Hoe gevaarlijk is 5G?

Straling van mobiele telefoons en zendmasten is gevaarlijk, en 5G is nóg gevaarlijker. Dat is wat sommige berichten doen uitschijnen. Uit het geheel van internationaal wetenschappelijk onderzoek blijkt echter dat er geen reden is tot ongerustheid. Hieronder zetten we 4 argumenten op een rijtje waarom je je geen zorgen hoeft te maken.
1. Er is geen overtuigend wetenschappelijk bewijs voor gezondheidseffecten.
Hét belangrijkste argument is ongetwijfeld dat er tot nog toe onvoldoende wetenschappelijk bewijs is voor een oorzakelijk verband tussen de straling van mobiele telefoons en zendmasten enerzijds en gezondheidseffecten zoals kanker anderzijds.
Bovendien is het zo dat, hoe meer tijd verstreken is sinds de invoering van de mobiele telefoon, hoe meer argumenten er zijn voor de veiligheid ervan. Ondanks de dramatische toename van het aantal mobiele telefoons gedurende de laatste 20 jaar, zien we nog steeds geen toename van de incidentie van bepaalde soorten kanker die in verband gebracht worden met straling van mobiele telefoons en zendmasten. Deze vaststelling bevestigt de conclusie dat er geen reden is tot ongerustheid.
Mocht er tot op heden toch nog een effect onder de radar zijn gebleven, dan kun je er zeker van zijn dat het om een klein risico gaat en dat het slechts opduikt in een kleine subgroep van de bevolking, namelijk bij die personen die heel sterk blootgesteld worden aan straling van mobiele telefoons of zendmasten gedurende lange termijn.
Verder in dit dossier gaan we dieper in op mogelijke gezondheidseffecten van straling van mobiele telefoons en zendmasten en vertellen we je waar de verontrustende berichten in de media dan op zijn gebaseerd.
2. Technologische vooruitgang biedt de mogelijkheid om de stralingsintensiteit te verlagen.
Belangrijk om te weten is dat we ons voorlopig moeten baseren op wetenschappelijke studies die reeds meer dan 10 jaar geleden werden uitgevoerd. En intussen is er op technologisch vlak wel wat veranderd … maar in de positieve zin. De smartphones die we vandaag gebruiken, beschikken wellicht over 3G of 4G. Die kunnen straling met een veel lagere intensiteit uitzenden dan voorgangers 1G en 2G, vooral wanneer het netwerk een goede dekking biedt. Het huidige risico op gezondheidseffecten ligt dus hoogstwaarschijnlijk een stuk lager dan wat studies van 10 jaar geleden beschrijven.
Bij 5G zullen bovendien kleinere zenders worden gebruikt, die straling met een nóg lagere intensiteit zullen uitzenden. Bovendien zullen slimme 5G-antennes ervoor zorgen dat vooral actieve gebruikers worden blootgesteld aan de straling, toevallige passanten veel minder.
Verderop leggen we je haarfijn uit wat 5G nu exact is en waarin deze nieuwe technologie verschilt van haar voorgangers 2G, 3G en 4G.
3. We houden onze smartphones veel minder vaak direct tegen ons hoofd.
Wanneer we ons huidig smartphonegebruik vergelijken met dat van enkele jaren geleden, zien we een aanzienlijk verschil. We maken vandaag veel meer gebruik van hoofdtelefoons en hands-free-systemen en we gebruiken ons toestel beduidend meer om te surfen, te videobellen of te sms’en, in plaats van dit tegen ons hoofd te houden. Bijgevolg is afstand tot ons hoofd groter en de blootstelling minder groot. Het huidige risico ligt daardoor wellicht nog lager dan wat er in vroegere studies, die een verband tussen straling en bepaalde hersenkankers onderzochten, werd beschreven.
4. De stralingslimieten in ons land zijn erg streng.
Straling van mobiele telefoons en zendmasten kun je niet zien en het is misschien wel dat gegeven dat ons angst inboezemt. Maar het is niet omdat dit type straling niet zichtbaar is, dat het niet gereglementeerd is. Integendeel. De internationale limieten zijn reeds streng, maar in België zijn deze nog vele malen strenger, in Brussel zelfs ongeveer 50 maal.
Op deze pagina gaan we dieper in op de huidige stralingslimieten.
Toch niet gerustgesteld?
Blijf je ondanks al deze argumenten toch met een ongerust gevoel zitten, dan kan je altijd zelf het voorzorgsprincipe hanteren. Begin met zelf wat omzichtiger om te springen met je mobiele telefoon. Die is immers een veel grotere stralingsbron dan zendmasten, omdat je telefoon zich veel dichter bij je lichaam bevindt dan een zendmast. Gebruik ook wat vaker je oortjes en vermijd telefoneren op plaatsen waar je een slechte verbinding hebt. Mocht er dan toch een nog niet-gedetecteerd risico zijn, dan verklein je het op die manier sowieso.
En hoe zit het met stralingsvrije kleding of vakantieverblijven? Dat vertellen we je verder in dit dossier.
Heb je de indruk dat je gevoelig bent aan straling? We vertellen je op deze pagina hoe de vork aan de steel zit.
Het gaat hier, net zoals bij 2, 3 en 4G, over radiogolven, ofwel radiofrequente straling. Dat is in feite één van de vele soorten elektromagnetische straling.
Wat is elektromagnetische straling?
Je kunt zo’n straling zien als een soort van golf. Hoe vaker die op en neer beweegt per seconde - de frequentie - des te meer energie een stralingsdeeltje zal vervoeren. Deze frequentie wordt uitgedrukt in Hertz. 1 Hertz staat voor 1 golfbeweging per seconde. Op basis van de frequentie wordt elektromagnetische straling onderverdeeld in verschillende categorieën. De straling van mobiele telefoons en zendmasten valt onder de radiofrequente straling en heeft een frequentie van 100 kHZ tot 300 GHz.
Hoe werken radiogolven?
Een zendmast stuurt continu radiogolven uit in alle richtingen. Ons hele lichaam wordt blootgesteld aan deze straling. Maar aangezien de stralingsintensiteit sterk afneemt met de afstand tot de zender, is deze meestal laag. De radiogolven worden opgevangen door je mobiele telefoon, maar enkel als je het toestel gebruikt, en dan vooral wanneer je toestel verbinding probeert te maken met de zendmast. Dat deel van het menselijk lichaam dat zich het dichtst bij het toestel bevindt (wanneer je het toestel tegen je oor houdt is dit het hoofd), ontvangt de meeste straling. Omdat je telefoon zich veel dichter bij je lichaam bevindt dan de zendmasten, heeft deze straling heeft een veel hogere intensiteit.
Hoe meer obstakels er echter zijn tussen de zendmast en de mobiele telefoon, hoe intenser de straling moet zijn om toch de ontvanger te kunnen bereiken. En ook omgekeerd geldt dat principe. Hoe meer moeite je mobiele telefoon moet doen om verbinding te maken met een zendmast, hoe intenser de straling zal zijn. Dus hoe beter de dekkingsgraad van een netwerk, hoe lager de stralingsintensiteit.
Is straling van 5G anders dan die van 2G, 3G en 4G?
Er is geen groot verschil. Bij 5G gaat het ook om radiogolven, net als bij 2, 3 en 4G en bij de straling die gebruikt wordt voor radio of tv. Naast de frequenties die momenteel al in gebruik zijn door de 2, 3 en 4G netwerken, zal het 5G netwerk echter ook radiogolven met een hogere frequentie gebruiken. In een verstedelijkt gebied waar veel obstakels zijn, zal dit signaal een kortere afstand kunnen overbruggen. Daarom zijn er meer kleinere zenders nodig, maar deze zenden een straling uit met een lagere intensiteit dan bij 2G, 3G en 4G.
Bovendien zal er bij 5G meer en meer gebruik worden gemaakt van slimme antennes die gerichte bundels straling uitzenden naar actieve gebruikers. Bij de huidige antennes wordt iedereen nog gelijk blootgesteld aan de straling. Door middel van die slimme antennes zullen toevallige passanten dus beduidend minder worden blootgesteld aan straling.
Of deze nieuwe technologieën in de praktijk ook zullen leiden tot een daling van het totale stralingsniveau is zelfs voor experts nog onduidelijk. We weten dat de kleinere 5G-zenders minder intense straling zullen uitzenden, maar die straling komt natuurlijk bovenop de straling van de 2, 3 en 4G-netwerken, die we uiteraard niet meteen overboord kunnen gooien. Bovendien zal er ook meer straling nodig zijn naarmate er meer toepassingen met 5G in gebruik zullen worden genomen, zoals zelfrijdende auto’s, slimme woningen, drones of operaties op afstand.
Maar laat ons niet vergeten dat ook het 5G netwerk de stralingslimieten zal moeten respecteren, en die liggen in ons land vér onder de internationale limieten. Voorlopig is er echter nog geen algemeen aanvaarde methode om het totale stralingsniveau te meten in een 5G netwerk. Dus daar moet zeker verder aan worden gewerkt.
Radiogolven veroorzaken niet rechtstreeks kanker.
Binnen het elektromagnetisch spectrum heb je 2 belangrijke categorieën van straling. Enerzijds heb je straling met een hoge frequentie die zoveel energie bevat dat ze in staat is om het DNA in je lichaamscellen aan te tasten. En dat zou kunnen leiden tot kanker. Dat is enkel het geval bij UV-stralen, röntgenstralen en gamma-stralen. We spreken dan van ioniserende straling. Anderzijds heb je straling met een lagere frequentie, die te zwak is om rechtstreeks schade aan te richten aan je DNA, de niet-ioniserende straling. De straling die wordt gebruikt voor mobiele telefonie is van dit type, net zoals de straling van je microgolf, radio of tv.
Radiogolven kunnen je lichaam lichtjes opwarmen.
Radiogolven kunnen de cellen in je lichaam lichtjes opwarmen bij langdurig gebruik. Die opwarming is echter vele malen kleiner dan de normale temperatuurschommelingen in je lichaam. Algemeen wordt aangenomen dat onomkeerbare schade zou kunnen optreden vanaf een stijging van 1°C in de kern van je lichaam. Maar de stralingslimieten voor zendmasten en mobiele telefoons die de Internationale Commissie voor Bescherming tegen Niet-Ioniserende Straling heeft opgesteld, zijn maar liefst vijftig maal strenger, en in België zijn ze nóg strenger.
Radiogolven hebben op korte en middellange termijn geen negatief effect op je gezondheid.
Uit alle studies die al zijn verricht, kunnen we besluiten dat er op korte en middellange termijn, pakweg 20 jaar, geen bewijs is dat de straling van mobiele telefoons of zendmasten gezondheidseffecten zoals kanker, slaapstoornissen, onvruchtbaarheid of dergelijke zou veroorzaken.
En op langere termijn?
Op langere termijn, pakweg 50 à 60 jaar, kunnen we nog geen harde uitspraken doen. Het zou kunnen dat er bij langdurig intensief gebruik gezondheidsproblemen opduiken via mechanismen die we op dit moment nog niet kennen. Maar er is meer onderzoek nodig om daarover uitspraken te kunnen doen. Hoe dan ook kunnen we wel zeggen dat áls er echt een risico is, het sowieso erg klein is en enkel opduikt bij wie langdurig en intensief aan radiogolven wordt blootgesteld, anders hadden we het ondertussen al lang gedetecteerd.
Het is echter niet realistisch om te verwachten dat mobiele telefonie in afwachting van verder onderzoek eventjes on hold wordt gezet. Deze techniek is dermate ingeburgerd dat, zelfs mochten er in de toekomst toch gezondheidsproblemen opduiken, het zeer onwaarschijnlijk is dat de klok wordt teruggedraaid naar het tijdperk van de vaste telefoon.
Verder mogen we ook niet vergeten dat mobiele telefonie dagelijks ook levens redt. Nooddiensten worden veel bereikbaarder, locaties van ongevallen kunnen veel nauwkeuriger worden doorgegeven ...
In afwachting van verder onderzoek kun je zelf wel wat voorzichtiger omspringen met je mobiele telefoon. Die is immers een veel grotere stralingsbron dan zendmasten, omdat je telefoon zich veel dichter bij je lichaam bevindt dan een zendmast. Gebruik bijvoorbeeld wat vaker je oortjes en vermijd telefoneren op plaatsen waar je een slechte verbinding hebt. Laat je echter niet verleiden door stralingswerende verf, kledij of zelfs vakanties. Deze spelen enkel in op je angstgevoel.
De Internationale Commissie voor Bescherming tegen Niet-Ioniserende Straling heeft limieten opgesteld voor de straling van zendmasten en mobiele telefoons. Deze zijn gebaseerd op het enige wetenschappelijk bewezen effect, het opwarmingseffect. Deze internationale limieten zijn maar liefst vijftig maal strenger dan de limiet waarbij volgens wetenschappelijk onderzoek schade zou kunnen optreden in je lichaam.
België speelt op veilig
De internationale limieten zijn dus al erg voorzichtig. In ons land zijn de limieten voor zendmasten echter nóg veel strenger, in Brussel zelfs zo’n vijftig maal. De limieten verschillen echter wel tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel, wat veel discussie in de hand werkt. Daarom pleiten wij voor meer uniformiteit: één limiet voor alle Europese landen, die zo laag als technisch mogelijk blijft. Uiteraard moet er ook voldoende controle zijn.
Elektronische apparatuur
Ook draadloze elektronische apparatuur die met radiogolven werkt – denk maar aan mobiele telefoons, digitale meters, babyfoons, laptops met wifi, enz – is onderworpen aan strikte regels. Producenten van zulke apparaten moeten het specifiek absorptieniveau (ook wel SAR waarde genoemd, dit is een eenheid voor de hoeveelheid straling die het lichaam absorbeert) meten en vermelden. Enkel draadloze apparaten met een laag gemiddeld vermogen zijn vrijgesteld, zoals bijvoorbeeld een Bluetooth-apparaat. Ook hier zijn de limieten 50 maal strenger dan wat wetenschappers als potentieel schadelijk beschouwen: een ruime veiligheidsmarge dus.
Ideale studie is onmogelijk om uit te voeren
De “ideale” studie, waarmee we onomstotelijk zouden kunnen bewijzen of radiofrequente straling al dan niet bepaalde gezondheidseffecten veroorzaakt, is gewoonweg niet haalbaar. Daarvoor zouden we duizenden mensen willekeurig in verschillende groepen moeten verdelen: die zouden hun mobiele telefoon niet, matig of juist heel veel moeten gebruiken gedurende vele jaren. Onmogelijk om voldoende kandidaten te vinden die zich strikt aan de opgelegde criteria willen en kunnen houden.
Studies met tekortkomingen
Doordat de “ideale studie” niet mogelijk is, hebben alle studies omtrent straling die we wél kunnen doen tekortkomingen. Hieronder een overzicht van wat deze dan zoal zijn, toegepast op het voorbeeld van hersenkanker, omdat dit het gezondheidseffect is waarvoor het verband met mobiele telefoon-gebruik het vaakst is onderzocht.
In dit type onderzoek worden twee groepen personen met elkaar vergeleken. De ene groep, de “patiënten”, lijdt aan een bepaalde aandoening zoals hersenkanker; de andere groep, de “controles”, niet. Men vergelijkt een mogelijke risicofactor uit het verleden tussen beide groepen, in dit geval hoe vaak deze personen hun mobiele telefoon gebruikten.
Het grote nadeel bij zulke studies is het risico op een vertekend beeld, omdat je moet vertrouwen op wat deelnemers zich herinneren van de voorbije jaren. Het is immers niet ondenkbaar dat personen uit de patiëntengroep (of hun familie, als de patiënt intussen overleden is) de straling zelf als een mogelijke oorzaak van hun aandoening zien en daardoor hun gebruik, zelfs onbewust, gaan overschatten. Bij de controlegroep kan net het omgekeerde gebeuren, namelijk een onderschatting van hun gebruik. De correlatie zal daardoor groter lijken dan ze in werkelijkheid is. Dit was bijvoorbeeld het geval bij een beperkt aantal patiënt-controle studies uit het verleden, die suggereerden dat frequent en langdurig gebruik van mobiele telefoons het risico op bepaalde hersenkankers 2 tot 3 keer zou doen toenemen.
Daarbij komt nog dat een patiëntengroep doorgaans veel makkelijker te overtuigen is om deel te nemen aan zo’n onderzoek dan een controlegroep. En dat onevenwicht leidt uiteraard ook tot een vertekend beeld. Oppassen dus met de interpretatie van dergelijke studies!
Bij een cohort studie wordt een groep mensen met een aantal gelijkenissen, zoals nationaliteit, verblijfplaats etc, gedurende enkele jaren van dichtbij gevolgd. De hamvraag bij zo’n studie is of de blootstelling aan een bepaalde factor, in dit geval mobiele telefonie, een impact heeft op het al dan niet krijgen van een aandoening zoals hersenkanker, na verloop van tijd. Bij de start van het onderzoek lijdt niemand van de cohortgroep aan deze aandoening.
Wat maakt dit type studie niet geschikt om een oorzakelijk verband tussen mobiele telefonie en bepaalde gezondheidseffecten bloot te leggen?
- Te kort: Eerst en vooral lopen dergelijke studies doorgaans niet lang genoeg om de ontwikkeling van bepaalde aandoeningen zoals hersenkanker te kunnen detecteren.
- Te kleine groep: Om een toename van een relatief zeldzame aandoening zoals hersenkanker te kunnen vaststellen bij wie langdurig en intensief wordt blootgesteld aan radiofrequente straling, moet de cohortgroep véél groter zijn.
- Blootstelling is moeilijk te meten: In bestaande cohortstudies werd vaak aan de deelnemers gevraagd om zelf te rapporteren hoe vaak ze hun mobiele telefoon gebruikten, wat een risico op onder- of overschatting met zich meebrengt. Of er werd gevraagd of men een contract had met een telecomprovider, maar dit betekent uiteraard niet automatisch dat je je mobiele telefoon vaak gebruikt. De vraag naar hoe vaak je je telefoon gebruikt moet bovendien ook geregeld opnieuw worden gesteld tijdens een studie: zo’n gedrag kan immers na verloop van tijd wijzigen.
Bij trendanalyses worden de incidentie (dwz het aantal nieuwe patiënten) van een bepaalde aandoening bekeken binnen een bepaalde regio en dit over de jaren heen. Het gebruik van mobiele telefoons is de laatste decennia enorm gestegen. Deze periode is lang genoeg om een vergelijking te kunnen maken met voorheen, en om de ontwikkeling van bepaalde aandoeningen zoals hersenkanker te kunnen detecteren. Daarom zijn zulke trendanalyses heel waardevol.
Uit de meeste Westerse trendanalyses blijkt dat er geen toename is van het aantal hersenkankers in de laatste 20 jaar. In enkele studies waar er toch een lichte stijging is van een bepaald type hersenkanker, kan dit grotendeels verklaard worden door een verbetering van de methoden om dit soort kanker vast te stellen. Deze resultaten zijn dus geruststellend, maar gaan in tegen die van een beperkt aantal patiënt-controle studies, die suggereerden dat frequent en langdurig gebruik van mobiele telefoons het risico op bepaalde hersenkankers 2 tot 3 keer zou doen toenemen. Als dit werkelijk zo zou zijn, zouden we dat al lang opgemerkt hebben in de trendanalyses.
Betekent dit dan dat we, op basis van de trendanalyses, met zekerheid kunnen zeggen dat er helemaal geen risico is? Jammer genoeg niet. Maar we kunnen wel zeggen dat, als er al een risico is dat tot nu toe onder de radar is gebleven, dat dit heel klein is, en dat het slechts opduikt in een kleine subgroep van de bevolking, namelijk bij die personen die heel sterk blootgesteld worden aan straling van mobiele telefoons of zendmasten gedurende lange termijn.
Er zijn ook twee grootschalige studies gedaan op ratten en muizen. Het opzet van deze studies was om na te gaan of radiofrequente straling van mobiele telefoons of zendmasten schadelijk kan zijn. Het doel was dus niet om te bepalen of er, wanneer alle blootstellingslimieten worden gerespecteerd, voor de mens een risico bestaat op bepaalde gezondheidseffecten. En dat is een essentieel verschil. In het eerste geval spreekt men van een “hazard”-studie. Men wil nagaan of een bepaalde factor mogelijkerwijze schadelijk kan zijn. In de tweede situatie gaat het om een “risk”-studie, waarbij men het werkelijke risico in kaart wil brengen, met andere woorden of die factor ook daadwerkelijk schadelijk is in het dagelijks leven, wanneer de blootstellingslimieten gerespecteerd worden. Vergelijk het met een haai in een aquarium. De haai op zich is gevaarlijk. Hazard-studies zullen daarop dus wijzen. Maar het risico dat een haai in een aquarium je aanvalt is miniem. En dat is het risico waarover risk-studies spreken.
De onderzoekers zagen bij langdurige en sterke blootstelling aan radiofrequente straling van mobiele telefoons of zendmasten een verhoogd risico op een bepaald type kanker in het hart. Vreemd genoeg enkel bij mannelijke ratten, dus niet bij vrouwelijke ratten of muizen. Deze resultaten kunnen niet zonder meer worden geëxtrapoleerd naar mensen. Het gaat immers om “hazard studies”, waarbij de dieren gedurende veel langere tijd aan een veel hogere stralingsdosis werden blootgesteld dan de dosis waarmee mensen in hun dagelijks leven te maken krijgen.
Bovendien komt er vanuit wetenschappelijke hoek flink wat kritiek op het experimenteel design van deze studies en vooral op de interpretatie ervan. Er valt zoveel op aan te merken dat de correlaties waarvan sprake hoogstwaarschijnlijk puur toeval zijn.
Cherry picking
Net omdat alle studies die de impact van straling van mobiele telefoons en zendmasten op onze gezondheid onderzoeken bepaalde tekortkomingen hebben, is het heel belangrijk om naar het geheel van wetenschappelijke studies te kijken, ze correct te interpreteren, en ook rekening te houden met de verschillen in kwaliteit. En dat is wat er bij alarmerende berichten in verband met straling vaak niet gebeurt: men pikt er enkel die studies uit die de gevaren kracht bij zetten, zonder rekening te houden met hun kwaliteit en met de andere soorten studies. In het Engels bestaat daar de mooie term “cherry picking” voor.Jammer genoeg heeft ook de Hoge Gezondheidsraad zich aan cherry picking beschuldigd in een rapport van mei 2019 over “Fysisch-chemische milieuhygiëne (beperking van de blootstelling aan mutagene of hormoonverstorende agentia) en het belang van blootstelling op jonge leeftijd”. Hierin werd een lijst opgesteld van chemische stoffen waarmee we dagelijks in contact kunnen komen en die mogelijk gevaarlijk zijn voor de gezondheid. Eén paragraaf in het rapport gaat over blootstelling aan niet-ioniserende straling. Deze wordt door tegenstanders van elektromagnetische straling gebruikt als een argument om hun standpunt te ondersteunen. Waar liep het mis in dit rapport?
- Er gebeurde geen grondige review van de literatuur. Er werd ‘lukraak’ verwezen naar een aantal oude studies.
- Het rapport werd niet opgesteld door experts in niet-ioniserende straling.
- Dit rapport geeft enkel stoffen aan die mogelijk schadelijk kunnen zijn, zonder na te gaan of er écht een oorzakelijk verband is tussen deze producten en bepaalde gezondheidsproblemen. Ook hier gaat het dus weer over “hazard” en niet om het werkelijke risico in het dagelijks leven (“risk”).
Classificatie als “mogelijk kankerverwekkend”
Het Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek geeft radiogolven het label “mogelijk kankerverwekkend”. En die classificatie wordt geregeld aangehaald in artikels die de mogelijke gevaren van radiogolven onderstrepen. Het gaat echter om een interpretatiefout. De labels die deze instantie toekent, zeggen niets over hoe kankerverwekkend iets daadwerkelijk is in het dagelijks leven (“risk”). Ze brengen enkel in kaart hoeveel bewijs er is voor schadelijkheid (“hazard”). En dat was op het moment dat dit label werd toegekend dus erg weinig. Als je weet dat we in diezelfde categorie ook het beroep van timmerman vinden en de bladeren van de aloë vera-plant dan besef je wel dat dit label geen reden is tot paniek.Ondanks het feit dat er geen wetenschappelijk bewijs is voor een oorzakelijk verband tussen radiofrequente straling en gezondheidsschade, zijn er toch mensen die aangeven dat ze gevoelig zijn voor zulke straling en er gezondheidsproblemen door ondervinden. Het gaat dan over hoofdpijn, vermoeidheid, slaapproblemen, duizeligheid, misselijkheid, concentratie- en geheugenproblemen, angst, enz.
Zijn deze klachten ingebeeld? Neen. Maar er is geen enkel wetenschappelijk bewijs dat de straling de oorzaak is van deze klachten. Het lijkt erop dat er sprake is van een nocebo-effect. Doordat je schrik hebt van het effect van straling op je lichaam, ga je klachten ervaren.
Vergelijk het met de bijwerkingen van een geneesmiddel. Als je partner een pijnstiller inneemt en er erg duizelig van wordt, is de kans dat jij dat in de toekomst ook zult worden reëel. De angst voor die bijwerking, kan immers zelf die duizeligheid opwekken. Zo’n nocebo-effect is eigenlijk het omgekeerde van het gekende placebo-effect. Daar ervaar je door de verwachting van een positief effect reeds het gunstige effect. Bij een nocebo ervaar je door de verwachting van een negatief effect reeds het negatieve effect.
Ons land kent een politieke impasse op meerdere fronten en zo ook over de verdeling van de opbrengsten die de veiling van de 5G-frequenties moeten opleveren. Dit zorgde er al voor dat de geplande veiling in 2019 niet is kunnen doorgaan en er ook begin 2020 ook nog geen duidelijkheid is over wanneer de veiling dan wel zou kunnen plaatsvinden.
De Belgische telecomregulator, het BIPT, besliste echter begin dit jaar dat het op tijdelijke basis ‘gebruikersrechten’ gaat toekennen. Die gebruikersrechten komen uit de 3,6 tot 3,8 GHz-band, die deel uitmaakt van de 5G-band. Voorlopig gebruikt enkel het Brugse bedrijf Citymesh die frequenties en bouwt het daarmee onder andere al aan een privaat 5G-netwerk in Brussels Airport.
De telecomwet maakt het mogelijk voor het BIPT om die gebruikersrechten toe te kennen zonder dat er een specifieke regelgeving (ten gevolge van de veiling) rond bestaat. In theorie kunnen geïnteresseerden 5G dan ook over het hele grondgebied beginnen uitrollen. Ondertussen hebben Orange, Proximus en Telenet al aangemeld voor de tijdelijke 5G-licentie. Het BIPT onderzoekt momenteel deze en andere kandidaturen en zal daarna de tijdelijke rechten toekennen. Die rechten zullen sowieso vervallen wanneer uiteindelijk een veiling wordt georganiseerd. De tijdelijke 5G-licentie kan er wel voor zorgen dat operatoren al tegen de zomer kunnen beginnen met een voorlopige uitrol van hun 5G-netwerken.
Op onze interactieve kaart ontdek je de huidige kwaliteit van mobiele dekking in ons land.
Wij zijn niet “voor” of “tegen” radiofrequente straling van mobiele telefoons en zendmasten. Dat is echter wat sommige lezers wel van ons verwachten. Velen verwachten van ons dat wij “tegen” het standpunt van de telecomindustrie en de overheid zijn. Als we niet “tegen” zijn, gaan ze er van uit dat wij beïnvloed zijn door lobbywerk van de telecomindustrie. Dat is absoluut niet het geval. Wij kijken objectief naar de beschikbare studies omtrent dit onderwerp, net zoals we dat met andere gezondheidsonderwerpen doen. Op basis van het geheel van wetenschappelijke studies brengen we dan onze boodschap.
En daarbij hebben wij nog drie belangrijke eisen.
- Meer onderzoek naar de mogelijke gezondheidseffecten van deze straling op lange termijn.
- Gestandaardiseerde meetmethodes om de reële blootstelling aan radiofrequente straling in een 5G netwerk nauwkeurig te kunnen meten.
- Eén uniforme stralingslimiet in alle Europese landen. Uiteraard liefst zo laag als technisch mogelijk. En voldoende controles op het respecteren van deze limieten.
We kaartten deze bekommernissen reeds eerder aan in een hoorzitting in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, commissie voor Economie, Consumentenbescherming en Digitale Agenda, waarop we werden uitgenodigd eind 2019.