Flebitis


Wat u als flebitis kent, bestaat eigenlijk in twee vormen, die elk een andere aanpak vereisen. Flebitis is zelden een gevaarlijke aandoening, maar er zijn uitzonderingen. Daarom is het verstandig om een arts te raadplegen.
Flebitis wijst op de ontsteking van een arm- of beenader. Het kan bv. ontstaan op de plaats waar men u een infuus geeft. Vaak is de schuldige een bloedklonter. In dat geval spreekt men van tromboflebitis, waarbij artsen het onderscheid zullen maken tussen oppervlakkige tromboflebitis en diepveneuze trombose.
Bij oppervlakkige tromboflebitis vormt de bloedklonter zich in een oppervlakkige ader, dus een die net onder de huid ligt. In regel is zo’n oppervlakkige tromboflebitis niet gevaarlijk en meestal verdwijnen de klachten vanzelf na enkele weken.
Een diepveneuze trombose geeft aan dat er zich een bloedklonter bevindt in een dieper gelegen ader. In een groot deel van de gevallen is de klonter klein en veroorzaakt hij geen symptomen. Ons lichaam bevat ook mechanismen om dergelijke klontertjes geleidelijk aan af te breken. Grotere klonters kunnen wel problemen veroorzaken, zeker wanneer ze loskomen en in de longen terechtkomen. In een dergelijk geval spreken we van een longembolie. In meer dan 90 % van de gevallen ligt een diepveneuze trombose van het bovenbeen aan de basis. Het gevolg is dat een deel van de longen uitvalt door de blokkage van de bloedsomloop in de longen.
Er zijn drie factoren die bepalend zijn voor de vorming van bloedklonters in de benen:
- beschadiging van de aderwand, bv. ten gevolge van een ontsteking, kwetsuur of ingreep;
- verhoogde bloedstolling ten gevolge van bv. bepaalde erfelijke factoren of een hormoontherapie die het bloed makkelijker doet stollen;
- langzaam stromend bloed.
Er is een eenvoudige verklaring voor dat langzaam stromend bloed in de benen. Het bloed dat vanuit alle uithoeken van ons lichaam naar het hart moet terugvloeien, heeft het veel minder makkelijk dan het bloed dat vanuit het hart vertrekt: in de wand van de slagaders zit een performant stuwmechanisme dat het bloed wegpompt uit het hart, terwijl de aders die het bloed naar het hart terugbrengen, niet over zo'n performant systeem beschikken, zij hebben alleen kleppen die voorkomen dat het bloed terugvloeit (want de zwaartekracht speelt). Hoe langer de weg die moet worden afgelegd, bv. vanuit de benen, hoe moeilijker die terugstroom. In de praktijk komt er wel hulp vanuit een andere hoek: wanneer u beweegt en uw kuitspieren gebruikt, zal het opspannen van de spieren het bloed in de aderen omhoog stuwen.
Kuitspieren hebben dus een cruciale rol: als ze veel in actie zijn, bevorderen ze de terugstroom van het bloed naar het hart (cf. de tekening hieronder). Men spreekt zelfs van “de spierpomp”. Wanneer de kuitspieren echter lang werkloos zijn, stroomt het bloed minder snel door de beenaderen. En het bloed in de aders stroomt per definitie al trager dan dat in de slagaders, waardoor er zich makkelijker een klonter kan vormen.
De kuitspieren stuwen de bloedstroom vanuit de benen naar het hart toe
Flebitis wijst op de ontsteking van een arm- of beenader. Het kan bv. ontstaan op de plaats waar men u een infuus geeft. Vaak is de schuldige een bloedklonter. In dat geval spreekt men van tromboflebitis, waarbij artsen het onderscheid zullen maken tussen oppervlakkige tromboflebitis en diepveneuze trombose.
Bij oppervlakkige tromboflebitis vormt de bloedklonter zich in een oppervlakkige ader, dus een die net onder de huid ligt. In regel is zo’n oppervlakkige tromboflebitis niet gevaarlijk en meestal verdwijnen de klachten vanzelf na enkele weken.
Een diepveneuze trombose geeft aan dat er zich een bloedklonter bevindt in een dieper gelegen ader. In een groot deel van de gevallen is de klonter klein en veroorzaakt hij geen symptomen. Ons lichaam bevat ook mechanismen om dergelijke klontertjes geleidelijk aan af te breken. Grotere klonters kunnen wel problemen veroorzaken, zeker wanneer ze loskomen en in de longen terechtkomen. In een dergelijk geval spreken we van een longembolie. In meer dan 90 % van de gevallen ligt een diepveneuze trombose van het bovenbeen aan de basis. Het gevolg is dat een deel van de longen uitvalt door de blokkage van de bloedsomloop in de longen.
Er zijn drie factoren die bepalend zijn voor de vorming van bloedklonters in de benen:
- beschadiging van de aderwand, bv. ten gevolge van een ontsteking, kwetsuur of ingreep;
- verhoogde bloedstolling ten gevolge van bv. bepaalde erfelijke factoren of een hormoontherapie die het bloed makkelijker doet stollen;
- langzaam stromend bloed.
Er is een eenvoudige verklaring voor dat langzaam stromend bloed in de benen. Het bloed dat vanuit alle uithoeken van ons lichaam naar het hart moet terugvloeien, heeft het veel minder makkelijk dan het bloed dat vanuit het hart vertrekt: in de wand van de slagaders zit een performant stuwmechanisme dat het bloed wegpompt uit het hart, terwijl de aders die het bloed naar het hart terugbrengen, niet over zo'n performant systeem beschikken, zij hebben alleen kleppen die voorkomen dat het bloed terugvloeit (want de zwaartekracht speelt). Hoe langer de weg die moet worden afgelegd, bv. vanuit de benen, hoe moeilijker die terugstroom. In de praktijk komt er wel hulp vanuit een andere hoek: wanneer u beweegt en uw kuitspieren gebruikt, zal het opspannen van de spieren het bloed in de aderen omhoog stuwen.
Kuitspieren hebben dus een cruciale rol: als ze veel in actie zijn, bevorderen ze de terugstroom van het bloed naar het hart (cf. de tekening hieronder). Men spreekt zelfs van “de spierpomp”. Wanneer de kuitspieren echter lang werkloos zijn, stroomt het bloed minder snel door de beenaderen. En het bloed in de aders stroomt per definitie al trager dan dat in de slagaders, waardoor er zich makkelijker een klonter kan vormen.
De kuitspieren stuwen de bloedstroom vanuit de benen naar het hart toe
Bij oppervlakkige tromboflebitis is de huid in de zone van de getroffen ader rood en gezwollen. Hij voelt warm aan en die plek is hard en pijnlijk of extra gevoelig. Met andere woorden, de typische tekens van een ontsteking.
Bij een diepveneuze trombose kan de bloedstroom geblokkeerd geraken in een deel van het been en pijn en verhoogde gevoeligheid veroorzaken. Het been zwelt op, kleurt paarsrood en voelt warm aan. Soms heeft men koorts. Bij kortademigheid of pijn op de borst is er mogelijk sprake van een longembolie.
Er zijn diverse factoren die u moeten doen beseffen dat u een verhoogd risico loopt omdat ze tot een afwijkende bloedsomloop kunnen leiden waardoor zich een bloedklonter kan vormen.
- Uw leeftijd. Reeds vanaf 50 jaar begint de spierkracht in de kuiten beetje bij beetje af te nemen. Ook verliezen de vaatwanden bij het ouder worden aan elasticiteit doordat de spiervezels minder sterk worden. Door die veranderingen gaat het bloed makkelijker stollen. Dat alles, in combinatie met een kleppensysteem dat geleidelijk aan minder goed gaat werken, verklaart waarom de bloedsomloop in de benen met de jaren minder efficiënt wordt.
- Langdurige immobiliteit. Enerzijds zijn er de medische vormen zoals wanneer u na een ingreep aan uw ziekenhuisbed gekluisterd bent of wanneer uw been in het gips zit. Anderzijds zijn er de niet-medische vormen: zittend werk, een lange bus-, trein- of vliegtuigreis. Gelukkig volstaat immobiliteit op zich vaak niet om flebitis te veroorzaken. Er zijn bijna altijd nog andere risicofactoren in het spel.
- Fracturen en chirurgische ingrepen.
- Uw familiale aanleg.
- Flebitis die u in het verleden hebt opgelopen.
- Bepaalde vormen van kanker.
- Hartproblemen die u in het verleden hebt gehad.
- Een BMI van 30 of meer, zwaarlijvigheid dus.
- Diabetes.
- Roken (volgens sommige bronnen).
- Het gebruik van hormonen, voor contraceptie of tijdens de menopauze.
- De zwangerschap en de eerste periode na de bevalling.
Wanneer een arts op basis van de symptomen flebitis vermoedt, zal hij u aan bepaalde onderzoeken onderwerpen om uit te maken waar het probleem zich juist situeert en hoe ernstig de blokkage van de bloedstroming is.
- Bij het zogenoemde duplexonderzoek worden twee onderzoeken via één toestel uitgevoerd: een echografie brengt de bloedvaten in beeld, en met de Doppler wordt de snelheid van de bloedstroming gemeten (of de traagheid in het geval van een ader die door een klonter wordt geblokkeerd).
- Een D-dimeer-test spoort de hoeveelheid D-dimeer op in het bloed. D-dimeer is een component afkomstig van een bloedklonter. De hoeveelheid D-dimeer in het bloed is altijd heel erg laag, behalve als er een stolsel in het bloed aanwezig is (geweest).
Zolang slechts oppervlakkige tromboflebitis werd vastgesteld en de kans klein is dat het ontaardt in een diepveneuze trombose, komt het er alleen op aan het ongemak te verlichten. Warme of koude kompressen leggen en bij het zitten of liggen uw benen wat hoger leggen kan u al een heel eind op weg helpen om de symptomen weg te krijgen. Om de pijn en de ontsteking te onderdrukken grijpt u het best naar een ontstekingsremmer met bv. ibuprofen. Goed om te weten: er is geen wetenschappelijk bewijs dat een zalf met mucopolysacharide (zoals Hirudoid) baat zal brengen.
Bij een acute diepveneuze trombose is een snelle medische interventie nodig aangezien die aandoening gevaarlijk is. De arts zal u eerst enkele dagen medicatie laten nemen om de bloedklonter te laten oplossen en daarna zal hij overstappen op bloedverdunners (voor meer details: zie onder “Preventie”).
Wanneer u al een diepveneuze trombose hebt gehad, zal de arts u bij wijze van preventie voor de toekomst bloedverdunners voorschrijven. Welke (van de oude of van de nieuwe generatie), hoeveel en voor hoelang, dat hangt af van wat aan de basis lag van de trombose: een tijdelijke risicofactor (bv. een operatie), een spontaan ontstane trombose, een fractuur, een gipsverband, langdurige bedlegerigheid, kanker, een reis van lange duur …
Hoe dan ook, in dat geval houdt niet alleen de aandoening zelf maar ook de behandeling ernstige risico’s in. Wegens het gevaar op bloedingen moet de stollingsgraad van het bloed heel geregeld worden gemeten. Het is dan ook ten zeerste aangeraden om bij een plotse bloeding contact op te nemen met de arts, en die kan dan bv. de dosis aanpassen.
Een kwart tot de helft van de getroffen personen krijgt, meestal binnen twee jaar, het zogenoemde posttrombotische syndroom: dunne glanzende huid, vochtopstapeling, huidverkleuring, spataders, moeilijk genezende wonden. Men kan de kans daarop aanzienlijk verkleinen door twee jaar lang consequent compressiekousen te dragen en veel met de benen te bewegen. Die kousen oefenen een sterke druk uit op het been en ondersteunen de doorbloeding. Verwar compressiekousen niet met steunkousen, die alleen steun bieden aan zware, vermoeid aanvoelende benen. Compressiekousen bestaan in verschillende klassen, volgens de druk die wordt geleverd. U laat ze het best door een arts voorschrijven of door een erkende bandagist aanmeten. Ze zijn niet goedkoop (makkelijk € 50 of meer) en gaan hooguit zo'n zes tot negen maanden mee.
En ongeacht of u al een verleden met een diepveneuze trombose hebt of niet, wanneer er u een langdurige periode van immobiliteit te wachten staat, moet u beseffen dat u zelf veel onheil kunt voorkomen. Gewoon door de kuitspieren te laten werken, zodat het bloed in de beenaderen wat hulp krijgt om naar het hart toe te vloeien.
Dwing uzelf ertoe om geregeld even “de benen te strekken” en een wandelingetje of een fietstochtje te maken. Ook uw benen masseren, van de voeten naar de knieën toe, kan de bloedstroom ondersteunen. Als u niet in een besloten ruimte zit, thuis bv., kunt u eventueel op de rug gaan liggen en fietsbewegingen maken met de benen. Wie veel rechtop moet staan zonder te bewegen, kan zijn gewicht geregeld van het ene been op het andere brengen, en van de voorkant van de voet naar de hiel.
Hieronder vindt u enkele eenvoudige kuitspieroefeningen die u bv. tijdens een lange vliegtuig-, bus) of treinreis kunt doen, of gewoon thuis of op kantoor.
Meer algemene tips om flebitis te voorkomen tijdens een lange vlucht zijn bv. voldoende drinken, onderaan (vanaf de heupen) geen al te spannende kledij dragen, handbagage liever niet aan uw voeten plaatsen zodat u uw benen kunt bewegen.
Goed om te weten: een lage dosis aspirine nemen vóór een lange vlucht is niet aangewezen, daar is geen wetenschappelijk bewijs voor. Het nut ervan is twijfelachtig, terwijl er wel bijwerkingen kunnen zijn.