De menopauze: wat is dat?


De menopauze, of de overgang van de vruchtbare naar de onvruchtbare fase, is iets waar maar weinig vrouwen naar uitkijken. Vaak gaat het dan ook gepaard met heel wat vervelende symptomen. Maar welke klachten kunnen er zoal opduiken, hoe krijg je ze onder controle, en zijn er risico's aan verbonden?
Wat is de menopauze of overgang?
De menopauze is geen ziekte: het is een natuurlijk proces waarbij een en ander verandert in de hormoonhuishouding van de vrouw. Vanaf een bepaalde leeftijd beginnen de eierstokken immers geleidelijk aan minder goed te werken: er zal steeds minder vaak een eisprong optreden en de aanmaak van de hormonen oestrogeen en progestageen zal afnemen.
Het gevolg is dat de maandelijkse bloedingen onregelmatig worden tot ze uiteindelijk volledig wegblijven.
Wat betekent de term "menopauze"?
Strikt genomen slaat de term "menopauze" op het moment wanneer je 12 maanden geen menstruatie hebt gehad zonder dat hiervoor een andere duidelijk aanwijsbare oorzaak is. De leeftijd waarop vrouwen de menopauze bereiken, is gemiddeld 51 jaar. Zo’n 95% van de vrouwen bereikt de menopauze tussen de leeftijd van 45 en 55 jaar.
Verschil tussen menopauze, perimenopauze en postmenopauze
Maar vrouwen zeggen gewoonlijk dat ze "in hun menopauze zijn" zodra de bloedingen onregelmatig worden en ze klachten krijgen. In wetenschappelijke termen spreken we dan van de perimenopauze. De periode na het bereiken van de menopauze, dus meer dan 12 maanden na de laatste menstruatie, noemen we de postmenopauze.
Factoren die de menopauze beïnvloeden
In bepaalde gevallen kan de menopauze vroegtijdig optreden, bijvoorbeeld wanneer je eierstokken of baarmoeder zijn weggehaald of wanneer je rookt of gerookt hebt. Rokers zouden de menopauze gemiddeld zo’n twee jaar eerder bereiken dan niet-rokers.
Andersom kunnen factoren zoals orale contraceptie, het baren van kinderen of een late eerste menstruatie ook een latere menopauze in de hand werken.
Meer informatie over de menopauze
Wil je meer weten over de symptomen en behandeling van de menopauze? In deze artikels vind je meer info:
Wat is de menopauze of overgang?
De menopauze is geen ziekte: het is een natuurlijk proces waarbij een en ander verandert in de hormoonhuishouding van de vrouw. Vanaf een bepaalde leeftijd beginnen de eierstokken immers geleidelijk aan minder goed te werken: er zal steeds minder vaak een eisprong optreden en de aanmaak van de hormonen oestrogeen en progestageen zal afnemen.
Het gevolg is dat de maandelijkse bloedingen onregelmatig worden tot ze uiteindelijk volledig wegblijven.
Wat betekent de term "menopauze"?
Strikt genomen slaat de term "menopauze" op het moment wanneer je 12 maanden geen menstruatie hebt gehad zonder dat hiervoor een andere duidelijk aanwijsbare oorzaak is. De leeftijd waarop vrouwen de menopauze bereiken, is gemiddeld 51 jaar. Zo’n 95% van de vrouwen bereikt de menopauze tussen de leeftijd van 45 en 55 jaar.
Verschil tussen menopauze, perimenopauze en postmenopauze
Maar vrouwen zeggen gewoonlijk dat ze "in hun menopauze zijn" zodra de bloedingen onregelmatig worden en ze klachten krijgen. In wetenschappelijke termen spreken we dan van de perimenopauze. De periode na het bereiken van de menopauze, dus meer dan 12 maanden na de laatste menstruatie, noemen we de postmenopauze.
Factoren die de menopauze beïnvloeden
In bepaalde gevallen kan de menopauze vroegtijdig optreden, bijvoorbeeld wanneer je eierstokken of baarmoeder zijn weggehaald of wanneer je rookt of gerookt hebt. Rokers zouden de menopauze gemiddeld zo’n twee jaar eerder bereiken dan niet-rokers.
Andersom kunnen factoren zoals orale contraceptie, het baren van kinderen of een late eerste menstruatie ook een latere menopauze in de hand werken.
Meer informatie over de menopauze
Wil je meer weten over de symptomen en behandeling van de menopauze? In deze artikels vind je meer info:
- Wat zijn de eerste tekenen van de overgang?
- Hoe weet je of je in de menopauze zit?
- Vanaf welke leeftijd bereik je de menopauze?
- Hoe wordt de menopauze behandeld?
- Is hormoontherapie gevaarlijk?
Doordat oestrogeen op verschillende plaatsen in een vrouwenlichaam actief is, kan de verminderde oestrogeenproductie tijdens de menopauze gevolgen hebben op diverse vlakken.
Enkele typische klachten zijn:
Op korte termijn | Op langere termijn |
Opvliegers/vapeurs | Osteoporose (botverkalking) |
Vaginale droogte | Verstoord evenwicht |
Slaapproblemen | Rimpels |
Concentratie- of geheugenproblemen | |
Depressieve gevoelens/stemmingswisselingen | |
Verminderd libido |
Opvliegers of vapeurs
Door het tekort aan oestrogeen wordt de hypothalamus, een orgaan in je hersenen dat werkt als thermostaat van je lichaam, gevoeliger. Bijgevolg worden de mechanismen die ons lichaam gebruikt om warmte te laten ontsnappen, zoals zweten, sneller dan nodig in gang gezet. Zowat 8 op de 10 vrouwen heeft daardoor bij de overgang last van opvliegers. Ze komen meestal meerdere malen per dag voor - voornamelijk ook ‘s nachts - kunnen tot 4 minuten duren en gaan soms gepaard met zweten en hartkloppingen. De opvliegers kunnen uit het niets ontstaan, maar er zijn ook uitlokkende factoren zoals stress, pikant eten, cafeïne, alcohol, roken, warme kleding of warme ruimtes ... Bij de meeste vrouwen duiken de vapeurs op van zodra de menstruatie onregelmatig wordt, in de perimenopauze, bij enkelen verschijnen ze dan weer pas ten tonele wanneer de menopauze bereikt is. Gemiddeld blijven de vapeurs zo’n 5 tot 7 jaar aanhouden.
Veranderingen aan de vagina
Door de verminderde oestrogeenproductie en een afname van de bloedtoevoer naar de vagina zal de vagina geleidelijk ook dunner, gevoeliger en minder elastisch worden. We spreken dan van vaginale atrofie. Dit kan klachten zoals vaginale droogte, jeuk, een branderig gevoel of pijn tijdens het vrijen in de hand kan werken. Sommige vrouwen zullen ook vaker moeten plassen of last hebben van terugkerende infecties van de urinewegen. De klachten verergeren meestal naarmate de oestrogeenproductie vermindert. Zowat 1 op de 2 vrouwen krijgt tijdens of na de overgang te maken met vaginale droogte.
Het spreekt voor zich dat al deze symptomen een negatief effect kunnen hebben op het libido, zeker als vrouwen tegelijkertijd ook nog vermoeidheid en/of depressieve gevoelens ervaren.
De diagnose van menopauze wordt meestal zonder echte onderzoeken gesteld na het uitblijven van de menstruatie gedurende 12 maanden zonder dat hier een andere duidelijk aanwijsbare reden voor is. Bij vrouwen die hormonale anticonceptie gebruiken is het echter veel moeilijker om te weten wanneer de menopauze bereikt is dan bij vrouwen die dat niet doen.
Diagnose zonder hormonale anticonceptie
- Vrouwen jonger dan 40 jaar: Bij vrouwen in deze groep met menopauzale klachten en een onregelmatige menstruatie moet gedacht worden in de richting van premature ovariële insufficiëntie (POI; vervroegde overgang). Ongeveer 1% van de vrouwen krijgt hier mee te maken. Raadpleeg met zulke klachten altijd een arts, want verder onderzoek is zeker nodig.
- Vrouwen tussen 40 en 45 jaar: Ongeveer 5% van de vrouwen bereikt de menopauze op deze jonge leeftijd. Maar om zeker te zijn dat er geen andere oorzaken zijn van de onregelmatige menstruatie, zal je arts eerst de waarden van een aantal andere hormonen in je bloed bepalen. Enkel als deze normaal zijn, kan de diagnose van (peri)menopauze gesteld worden.
- Gezonde vrouwen ouder dan 45 jaar: Bloedonderzoek is niet nodig om de diagnose van (peri)menopauze te stellen. Om te besluiten dat je in de (peri)menopauze zit, is het voldoende dat je menstruatie onregelmatig is of afwezig is gedurende 12 maanden zonder andere aanwijsbare reden, al dan niet in combinatie met menopauzale klachten. Bij vrouwen die geen baarmoeder hebben, en dus ook geen bloedingen meer hebben, is de aanwezigheid van menopauzale klachten al voldoende. Wie geen klachten heeft die de levenskwaliteit verstoren, hoeft geen arts te raadplegen.
Diagnose met hormonale anticonceptie
Vrouwen die hormonale anticonceptie nemen, maken geen gewone menstruatiebloedingen door. Afhankelijk van de soort anticonceptie die ze gebruiken, zullen ze helemaal geen bloedingen hebben of onttrekkingsbloedingen hebben. Voor deze groep is het dan ook niet evident om met zekerheid te weten wanneer de menopauze is bereikt. Temeer omdat de typische menopauzale klachten niet opduiken bij vrouwen die hormonale anticonceptie met oestrogenen gebruiken. Bij hen blijft het oestrogeenniveau immers op peil. Dan blijft de vraag echter: wanneer ben je zeker dat je de menopauze hebt bereikt en dat je dus ook veilig kunt stoppen met je anticonceptie? Dat hangt af van de soort anticonceptie die je gebruikt.
Hormoonmeting zelden nodig
Bij de meeste vrouwen zijn labo-onderzoeken niet nodig om de diagnose van (peri)menopauze te stellen. Bij zo’n meting wordt er vooral gekeken naar het niveau van het follikelstimulerend hormoon (FSH). Dat begint enkele jaren voor de menopauze geleidelijk aan toe te nemen. Toch kan het resultaat geen uitsluitsel bieden. Het gebeurt immers ook dat dit niveau bij menopauzale vrouwen toch aan de lage kant ligt en andersom is het niveau ook verhoogd tijdens de eisprong bij vrouwen die nog niet in (peri)menopauze zijn.
Daarom kan zo’n FSH-test enkel in specifieke gevallen nuttig zijn:
- Bij vrouwen jonger dan 40 jaar om een vermoeden van premature ovariële insufficiëntie (POI) te ondersteunen.
- Bij vrouwen tussen 40 en 45 jaar met menopauzale klachten en veranderingen in hun menstruatiecyclus. De FSH-test kan in dat geval helpen om het onderscheid te maken tussen (peri)menopauze en andere hormonale oorzaken van de onregelmatige menstruatie.
- Bij vrouwen ouder dan 50 jaar die anticonceptie gebruiken enkel op basis van progestageen (anticonceptiestaafje, minipil, hormoonspiraaltje) en geen menstruatie meer hebben. Bij hen kan zo’n test nuttig zijn om te weten of en wanneer ze veilig kunnen stoppen met hun anticonceptie.
De leeftijd waarop vrouwen de menopauze bereiken, draait gemiddeld rond 51 jaar. Strikt genomen duidt de term "menopauze" op het moment wanneer je 12 maanden geen menstruatie hebt gehad zonder dat hiervoor een andere duidelijk aanwijsbare oorzaak is. Of je klachten krijgt, vanaf wanneer en welke klachten dat zijn, is erg afhankelijk van vrouw tot vrouw. Ook de mate waarin de klachten een impact hebben op je levenskwaliteit, valt niet te voorspellen. Opvliegers blijven gemiddeld zo’n 5 tot 7 jaar aanhouden, maar bij sommige vrouwen duurt dit wel 20 jaar. Veranderingen aan de vagina manifesteren zich meestal in een later stadium dan de opvliegers.
Of en welke behandeling aangewezen is, hangt af van welke klacht de overhand neemt alsook van de impact ervan op de levenskwaliteit. Heb je enkel milde klachten klachten waar je mee kan leven, dan hoef je geen arts te contacteren. Pas als je het gevoel hebt dat je aan levenskwaliteit inboet, bespreek je het probleem best met je huisarts of gynaecoloog om naar een geschikte behandeling te zoeken. Voor wie vooral last heeft van opvliegers zijn er andere oplossingen dan voor wie vooral last heeft van vaginale veranderingen.
Opvliegers
Milde klachten |
Het is in eerste instantie belangrijk om de factoren die opvliegers kunnen uitlokken te vermijden. Denk hierbij onder andere aan:
- Jezelf in laagjes kleden / losse kleding dragen ‘s nachts
- Kamertemperatuur verlagen
- Voldoende verluchten
- Consumptie van cafeïne, alcohol, warme dranken en pikante voeding beperken
- Stoppen met roken
Er zijn aanwijzingen dat gewicht verliezen, bijvoorbeeld door gezond te eten, het aantal opvliegers zou kunnen doen verminderen bij vrouwen met overgewicht. Voldoende lichaamsbeweging kan ook helpen om je gewicht onder controle te houden. Het helpt je ook om beter te slapen en je humeur een boost te geven. Een duidelijk effect op het aantal opvliegers is echter nog niet aangetoond.
Psychologische interventies zoals cognitieve gedragstherapie of mindfulness kunnen je leren om beter om te gaan met de klachten. Of ze ook beter werken dan placebo om het aantal opvliegers te verminderen, is echter niet aangetoond. Hoe dan ook zijn ze volkomen veilig, dus baat het niet dan schaadt het niet.
Voor andere behandelingen zoals relaxatie, ademhalingsoefeningen of voetreflexologie is het niet aangetoond dat ze enig nut hebben bij de behandeling van opvliegers.
Het gaat hier om behandelingen zoals acupunctuur, Chinese kruiden, homeopathische middelen, voedingssupplementen (bv. met plantoestrogenen) of middelen op basis van zilverkaarswortel. Voor geen enkele ervan is aangetoond dat ze beter werken dan placebo om het aantal opvliegers te verminderen. Sommige behandelingen zijn echter niet zonder risico. Hieronder enkele voorbeelden:
- Voedingssupplementen met plantoestrogenen: Plantoestrogenen zijn stoffen die vergelijkbaar zijn met oestrogeen, maar een veel zwakkere werking hebben. Ze zijn van nature aanwezig in bepaalde plantaardige voedingsmiddelen, zoals sojabonen, kikkererwten en linzen. Net daarom kiezen veel vrouwen voor voedingssupplementen met plantoestrogenen, omdat ze denken dat zo’n natuurlijke therapie veiliger is dan hormoontherapie. De eisen en kwaliteitscontrole voor voedingssupplementen zijn echter beduidend minder streng dan voor geneesmiddelen. Bovendien kunnen deze plantoestrogenen ook bijwerkingen hebben, waarvan maag-darmklachten de meest voorkomende zijn. Daarnaast is er ook het risico op een wisselwerking met bepaalde medicatie. En ook over de risico’s op langere termijn is nog weinig geweten, vooral over het risico op (herval van) borstkanker en baarmoederkanker. Daarom is het beter om niet op eigen houtje supplementen van plantoestrogenen te nemen, zeker niet als je een voorgeschiedenis hebt van zulke kankers.
- (kruiden)geneesmiddel of voedingsssupplementen op basis van zilverkaarswortel: dit is één van de meest courante alternatieve therapieën voor de behandeling van opvliegers. Toch is er geen wetenschappelijk bewijs dat dit product meer effect heeft dan placebo. Het gaat echter wel gepaard met een (wellicht zeldzaam) risico op ernstige leverschade. Dit middel is dan ook niet aangewezen bij vrouwen met leveraandoeningen. Andere mogelijke neveneffecten zijn onder meer hoofdpijn, huidirritaties en maag-darmklachten. Vrouwen met een verleden aan borstkanker of bepaalde vormen van baarmoederkanker of eierstokkanker nemen dit product beter niet op eigen houtje, omdat een effect op deze kankers niet kan uitgesloten worden.
Matige tot ernstige klachten die levenskwaliteit belemmeren |
Hormoontherapie is zonder twijfel een doeltreffende behandeling tegen opvliegers en kan zowel het aantal opvliegers als de ernst ervan doen afnemen. Meestal zal dit om de inname van tabletten gaan die zowel oestrogeen als progestageen bevatten. Dat laatste hormoon voorkomt dat de cellen van het baarmoederslijmvlies zich onder invloed van oestrogeen te snel gaan delen en baarmoederkanker veroorzaken. Bij vrouwen bij wie de baarmoeder in het verleden al is weggehaald, kan progestageen worden weggelaten.
Perimenopausale vrouwen, die nog wel menstrueren, krijgen meestal een sequentiële of cyclische behandeling. Ze nemen elke dag oestrogeen, terwijl progestageen enkel gedurende de laatste 10-14 dagen van de 4 weken durende cyclus wordt toegevoegd. Hierdoor zullen deze vrouwen maandelijks nog een onttrekkingsbloeding krijgen.
Voor postmenopauzale vrouwen die geen bloedingen meer willen wordt meestal een continue behandeling aangeraden. Deze vrouwen nemen elke dag oestrogeen én progestageen, maar de dosis progestageen is lager dan bij cyclische hormoontherapie.
Naast tabletten bestaan er ook vormen van hormoontherapie die via de huid (pleister, gel, of spray) worden toegediend of via de vagina. Deze laatste vorm wordt gebruikt bij uitgesproken vaginale klachten.
Omdat hormoontherapie niet zonder risico’s is, is het echter niet voor iedereen aangewezen. Maar wat zijn dan die risico’s? En zijn die voor iedereen even groot? We zetten het op deze pagina voor jou op een rijtje.
Bij vrouwen die zo’n hormoontherapie niet mogen krijgen (vb. vrouwen met een geschiedenis van borstkanker) of het zelf niet willen, kan voor de behandeling van opvliegers gekeken worden in de richting van niet-hormonale geneesmiddelen. In dat geval worden enkel de afzonderlijke klachten behandeld, maar niet het onderliggende oestrogeentekort. Het gaat dan om geneesmiddelen die in de regel eigenlijk gebruikt worden voor andere aandoeningen zoals anti-depressiva, anti-epileptica of clonidine (een middel tegen hoge bloeddruk). De werkzaamheid van dit soort behandeling tegen opvliegers ligt beduidend lager dan die van hormoontherapie terwijl er eveneens bijwerkingen kunnen zijn.
Vaginale veranderingen
Milde klachten |
Het is aangewezen om eerst te proberen de klachten te verminderen met vaginale vochtinbrengende crèmes of gels of glijmiddelen. Die eerste moeten op regelmatige basis worden aangebracht, de glijmiddelen enkel bij seksuele activiteit.
Matige tot ernstige klachten die levenskwaliteit belemmeren |
Als vaginale vochtinbrengende crèmes, gels of glijmiddelen onvoldoende effect hebben om vaginale droogte, irritatie of pijn tijdens het vrijen te behandelen, kan een vaginale hormoonbehandeling geprobeerd worden. Bij deze behandeling wordt er een lage dosis oestrogeen toegediend via een crème, gel, ovule of vaginaal tablet. De dosis oestrogeen wordt hierbij laag gehouden zodat ze niet in het bloed terecht komt, waardoor een aanvulling met progestageen niet nodig is.
Mogelijke bijwerkingen op korte termijn zijn onder andere gevoelige borsten, vaginale irritatie of vaginaal bloedverlies. Er zijn geen aanwijzingen dat deze lage dosis vaginaal oestrogeen het risico op bloedklonters in je benen, longen of hersenen verhoogt of leidt tot een verhoogd risico op borstkanker bij vrouwen die nog geen borstkanker gehad hebben. Of dit ook zo is bij vrouwen met een borstkankerverleden, moet nog aangetoond worden. Daarom is deze therapie niet aangewezen bij vrouwen met een voorgeschiedenis van borstkanker of bepaalde vormen van baarmoeder- of eierstokkanker.
Het is nog niet duidelijk welke plaats deze therapie inneemt bij de behandeling van vaginale droogte, irritatie of pijn tijdens het vrijen. De werkzaamheid van prasteron is niet rechtstreeks vergeleken met vaginale vochtinbrengende middelen/glijmiddelen of lage dosis vaginaal oestrogeen. Prasteron zou overwogen kunnen worden bij matige tot ernstige klachten als vaginale vochtinbrengende middelen en glijmiddelen onvoldoende effect hebben en als lage dosis vaginaal oestrogeen geen optie is.
Mogelijke bijwerkingen op korte termijn zijn onder andere vaginale afscheiding, urineweginfecties, abnormaal baarmoederhalsuitstrijkje, gewichtsverlies of gewichtstoename. De risico’s van deze therapie op lange termijn zijn nog onvoldoende gekend.
Ervaar je dus menopausale klachten die je levenskwaliteit in de war sturen, blijf hier dan niet mee lopen. Neem contact op met je arts, zodat je samen de beste oplossing kunt vinden voor jouw klachten. In onze databank geneesmiddelen vind je alvast ons oordeel terug over alle mogelijke behandelingen.
Naar de databank geneesmiddelen
Tot eind vorige eeuw werd hormoontherapie met de regelmaat van de klok gebruikt bij postmenopauzale vrouwen om problemen met de bloedtoevoer naar het hart te voorkomen. Dat keerde wanneer enkele grootschalige studies verschenen waarin werd aangetoond dat deze therapie dergelijke hartproblemen niet kan voorkomen én ook leidt tot een hoger risico op borstkanker. Heel wat vrouwen die op dat moment hormoontherapie gebruikten voor de behandeling van menopauzale klachten, zetten daarop meteen hun therapie stop of schakelden over op een lagere dosis.
Intussen is de wetenschap het er over eens dat deze berichten te alarmerend waren. Toch kunnen we niet ontkennen dat hormoontherapie op langere termijn bepaalde risico’s met zich meebrengt, maar deze zijn niet voor iedereen even hoog.
- Voor het risico op borstkanker is het belangrijk om volgende vaststellingen in het achterhoofd te houden:
- Dit risico geldt enkel over voor tabletten of vormen die via de huid (bv. pleister, gel of spray) worden toegediend. Dus niet voor vaginale hormoontherapie.
- Het risico neemt toe met de dosis en de duur van de therapie, met pas een duidelijke toename na zo’n 3 jaar. Duurt je behandeling minder dan een jaar, dan stijgt je risico niet of nauwelijks. Dit geldt trouwens ook voor anticonceptiemiddelen die oestrogeen bevatten. Al is het belangrijk om dit risico in perspectief te plaatsen: het absolute aantal vrouwen dat borstkanker zal krijgen door hormoontherapie is erg klein (zie tabel onderaan deze pagina). Factoren zoals overgewicht hebben een veel grotere impact.
- Het risico op borstkanker daalt ook bij stopzetting van de therapie. Uit voorzorg wordt deze therapie wel afgeraden bij vrouwen die een voorgeschiedenis hebben van borstkanker of bepaalde vormen van baarmoederkanker of eierstokkanker.
- Voor het risico op bloedklonters in je benen, longen en (in mindere mate) hersenen geldt het volgende:
- Dit risico is het hoogst gedurende het eerste jaar dat je hormoontherapie neemt. Van zodra je stopt met de behandeling verdwijnt dit extra risico.
- Het risico op bloedklonters is hoger wanneer de hormonen in tabletvorm worden ingenomen, dan wanneer ze via de huid worden toegediend. Bij vrouwen met een verhoogd risico op hart- en vaataandoeningen wordt daarom best voor toediening via de huid geopteerd.
- Vrouwen boven de 65 jaar of vrouwen die al meer dan 10 jaar de menopauze hebben bereikt lopen ook een hoger risico op hartinfarct.
Ondanks de mogelijke risico’s, kan hormoontherapie zeker een plaats hebben bij ernstige menopauzale klachten die de levenskwaliteit belemmeren. Vooral bij vrouwen jonger dan 60 jaar of die minder dan 10 jaar in de overgang zijn, kunnen de voordelen sterker doorwegen. Wel is het belangrijk dat deze vrouwen goed geïnformeerd worden over de voordelen en risico’s van de verschillende behandelingsopties. Als er gekozen wordt voor hormoontherapie, moet deze zo kort mogelijk en aan de laagst mogelijke dosis worden gegeven. Jaarlijks moet ook minstens één controle (inclusief gynaecologisch onderzoek, borstonderzoek, evaluatie van risico op hart- en vaatziekten) worden voorzien om te herbekijken of de klachten nog dermate hinderlijk zijn dat ze de risico’s van de verderzetting van de hormoontherapie rechtvaardigen.
Maar hoe groot is het risico dan eigenlijk concreet. De exacte cijfers variëren van studie tot studie, maar onderstaande tabel die gebaseerd is op een overzichtstabel van het Britse geneesmiddelenagentschap kan je wel een idee geven van de grootteorde van het risico.
Risico over periode van 5 jaar |
|||
Zonder hormoontherapie | Met hormoontherapie (oestrogeen en progestageen) |
Met hormoontherapie (enkel oestrogeen) |
|
Borstkanker | 13 | 21 | 16 |
Baarmoederkanker |
2 | 2 | 6 |
Eierstokkanker | 2 | 2 à 3 | 2 à 3 |
Bloedklonters (benen, longen) | 5 | 12 | 7 |
Beroerte (bloedklonters in hersenen) | 4 | 5 | 5 |