige te goeder trouw was en als leek geen graten zag in het akkoord. In heel wat gevallen werd de fiscus al verplicht om zich te houden aan het akkoord dat hij had gesloten en waardoor een zeker vertrouwen was gerezen bij de betrokken belastingplichtige.
Je hebt het ongetwijfeld begrepen: het is specialistenwerk om de beginselen van behoorlijk bestuur te laten toepassen. Het is nodig om de rechtspraak van nabij te volgen en de concrete fiscale situatie nauwkeurig te ontleden. En dan nog is de uitspraak van de rechtbank onzeker. Maar één ding staat als een paal boven water: de fiscus zal zich er niet spontaan bij neerleggen als je je op de beginselen van behoorlijk bestuur beroept. Dat was alvast het antwoord van de minister van Financiën op een parlementaire vraag.
Hoe ver de fiscus mag gaan bij de controle van je aangifte en de bewijsmiddelen die hij daarbij mag aanvoeren.
De fiscus mag je aangifte niet tot in het oneindige controleren. Maar de controletermijn loopt dikwijls wel langer dan de termijn waarbinnen hij je aanslag kan vestigen:
- Normaliter heeft de fiscus 3 jaar de tijd na het jaar waarin je de inkomsten hebt verkregen, om je te controleren. De fiscus kan je aangifte voor het inkomstenjaar 2024 dus tot eind 2027 onder de loep nemen. En in 2025 mag hij niet alleen de aangifte controleren die je hebt ingediend voor de inkomsten van 2024, maar ook die voor de inkomsten van 2023 en van 2022.
- Wanneer je geen aangifte indient of laattijdige indiening van de aangifte heeft de fiscus 4 jaar tijd.
- In geval van fraude krijgt de fiscus 10 jaar tijd.
De fiscus moet bewijzen wat belastbaar is
Het feit dat je zelf het initiatief moet nemen om je belastbare inkomsten aan te geven vergemakkelijkt de taak van de fiscus om het bestaan van je belastbare inkomsten te bewijzen natuurlijk enorm. Heb je dat volgens de regels gedaan, dan is het aan de fiscus om te bewijzen dat de inkomsten die je hebt aangegeven, niet correct zijn; het is niet aan jou om te bewijzen dat wat je hebt aangegeven, correct is.
Er is één uitzondering op die regel: wanneer de fiscus je aan een zogenoemde aanslag van ambtswege onderwerpt, is het niet aan hem, maar aan jou om het precieze bedrag van je belastbare inkomsten te bewijzen.
Om het bewijs te leveren mag de fiscus gebruik maken van alle klassieke bewijsmiddelen: geschreven documenten, attesten, getuigenissen.
Bovendien geeft de wet hem nog extra middelen om aan inlichtingen te geraken: tijdens de controletermijn mag hij bepaalde inlichtingen van jou eisen en hij mag ook informatie gebruiken die hij via derden over jou te weten is gekomen.
Tot slot beschikt hij soms alleen onrechtstreeks over een bewijs omdat hij een bepaald vermoeden koestert: sommige vermoedens zijn uitdrukkelijk door de wetgever ingesteld (de zogenoemde tekens en indiciën, en de methode van de vergelijking met andere belastingplichtigen), andere niet (men spreekt van "feitelijke vermoedens").
Jij moet alleen bewijzen wat aftrekbaar is
De fiscus mag je daarentegen vragen om het bewijs te leveren van het bestaan en het bedrag van de beroepskosten die je inbrengt, de onderhoudsuitkeringen die je aangeeft, de giften, de opvangkosten voor de kinderen, de levensverzekeringspremies, de intresten van je hypotheeklening …
Anders gezegd, al wat tot een verlaging van je belasting leidt, moet je kunnen aantonen. Soms houdt dat niets in, want sommige instellingen zijn verplicht om je een fiscaal attest te geven, bv. de bank voor je hypotheeklening, de verzekeringsmaatschappij voor je levensverzekering, de crèche voor de opvangkosten van de kinderen ...
- In de eerste plaats ben je verplicht om je inkomsten aan te geven. Als zelfstandige moet je bovendien een bewijskrachtige boekhouding voeren die je aangifte staaft.
- Verder moet je de controleur een antwoord geven als hij je een "Vraag om inlichtingen" stuurt. Je moet hem op zijn verzoek ook alle documenten bezorgen die nodig zijn om je belastbare inkomsten te kunnen bepalen en je eventuele boekhouding voorleggen. Je bent niet verplicht om je hele boekhouding door te sturen, je mag vragen dat hij de stukken bij jou ter plaatse komt inzien.
- De "Vraag om inlichtingen" moet voldoende duidelijk en ondubbelzinnig zijn. Je moet er ook in terugvinden welke de mogelijke gevolgen zijn als je niet, niet voldoende of niet tijdig antwoordt. De fiscus mag je geen onnodige vragen stellen en ook geen vragen waarop hij het antwoord reeds kent of waarop hij het antwoord makkelijk in je documenten kan terugvinden. De vragen mogen niet buitensporig zijn: ze mogen van jou niet dermate veel opzoekingswerk vergen dat je daardoor veel tijd zou verliezen en/of veel kosten zou moeten maken.
- Je hebt één maand om te antwoorden. Als je niet reageert, riskeer je dat hij je "van ambtswege" belast, zoals men zegt, en een belastingboete oplegt.
Let op! Controleurs die een belastingplichtige willen belasten op grond van zogenoemde "tekens en indiciën", durven soms wel eens algemene inlichtingen vragen bedoeld om de uitgaven en levenswijze van de betrokkene beter te kunnen inschatten. Maar in zo'n geval is het aan de controleur zelf om de elementen te zoeken en te bewijzen waarmee hij in de aanslag rekening wil houden. Daarom heb je het recht om dergelijke algemene inlichtingen te weigeren. - Daarnaast mag de controleur bij je langskomen als je je woning (ten dele) voor je beroep gebruikt, mits hij over een machtiging van de politierechter beschikt. Hij mag dat tussen 5 en 21 uur doen. Doorgaans verwittigt hij eerst en maakt een afspraak, maar een onverwacht bezoek is niet uitgesloten. Hij mag dan bv. meten hoeveel de oppervlakte van je "werkruimte" uitmaakt in verhouding tot je hele woning, of nagaan of het klopt dat die ruimte alleen voor beroepsdoeleinden dient als je dat zo hebt aangegeven. Het Grondwettelijk Hof heeft op 12/10/2017 beslist dat het feit dat de fiscus zich toegang mag verschaffen tot je beroepslokalen, niet betekent dat hij je bureaukasten en je safes mag openen zonder eerst je toestemming te vragen. Hij mag evenmin zonder je akkoord snuffelen in je computerbestanden of bestanden kopiëren.
Neen, zo gemakkelijk gaat dat niet.
- Hij mag gebruik maken van gegevens die toevallig aan het licht zijn gekomen bij een onderzoek naar de fiscale situatie van een derde en die wijzen op een aantal onregelmatigheden in jouw dossier.
- Daarnaast mag hij op eigen initiatief inlichtingen over jou inwinnen bij sommige derden. Zo mag hij bij de autokeuring het attest opvragen dat bij je laatste keuring werd opgemaakt (om de kilometerstand van je auto te kennen), je werkgever vragen met welk vervoermiddel je naar het werk komt, en bij de NMBS vragen hoe vaak je een treinabonnement hebt gehad. Maar dat recht is niet onbeperkt: er is immers ook nog zoiets als het beroepsgeheim (o.m. artsen, advocaten en notarissen kunnen zich daarop beroepen) en het bankgeheim.
Wanneer de derde tot wie de fiscus zich wil wenden, door een beroepsgeheim gebonden is, bv. artsen, advocaten en notarissen, moet de fiscus aan de instantie die het disciplinaire toezicht over het beroep uitoefent, vragen of de inlichtingen die hij over jou wil, al dan niet onder het beroepsgeheim vallen.
Gelukkig wordt die procedure maar heel zelden toegepast. Je kunt dus, zonder al te veel risico's, een advocaat in vertrouwen nemen, die overigens een heel strikte deontologie moet naleven.
Van een strikt bankgeheim is al lang geen sprake meer. Toch moet de fiscus zich nog aan bepaalde regels houden.
Vragen na je aangifte
De fiscus mag sinds 1/7/2011 bepaalde financiële gegevens over jou opvragen wanneer hij de aangifte controleert die je voor de personenbelasting hebt ingediend en hij daarbij merkt dat er iets niet pluis is en denkt dat hij je een bijkomende belasting zal kunnen opleggen. Dat zal meer bepaald het geval zijn als:
- er aanwijzingen zijn dat je belasting ontduikt, bv. omdat je valse facturen hebt gebruikt, een buitenlandse bankrekening bezit maar dat niet in je aangifte hebt vermeld, belastingvoordelen hebt gevraagd voor werken die niet zijn uitgevoerd, in het zwart hebt gewerkt ... Goed om te weten: als je je aangifte te laat indient, een te grote aftrek vraagt volgens de limiet die van toepassing is, een fout maakt in de aangifte van je gezinslasten of een pure schrijffout maakt, volstaat dat op zich niet om van een aanwijzing van belastingontduiking te spreken. Net evenmin als wanneer er over een bepaalde zaak juridisch diverse interpretaties mogelijk zijn;
- hij van plan is om de zogenoemde aanslag op basis van tekenen en indiciën toe te passen omdat je volgens hem op grotere voet leeft dan wat je kunt verantwoorden met de inkomsten die je hebt aangegeven.
De controleur moet je dan wel de kans geven om de gevraagde gegevens alsnog zelf te overhandigen. Daarom zul je eerst een schriftelijke "Vraag om inlichtingen" krijgen en je hebt dan één maand om te reageren. Pas als dat niets oplevert – omdat je niet antwoordt, een onvolledig antwoord geeft of de gegevens verborgen houdt – mag de controleur, mits hij over de goedkeuring beschikt van de adviseur-generaal van de administratie belast met de vestiging van de inkomstenbelasting, een tandje bijsteken en mag hij de bank(en) in kwestie rechtstreeks aanspreken om bv. een afschrift te krijgen van je rekeningen.
Indien de fiscus niet weet bij welke bank(en) je cliënt bent, mag hij, zonder dat hij je daarvan op de hoogte moet brengen, die info opvragen bij het Centrale Aanspreekpunt (CAP). Dat is een databank die door de Nationale Bank van België wordt beheerd. Het CAP zal hem niet alleen jouw identiteit en je rekeningnummers kunnen bezorgen, maar ook het saldo op je rekeningen. Voorlopig zullen de gegevens van het CAP dus niet volstaan om zicht te hebben op de verrichtingen die op je rekeningen zijn uitgevoerd. Daarom moet hij zich vervolgens opnieuw eerst tot jou wenden met een "Vraag om inlichtingen". En slechts als je dan niet meewerkt, mag hij rechtstreeks bij die banken aankloppen.
Wanneer een bankenonderzoek wordt uitgevoerd, zul je daar meteen per aangetekend schrijven van op de hoogte worden gebracht, met vermelding van de aanwijzingen van belastingontduiking waarop het onderzoek is gebaseerd, of pas na 30 dagen als het gevaar bestaat dat je jezelf insolvabel maakt om aan de belasting te ontsnappen.
Op vraag van een buitenlandse fiscus
De fiscus heeft sinds ook de mogelijkheid om je bankgegevens op te vragen wanneer een buitenlandse collega hem vraagt om bankinlichtingen over jou te verzamelen omdat hij een onregelmatigheid heeft opgemerkt. Zo'n verzoek wordt gelijkgesteld met een "aanwijzing van belastingontduiking", zelfs zonder dat de buitenlandse fiscus concrete bewijzen hoeft te leveren van mogelijke belastingontduiking.
Een belangrijke voorwaarde is dat het andere land ook in de mogelijkheid verkeert om bankinlichtingen te verstrekken aan ons land, wat in de nabije toekomst meestal het geval zal zijn.
In dat geval mag de Belgische fiscus zich rechtstreeks tot je bank wenden, zonder eerst bij jou aan te kloppen en ook zonder je er schriftelijk van te verwittigen dat er een bankenonderzoek is gestart.
Vragen bij je bezwaarschrift
Wanneer je een bezwaarschrift indient, wordt het bankgeheim automatisch opgeheven. De fiscus mag evenwel niet je volledige financiële info opvragen, hij moet zich beperken tot de grieven die je in je bezwaarschrift hebt geuit. Bovendien moet hij de aard van de vereiste inlichtingen voldoende omschrijven. Ook moet hij de vraag binnen redelijke perken houden: hij mag van de bank geen opzoekingen vereisen die overdreven lang of onmogelijk zijn. Hij mag zich tot slot alleen wenden tot de bank die volgens hem nuttige info kan verschaffen. Hij mag de vraag om inlichtingen dus niet zomaar richten aan alle bankinstellingen waarmee je ooit in aanraking zou kunnen zijn gekomen.
Soms houdt het bankgeheim stand
Welke financiële instellingen kunnen zich in bepaalde omstandigheden achter het bankgeheim verschuilen om te weigeren de gegevens van hun cliënten zomaar vrij te geven aan de fiscus?
- Het gaat in de eerste plaats uiteraard om zowel banken als kredietinstellingen en ondernemingen die zich met wisselverrichtingen inlaten.
- Ook de instellingen die elektronisch geld of kredietkaarten uitgeven (Visa enz.) behoren daartoe.
- Verzekeringsmaatschappijen daarentegen vallen uit de boot, zelfs als je bij hen geld belegt. Er is dus geen bankgeheim dat de fiscus kan tegenhouden om bij hen in bepaalde omstandigheden financiële info op te vragen.
- Voor Banksys Wordline, die als systeembeheerder van financiële transacties van de bank over een schat aan geregistreerde informatie beschikt maar in se geen financiële instelling is, is nog altijd niet duidelijk of die instantie al dan niet het bankgeheim kan inroepen. De rechtspraak is daar niet eensgezind over, ook al oordeelde het hof van beroep van Brussel dat het bankgeheim wel degelijk ook voor Banksys Wordline geldt (15/10/2010 en 14/10/2011).
- Ook over leasingmaatschappijen is lange tijd discussie geweest. Maar volgens het Hof van Cassatie moeten die terdege als financiële instellingen worden beschouwd en is het bankgeheim dus van toepassing (15/10/2009). Maar dat geldt alleen voor de relatie tussen de leasingmaatschappij en de leasingnemer (de werkgever). Het hof is daarentegen van oordeel dat het bankgeheim niet kan worden ingeroepen wanneer de werknemer op het einde van de leasetermijn de leaseauto koopt, omdat het daar om een transactie gaat tussen de leasingmaatschappij en een derde overnemer. En het is precies die transactie die de fiscus interesseert: aangezien de verkoopprijs vaak onder de marktwaarde ligt, beschouwt hij dat als een belastbaar voordeel van alle aard en wil hij de werknemer belasten op het verschil tussen de marktprijs en de betaalde prijs.
De methode van "tekens en indiciën" is een zogenoemd wettelijk vermoeden: de wetgever heeft uitdrukkelijk gesteld dat de fiscus er gebruik van mag maken. Die methode wordt steeds vaker gebruikt.
Wat houdt die methode in?
De wetgever geeft de fiscus het recht om ervan uit te gaan dat je al je uitgaven bij middel van je belastbare inkomsten hebt gedaan tenzij je het tegendeel kunt bewijzen. Hij hoeft daarvoor niet eerst te bewijzen dat je een onjuist bedrag hebt aangegeven, of dat er iets niet pluis is in je boekhouding als je een zelfstandige bent.
Wanneer je de uitgaven niet kunt verantwoorden waarmee de fiscus rekening houdt, zal hij ervan uitgaan dat je ze hebt betaald met inkomsten die je niet hebt aangegeven, en die zal hij meteen aan je belastbare basis toevoegen.
Welke zijn mogelijke tekens en indiciën?
- Mogelijke tekens en indiciën zijn de aankoop van een stuk grond, een huis of een auto, een reis die je hebt gemaakt, verbouwingen aan je woning enz., maar ook de toename van het bedrag op je bankrekening, het bedrag vermeld op een document uitgaande van een buitenlandse bank en waarop de douane beslag heeft gelegd, de betaling van je belasting, je huur ..., kortom, alle elementen die wijzen op een levensstijl die niet overeenstemt met de inkomsten die je aangeeft.
Hou er rekening mee dat de fiscus makkelijk op de hoogte is van o.a. de aankoop van een onroerend goed, de inschrijving van een auto, stedenbouwkundige vergunningen. - De fiscus mag zich alleen baseren op elementen die voldoende zeker zijn. Zo werd geoordeeld dat de elementen waarover de fiscus in het fameuze dossier-KB-Lux van 2011 beschikte om de spaarders te belasten, onvoldoende zeker waren, waardoor ze geen aanleiding konden geven tot een aanslag. De fiscus mag evenmin een vermoeden op een ander vermoeden baseren.
- Voor uitgaven waarvan de fiscus het bestaan bewezen acht maar waarvan hij het precieze bedrag niet kent, mag hij niet zomaar een forfaitair bedrag vooropstellen. Hij moet ze een voor een detailleren, en het bedrag verantwoorden dat hij vooropstelt. Anders kun je je daar niet tegen reageren. Dat geldt bv. voor de kosten voor het levensonderhoud en het huishouden (verzorging, kleren, eten,...). Zo hebben de hoven van beroep van Brussel, Antwerpen en Gent de forfaitaire raming voor die kosten reeds afgewezen, en dat hoewel de fiscus voor elke post een afzonderlijke raming had gemaakt. Anderzijds heeft datzelfde hof van beroep van Brussel alsook dat van Luik reeds geoordeeld dat de fiscus zich mocht baseren op de forfaitaire ramingen waarvan de OCMW's in bepaalde gevallen moeten uitgaan.
Hoe kun je je verdedigen?
Je kunt op tal van manieren het tegenbewijs leveren, maar je bewijsmiddelen moeten kunnen worden gecontroleerd.
- Toon aan dat de elementen die de controleur aanhaalt, niet juist zijn (je hebt de uitgaven in kwestie bv. nooit gedaan).
- Bewijs dat je niet-belastbare inkomsten had om de uitgaven te doen (je hebt het appartement bv. gekocht met een hypotheeklening of dankzij een gift van hand tot hand van je ouders, of door goudstaven te verkopen die je bezat).
- Wijs op de financiële middelen waarover je vóór de gecontroleerde jaren al beschikte (de nieuwe auto van € 25 000 heb je bv. contant kunnen betalen omdat je spaargeld had dat al jaren op een spaarrekening stond of omdat je aandelen hebt verkocht die je een paar jaar geleden had gekocht).
Let op! Over het algemeen slikt de fiscus niet het argument dat je je geld gewoon in een wollen sok of in een safe bewaart. Het volstaat ook niet te beweren dat je iets van je ouders hebt gekregen … Als je ter rechtvaardiging erop wijst dat iemand je geld heeft geschonken of geleend, hou er dan rekening mee dat de fiscus zich tot die persoon in kwestie kan wenden en die kan belasten op basis van tekenen en indiciën met als verwijzing de som geld die aan jou ter beschikking werd gesteld. - Bewaar zorgvuldig de bewijsstukken van al je inkomsten: schenking, nalatenschap, terugbetaling, rekeningafschriften, borderellen van aan- en verkoop van effecten enz.
Wanneer je als enig bewijs aan de fiscus een borderel voorlegt i.v.m. de verkoop van aandelen, obligaties, goud of andere financiële instrumenten die dateren van na 1/1/1991, moet het op naam zijn. Anders zijn bijkomende bewijsmiddelen vereist ter bevestiging van het anonieme borderel (rekeningafschriften e.d.). - Daar de fiscus de bankrekening mag controleren die je beroepshalve gebruikt, open je beter een afzonderlijke rekening voor privé-verrichtingen.
De methode van "vergelijking met andere belastingplichtigen" is een zogenoemd wettelijk vermoeden: de wetgever heeft uitdrukkelijk gesteld dat de fiscus er gebruik van mag maken.
Wat houdt die methode in?
De wetgever geeft de fiscus het recht om wanneer de aangifte en/of de boekhouding van een zelfstandige niet correct blijkt te zijn, de winsten of baten te ramen op grond van een vergelijking met drie belastingplichtigen van wie de bedrijfssituatie gelijkt op die van de betrokkene.
Voorkom zo veel mogelijk dat het zo ver komt. Zorg daarom voor een eenvoudige, maar bewijskrachtige boekhouding. Maak nauwkeurige facturen op, vermeld duidelijk de toegestane kortingen, voeg aan je kasbonnetjes de genummerde leveringsbons toe, hou een voldoende gedetailleerd dagontvangstenboek bij enz. Zo kun je voorkomen op een hoger bedrag te worden belast dan wat je werkelijk hebt verdiend... want zo ver kan de "fiscale logica" anders inderdaad leiden.
Hoe kun je je verdedigen?
Je hebt niet veel speelruimte als de fiscus dat wettelijke vermoeden op je toepast. Neem dan ook maar beter een belastingexpert in de arm. Niettemin een aantal tips:
- Je kunt het gebruik van de methode betwisten door te bewijzen dat je er een regelmatige boekhouding op hebt nagehouden (zie hiervoor).
- Je kunt de keuze van de vergelijkingspunten betwisten, bv. omdat het niet om een soortgelijke bedrijfssituatie gaat.
- Ten slotte kun je proberen aan te tonen dat de winsten (of baten) die de andere belastingplichtigen hebben aangegeven, niet normaal zijn.
In veel gevallen is het nuttig om een onderhoud aan te vragen met de controleur.
De fiscus kan ook een vermoeden uiten zonder dat hij over een wettelijke rechtsgrond beschikt, een "feitelijk vermoeden" zoals juristen dat noemen.
Het schoolvoorbeeld is dat wie een aanzienlijk kapitaal heeft opgestreken, daar vermoedelijk belastbare inkomsten van heeft ontvangen. Het bewijs stoelt op een logische redenering, uitgaand van een eerste gekend element: de fiscus weet dat je op een bepaald ogenblik een kapitaaltje hebt opgestreken, en meestal belegt iemand die over een kapitaaltje beschikt, het geld om het te laten opbrengen, zelfs al is men niet echt thuis in de financiële wereld. Op basis van die redenering gaat de fiscus er automatisch van uit dat je het geld hebt belegd en er inkomsten uit hebt gehaald. Aangezien die inkomsten belastbaar zijn, controleert hij of je niet vergeten bent om ze in je aangifte op te nemen.
De basisvoorwaarde
De fiscus kan op die manier maar tot een geldig bewijs komen als de elementen waarop hij zich baseert, absoluut zeker zijn. Dat heeft twee praktische gevolgen: hij moet de elementen kunnen bewijzen waarop hij zich baseert en hij mag geen vermoeden op een ander vermoeden baseren.
Als de elementen waarop hij zich baseert, niet echt betrouwbaar zijn, is de belasting niet geldig. Dat was bv. het geval met de documenten in het fameuze dossier-KB-Lux uit 2011 die de fiscus had gebruikt om tal van belastingplichtigen te belasten.
Hoe kun je je verdedigen?
Het is mogelijk om de redenering te betwisten waarop de fiscus zich baseert: je hebt een deel van het kapitaal uitgegeven of weggeschonken, je bewaart het gewoon thuis ... Je moet dan uiteraard wel met een plausibele verklaring voor de dag komen!
Enkele interessante rechterlijke uitspraken in dat verband:
- hof van beroep van Luik, 20/6/1984: toen een belastingplichtige werd verzocht te verantwoorden hoe hij een kapitaal van 40 miljoen oude Belgische frank had gebruikt, legde hij binnen het uur een attest voor van de bank waaruit bleek dat hij het geld er zojuist in bewaring had gegeven. Het hof oordeelde dan ook dat er geen reden was om eraan te twijfelen dat de betrokkene de som thuis – onproductief – liggen had;
- hof van beroep van Brussel, 25/9/1984: als de fiscus beweert dat de geloofwaardige uitleg van een belastingplichtige niet waar is, moet hij dat bewijzen;
- hof van beroep van Luik, 27/3/1985: de fiscus mag er niet zomaar van uitgaan dat een kapitaal van 2 miljoen oude Belgische frank 10 % intrest heeft opgebracht als de belastingplichtige beweert dat hij het geld onproductief thuis heeft bewaard, met het oog op een eventuele aankoop die echter niet is doorgegaan. Als de fiscus over geen concrete bewijselementen beschikt om dat te staven, is dat een ongegronde bewering.
Mag je weigeren als de controleur bepaalde documenten of inlichtingen vraagt, en als reden opgeven dat ze je privéleven betreffen, en niet je beroepsactiviteit?
De controleur mag alle documenten vragen i.v.m. je belastbare inkomsten (beroepsinkomen, beroepskosten, onroerende inkomsten, roerende inkomsten). En zodra blijkt dat je een bepaalde zichtrekening – al was het maar één keer – hebt gebruikt voor een verrichting i.v.m. je beroep, mag hij dan ook eisen dat je alle documenten ervan voorlegt. Hij mag daarentegen geen documenten opvragen die in geen enkel opzicht verband houden met je belastbare inkomsten. Wanneer je de fiscus voorhoudt dat een document strikt privé is terwijl dat niet zo is, loop je natuurlijk een groot risico als hij op de hoogte is van die fraude.
- Volgens de Conventie voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden heeft iedereen recht op privacy. Maar de overheid mag daar in zekere mate van afwijken, mits dat uitdrukkelijk in de wet is bepaald en het bovendien noodzakelijk is voor het economisch welzijn van het land. Als de fiscus tekens heeft die op belangrijke fraude wijzen, mag hij zeer ver gaan: het recht op privacy mag niet beletten dat fraude aan het licht komt, anders kan het welzijn van het land in het gedrang komen. Wat hij daarentegen bv. niet mag, is de privé-uitgaven uitpluizen van een belastingplichtige die er helemaal niet van wordt verdacht belastbare inkomsten te hebben verborgen of vergeten aan te geven.
- Als de fiscus de methode van tekens en indiciën toepast of zich baseert op het vermoeden dat kapitaal rendeert, komt je recht op privacy ernstig in het gedrang. Om de eerste methode te betwisten moet je immers kunnen uitleggen vanwaar het geld kwam dat je hebt uitgegeven, en voor de tweede methode moet je kunnen bewijzen wat je met het kapitaal hebt gedaan. Dat kun je alleen door iets van je privéleven prijs te geven: de reden waarom je een bepaalde uitgave hebt gedaan die helemaal niet strookt met je gebruikelijke levensstijl, de schenking die je hebt gedaan of die je hebt gekregen, de lening die je hebt moeten aangaan ... Maar misschien heb je argumenten die je om heel aanvaardbare persoonlijke redenen liever niet uitspeelt, bv. op grond van je overtuiging of je reputatie, of je bent gewoon erg op je privacy gesteld. Is het dan wettelijk dat je je alleen tegen de fiscus kunt verweren als je alle bewijsmateriaal voorlegt, zelfs als het je privéleven betreft? Ja, zo oordeelde het Hof van Cassatie in de zaak-H.S. (19/11/1981, Journal de Droit fiscal, 1982, blz. 25).
H.S. had goederen verkocht voor verschillende miljoenen oude Belgische frank. Volgens het hof had de fiscus het recht te veronderstellen dat H.S. zijn geld had belegd en kon H.S. zijn recht op privacy niet aanvoeren om zich tegen de aanslag te verzetten: het belang van de gemeenschap staat immers boven het subjectieve recht op privacy.
Het moet echter gezegd: H.S. had zijn verdediging niet bepaald verstandig opgebouwd. Volgens heel wat specialisten zou het Hof van Cassatie lang niet meer zo categorisch zijn als het zich opnieuw over een dergelijke zaak zou moeten uitspreken, voor zover die dit keer op een ernstiger dossier berust.
Tot besluit
Als de fiscus ernstige tekens heeft dat je een belastbaar inkomen hebt dat niet uit je aangifte blijkt, is het aan jou om het tegendeel te bewijzen, desnoods door zaken uit je privéleven bloot te geven. Wees daarom altijd voorzichtig en bewaar alle bewijsmiddelen van je belangrijkste uitgaven.Men kan een ruling (ook "systeem van voorafgaande beslissing" genaamd) vragen om voor een specifieke toestand of verrichting te weten hoe de wet zou worden toegepast.
Die procedure is in de eerste plaats bestemd voor bedrijven die willen weten waar ze aan toe zijn vóór ze een bepaalde beslissing nemen waarvan ze de fiscale gevolgen zelf niet met zekerheid kunnen inschatten.
In principe kan die procedure ook voor particulieren, bv. wanneer zij hun werkelijke beroepskosten inbrengen. Maar in de praktijk is ze te omslachtig voor hen. Zij proberen het beter op een meer informele manier: zij kunnen achteraf, bij een controle van de aangifte of zelfs tijdens het onderzoek van een bezwaarschrift, proberen een akkoord te sluiten met de fiscus.
Men mag niet zomaar gelijk wat vragen, noch gelijk wanneer:
- Men moet de aanvraag formuleren vóór de toestand of de verrichting waarvan sprake al fiscale gevolgen heeft gehad. Vergeet het dus maar als je bv. wilt weten welk afschrijvingspercentage aanvaardbaar is voor een goed waarvan je in een vorige belastingaangifte al een afschrijving hebt opgenomen of als je een boekhouding voert en die afschrijving al in je boekhouding hebt opgenomen.
- Men moet zijn beroepsactiviteit en de specifieke situatie of verrichting in detail beschrijven, en moet verwijzen naar de wettelijke of reglementaire bepalingen waarop de beslissing moet slaan. Daaruit blijkt duidelijk dat ruling vooral op bedrijven gericht is: voor een particulier zal het niet bepaald een fluitje van een cent zijn om de aanvraag correct te formuleren.
De aanvraag moet worden gericht aan de FOD Financiën, Dienst Voorafgaande Beslissingen in Fiscale Zaken, Wetstraat 24, 1000 Brussel (e-mail dvbsda@minfin.fed.be).
De fiscus heeft 3 maanden de tijd om zijn beslissing mee te delen.
Normaliter is de beslissing bindend voor hem. Tenzij hij zich heeft vergist en de wet verkeerd heeft toegepast of verkeerd heeft geïnterpreteerd. Of tenzij de belastingplichtige zich achteraf, op essentiële punten, niet blijkt te hebben gehouden aan de toestand of verrichting die hij in zijn aanvraag had omschreven.
De mogelijkheid bestaat om een speciale dienst te vragen voor jou te bemiddelen in een geschil met de fiscus, in de hoop de betwisting in der minne te regelen vóór je de rechtbank inschakelt.
Let wel: de aanvraag tot bemiddeling belet noch jou noch de fiscus om verdere stappen te zetten precies alsof je aanvraag er nooit was geweest.
Je mag nog niet naar de rechtbank zijn gestapt maar je moet wel al een bezwaarschrift hebben ingediend dat aan de wettelijke vereisten voldoet.
Je kunt je aanvraag per brief, telefoon, fax of e-mail indienen: FOD Financiën, Contactcenter – Fiscale bemiddelingsdienst, North Galaxy, Koning Albert II-laan 33 bus 46, 1030 Brussel; tel. 02 576 23 60; fax 02 579 80 57; e-mail: fiscaal.bemiddelaars@minfin.fed.be. Je mag ook zelf ter plaatse gaan, na afspraak uiteraard.
Als je aanvraag eenmaal is aangekomen, moet je binnen 5 werkdagen een ontvangstbewijs krijgen en moet je binnen 15 werkdagen vernemen of je aanvraag al dan niet zal worden behandeld. De bemiddelingsdienst kan de aanvraag weigeren als die duidelijk ongegrond is of als blijkt dat je nog geen stappen hebt ondernomen om je standpunt bij de betrokken fiscale administratie uiteen te zetten (verder meer daarover). Hoe dan ook moet ze de reden opgeven.
Tijdens het onderzoek van de aanvraag mag de bemiddelaar alle inlichtingen inwinnen die hij nodig acht, alle betrokken partijen horen en ter plaatse vaststellingen gaan doen. Hij moet in alle objectiviteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid oordelen, rekening houdend met de wetgeving. Hij mag in geen geval een eigen interpretatie geven van de wet of een oordeel vellen over de interpretatie die de administratie in haar circulaires en instructies geeft. Het enige doel is te proberen uw standpunt en dat van de fiscus met elkaar te verzoenen.
Wanneer de bemiddelaar een punt zet achter zijn opdracht, maakt hij een verslag op. Daarin omschrijft hij tot welk akkoord de partijen uiteindelijk zijn gekomen of zet hij de verschillende standpunten op een rijtje wanneer hij er niet in is geslaagd om hen met elkaar te verzoenen, zonder dat hij zelf een oplossing voorstelt.
Zowel jij als de fiscus krijgt een exemplaar van dat verslag.
Mocht de adviseur-generaal een beslissing nemen over je bezwaarschrift vóór de bemiddelingsdienst het verslag heeft gemaakt, dan houdt de opdracht van de bemiddelingsdienst automatisch op.
Ook wanneer je naar de rechtbank stapt, komt daarmee automatisch een einde aan de bemiddeling.
Het verslag van de fiscale bemiddelingsdienst is niet bindend voor de partijen.
"Eenieder heeft het recht elk bestuursdocument te raadplegen en er een afschrift van te krijgen, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden bepaald door de wet, het decreet,…", zo luidt het artikel 32 van de Grondwet.
Inzage in je fiscaal dossier kan voor allerlei van pas komen: om bepaalde gegevens te vinden om een studietoelage te kunnen aanvragen, om de fiscale situatie te kennen van je vader van wie je erft, om te zien waar de fiscus zich op baseert om te beweren dat je niet al je inkomsten hebt aangegeven ... Het administratief dossier moet in principe alle stukken bevatten die de aanslag rechtvaardigen.
Let op! Voor de onroerende voorheffing in Vlaanderen is de procedure lichtjes verschillend.
- Je moet je aanvraag schriftelijk richten aan de dienst waar de documenten in kwestie zich bevinden. Je moet duidelijk vermelden over welke documenten of welk dossier het gaat. De aanvraag dient ondertekend te zijn door jezelf, je advocaat of de persoon aan wie je volmacht hebt gegeven om je fiscaal dossier in te zien. Een aangetekende brief is uiteraard aangewezen als bewijs van de aanvraag en de datum van de aanvraag.
- De fiscus heeft één maand om je te antwoorden.
- Als je een negatief antwoord hebt gekregen of wanneer de antwoordtermijn zonder enige reactie is verstreken (wat overeenstemt met een negatieve beslissing), kun je de administratie vragen om je verzoek tot inzage opnieuw te overwegen. Vraag terzelfder tijd de Commissie voor Toegang tot Bestuursdocumenten om advies (Koningsstraat 66, 1000 Brussel).
- Na uiterlijk 30 dagen stuurt de commissie haar advies naar jou en naar de fiscus. Uiterlijk 15 dagen later krijg je de ultieme beslissing van de fiscus.
- Als je verzoek definitief wordt verworpen of als je geen enkele reactie hebt gekregen, kun je in laatste instantie nog een beroep indienen bij de Raad van State.
- De fiscus moet je inzage in een dossier weigeren als je met dat dossier niets van doen hebt. Hij moet ook de toegang tot documenten weigeren die de privacy van iemand raken of die onder een bij wet ingestelde inhoudingsplicht vallen.
- De fiscus mag je inzage in het dossier weigeren in een aantal omstandigheden die we als volgt kunnen samenvatten: elke keer als de inzage de openbare orde, de openbare veiligheid of het staatsbelang in gevaar brengt of de aanvraag kennelijk te vaag geformuleerd of onredelijk is. Hij mag ook de identiteit beschermen van de persoon die een klacht indient en anoniem wenst te blijven.
De reden van de weigering moet voldoende belangrijk zijn. De fiscus oordeelt hierover onder controle van de Commissie voor Toegang tot Bestuursdocumenten en de Raad van State. - Als een dossier of een document ten dele informatie bevat die de fiscus niet aan jou wil/mag tonen, moet hij je toch voor zover mogelijk inzage bieden. De fiscus kan zich niet op het beroepsgeheim beroepen om je de inzage in het dossier te weigeren.
- Als je eenmaal een bezwaarschrift hebt ingediend, is het niet zeker dat je nog inzage in je dossier kunt krijgen. Daar bestaat voorlopig nog controverse over. Het zou nochtans juist nuttig zijn om te weten wat er in het dossier staat, zodat men de meest afdoende argumenten kan zoeken en het bezwaarschrift kan aanvullen. Daarom verdient het aanbeveling inzage te vragen uiterlijk de dag vóór u uw bezwaarschrift indient.
- Als je een zaak eenmaal voor de rechtbank aanhangig hebt gemaakt, is er daarentegen geen enkele twijfel: dan heb je wettelijk niet meer het recht om te eisen dat de fiscus je inzage in uw dossier verleent en moet je de regels volgen van de juridische procedure (die speelt zich meestal tussen de advocaten af).
- De fiscus houdt er niet van om te veel informatie vrij te geven: hij is daarvoor niet georganiseerd en heeft daarvoor te weinig personeel. Bovendien geeft hij niet graag inlichtingen als hij je ervan verdenkt dat je niet al je belastbare inkomsten aangeeft. Om aan zijn inzageplicht te ontsnappen heeft hij al alle mogelijke argumenten uitgeprobeerd. Gelukkig heeft de Raad van State ze nagenoeg allemaal weerlegd. Volgens de laatste geruchten zou het inzagerecht vlot verlopen.
Voor de Vlaamse overheid gelden dezelfde principes als voor de federale. Om inzage in een dossier te weigeren moet de fiscus dus dezelfde argumenten hebben als die welke net werden beschreven. Alleen de procedure verschilt enigszins:
- Na ontvangst van je aanvraag heeft de overheidsdienst 15 dagen (één keer verlengbaar) om je te antwoorden.
- Als je geen of een negatief antwoord hebt gekregen, heb je 30 dagen om een beroep in te dienen bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
- Als je nog altijd in het ongelijk wordt gesteld, rest je alleen nog een beroep bij de Raad van State.
Als je bezwaarschrift of je vraag tot ambtshalve ontheffing met een sisser afloopt of wanneer je geen antwoord hebt ontvangen binnen de termijn van 6 (of 9) maanden, kun je je zaak voor de rechtbank van eerste aanleg brengen. Je zaak zal er door een gespecialiseerde rechter worden behandeld.
Behalve voor de procedures in het Duits moet je je richten tot de rechtbank van eerste aanleg bevoegd voor het grondgebied waar je ontvangkantoor zich bevindt. Er is wel niet op elke rechtbank van eerste aanleg een fiscaal rechter, maar je vindt er een in de volgende steden: Aarlen, Antwerpen, Bergen, Brugge, Brussel, Eupen (voor procedures in het Duits), Gent, Hasselt, Leuven, Luik, Namen en Nijvel.
Als je dan nog niet tevreden bent over de uitkomst van je zaak, kun je nog in beroep gaan.
Je hebt 3 maanden om je zaak bij de rechtbank van eerste aanleg aanhangig te maken. Die termijn begint te lopen vanaf de datum waarop de kennisgeving werd verstuurd met de beslissing van de adviseur-generaal over je bezwaarschrift of over je vraag tot ambtshalve ontheffing.
Als de adviseur-generaal na 6 maanden (9 maanden in geval van aanslag van ambtswege) echter nog geen beslissing heeft genomen, heb je zolang de beslissing uitblijft, de tijd om je zaak voor de rechtbank van eerste aanleg te brengen. Maar zodra de adviseur-generaal zich eenmaal heeft uitgesproken, begint dan de termijn van 3 maanden te lopen.
- Je moet een verzoekschrift indienen bij de griffie van de bevoegde rechtbank. Je moet het in diverse exemplaren afgeven (afhankelijk van de betrokken rechtbank).
- Je verzoekschrift moet gemotiveerd zijn. Je mag de motieven van je bezwaarschrift overnemen of er enkele uitpikken.
Je moet je niet beperken tot de argumenten uiteengezet in je bezwaarschrift. Je mag nieuwe argumenten aanhalen en zelfs elementen van je aanslagbiljet bestrijden waarmee je in je bezwaarschrift geen probleem had. Daarom is het nuttig om een gespecialiseerd advocaat in de arm de nemen, kwestie van zeker niets over het hoofd te zien. - Je moet bij je verzoekschrift een kopie voegen van de betwiste beslissing of, als geen beslissing werd genomen, een kopie van het bezwaarschrift en het ontvangstbewijs ervan.
- Het verzoekschrift moet je naam, adres en beroep vermelden alsook de datum en de rechtbank waaraan je het richt. Vergeet ook niet om het document te ondertekenen.