Wat je moet weten over pesticiden in voeding


Pesticiden en in het bijzonder gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt om oogstverliezen die het gevolg kunnen zijn van schimmels, ziektes, plagen en onkruid tegen te gaan. Indien ze in overmaat worden gebruikt, kunnen ze echter negatieve effecten hebben op de menselijke gezondheid en op het milieu.
Pesticiden is de groepsnaam voor scheikundige stoffen die gebruikt worden als gewasbeschermingsmiddelen (actieve stoffen en toevoegingsstoffen) en biociden.
- Gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt voor de bescherming van planten en onkruidbestrijding. De groep omvat de funcigiciden, insecticiden, herbiciden en de groeiregulatoren. Aan deze actieve stoffen worden vaak nog toevoegingsmiddelen toegevoegd om het product effectiever te maken tijdens het gebruik.
Gewasbeschermingsmiddelen worden vooral gebruikt in de landbouw, maar ook in tuinen.
- Biociden zijn stoffen die worden gebruikt om een schadelijk organisme te vernietigen, af te schrikken, onschadelijk te maken, de effecten ervan te voorkomen of het op andere wijze te bestrijden. Dit zijn insectendodende middelen en knaagdierbestrijdingsmiddelen voor huishoudelijk of industrieel gebruik, houtbeschermingsproducten, ontsmettingsmiddelen,... Deze producten hebben dus een groot toepassingsgebied, het is niet gemakkelijk voor de gebruiker om ze te herkennen. Het verschil met gewasbeschermingsmiddelen is dat een biocide geen betrekking heeft op levende planten.
De toelating van gewasbeschermingsmiddelen, toevoegingsstoffen en biociden valt onder de bevoegdheid van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid.
De goedkeuring van werkzame stoffen gebeurt op Europees niveau. Hun gebruiksvergunning is telkens slechts voor een termijn van 10 jaar wettelijk geregeld. Nadien wordt de veiligheid van het middel herzien op basis van nieuwe onderzoeken naar de gezondheidseffecten op mens en milieu.
Het systeem is flexibel. Wanneer een bron opduikt waaruit mogelijk meer nefaste effecten blijken dan voorheen gedacht, wordt de erkenning van het middel ingetrokken. Het Europees Agentschap voor de Voedselveiligheid (EFSA) is verantwoordelijk voor de risico-evaluatie van gewasbeschermingsmiddelen in de EU.
Gewasbeschermingsmiddelen of producten (ook formuleringen genoemd) die goedgekeurde werkzame stoffen bevatten worden toegelaten op nationaal niveau.
Het Federaal Agenschap voor de Veiligheid van de Voedselketten (FAVV) geeft alle wettelijke informatie over pesticiden voor landbouwkundig gebruik.
De residuwetgeving
Aangezien tijdens de teelt van voedingsmiddelen (groenten, fruit en granen) pesticiden worden gebruikt, is het niet uit te sluiten dat er restanten achterblijven op de producten.
Voor Europa zijn de maximale residulimieten (MRL) van pesticiden vastgelegd bij verordening. Die limieten laten toe het goede gebruik van gewasbeschermingsmiddelen na te gaan (gebruik van toegelaten producten in de teelt, naleving van de gebruiksdosissen en van de termijnen vooraleer wordt geoogst ...) en de gezondheid van de consument te beschermen. Levensmiddelen waarin deze MRL niet nageleefd worden, mogen niet op de markt gebracht worden.
Je kunt de geldende maximumgehalten per voedingsmiddel eenvoudig opzoeken in de Europese pesticidendatabank.
De controle focust enerzijds op de autorisatie en de registratie van gewasbeschermingsmiddelen en anderzijds op de naleving van de vooropgestelde maximum toegelaten limieten.
De aanwezigheid van residuen in de voeding als gezondheidsrisico wordt in de EU streng bewaakt. Gespreid over het jaar worden er in Europa jaarlijks van overheidswege meer dan 80 000 voedingsstalen genomen en onderzocht.
In ons land stelt het FAVV een controleprogramma op voor residuen van pesticiden in levensmiddelen en in diervoeders. Het is ontwikkeld op basis van het risico en er wordt dus bijzondere aandacht geschonken aan levensmiddelen die MRL-overschrijdingen kunnen vertonen. Een overschrijding van de MRL betekent niet noodzakelijk – en zelfs zelden – een gevaar voor de consument, maar is een teken van verkeerd gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
In geval van overschrijding van de MRL wordt een risico-evaluatie voor de consument uitgevoerd. Deze is gebaseerd op de Europese aanpak die de residuhoeveelheid ingenomen door consumenten inschat (PSTI – Predicted Short Term Intake) en die dan aan de toxicologische referentiegegevens toetst.
Maatregelen waar nodig
Indien er voor de consument een potentieel risico wordt aangetoond, worden maatregelen getroffen om de consumptie van het betrokken voedingsmiddel te vermijden (uit de handel nemen, persbericht en terugroepactie bij de consument). Bovendien vindt een inspectie plaats bij de verantwoordelijke Belgische producent of invoerder om de reden vast te stellen en bijkomende analyses uit te voeren. Al naargelang de ernst van de inbreuk krijgt de verantwoordelijke operator een waarschuwing of een PV.
Voor bepaalde levensmiddelen uit sommige derde landen zijn verhoogde controles ingesteld. Deze lijst wordt regelmatig herzien op basis van de controleresultaten.
Chemische bestrijdingsmiddelen zijn per definitie giftig omdat ze levende organismen moeten doden. Afhankelijk van hun werkingswijze in het te bestrijden organisme en het aanwezig zijn van eenzelfde verstoorbaar levensmechanisme bij zoogdieren kunnen chemische bestrijdingsmiddelen dus ook min of meer giftig zijn voor de mens. Zo zijn insecticiden, die inwerken op het zenuwstelsel, in het algemeen giftiger dan fungiciden en herbiciden, die inwerken op mechanismen specifiek voor schimmels of planten, die niet voorkomen bij de mens. Werken deze middelen echter in op de ademhaling (zoals de dinitrofenolen) dan kunnen zij ook vrij toxisch zijn voor de mens.
Mogelijke effecten op lange termijn
Toxiciteit is een relatief begrip en is steeds gerelateerd aan de dosis waaraan een organisme wordt blootgesteld.
Volgende eigenschappen worden gerelateerd aan blootstelling aan pesticiden op lange termijn:
- Carcinogeen (kankerverwekkend)
- Mutageen (mogelijkheid tot het beschadigen van het genetisch materiaal)
- Teratogeen (effecten op de foetus)
- Allergeen en andere effecten op het immuunsysteem
- Effecten op het zenuwstelsel
- Effecten op vruchtbaarheid
Er zijn geen pesticiden toegelaten op de markt die onder de categorie “kankerverwekkend voor de mens” vallen. Er zijn wel pesticiden die in de categorieën “waarschijnlijk” of “mogelijk carcinogeen”, of “niet classifieerbaar omtrent menselijke carcinogeniteit” vallen. Ook de oncogene potentie is belangrijk: een tiental pesticiden geven een kans op kanker meer dan 1 op 1 000 000.
Neurologische effecten
Het doel van pesticiden zoals organofosfaten en carbamaten bijvoorbeeld is gebaseerd op hetzelfde principe als de zenuwgassen die gebruikt worden in chemische oorlogsvoering. Zij zullen de transmissie van zenuwimpulsen verstoren. Bij insecten leidt dit tot verlamming en eventueel tot de dood. Dit zou ook neuropathologische effecten van het zicht kunnen veroorzaken of de cognitieve functies (leren en geheugen, gedragsproblemen, hyperactiviteit) aantasten.
Effecten op de voortplanting
Slechts een klein aantal pesticiden worden gerelateerd met geboortedefecten (miskramen en verminderd geboortegewicht) bij dieren. Sommige pesticiden kunnen het hormoonsysteem verstoren, zo blijkt uit laboratoriumstudies met proefdieren. Bij mensen zouden ze effecten zoals een verminderde spermakwaliteit kunnen hebben.
De London Food Commission heeft 35 pesticiden opgelijst die een mogelijk effect hebben op de voortplanting van dieren. De wijdverspreide pesticiden aldrin, benomyl, captan, carbaryl, dieldrin, dinoseb, ioxynil, maneb en paraquat behoren tot deze lijst.
Chronische versus acute toxiciteit
Residuen van pesticiden in ons voedsel kunnen op twee manieren de gezondheid van de mens beïnvloeden. Een hoge éénmalige opname van een grote dosis is verantwoordelijk voor de acute toxiciteit. Anderzijds kan de langdurige opname van kleine hoeveelheden pesticiden ook een negatieve invloed hebben, dit is de chronische toxiciteit.
Komt voort uit langdurige blootstelling aan subletale doses van chemische bestrijdingsmiddelen en die kan resulteren in subletale, subchronische of chronische effecten, zoals beïnvloeding van het ademhalingsstelsel, het zenuwstelsel, de werking van de lever, enz…
De chronische toxiciteit wordt bepaald door proeven gedurende het gehele leven van proefdieren, bijvoorbeeld ratten en muizen. Na hun dood worden ze grondig onderzocht op eventuele effecten van de langdurige toediening. In het bijzonder wordt de schade aan het genetische materiaal, de effecten op de foetus en het vermogen om kanker te veroorzaken nagegaan, evenals allergieën en effecten op het zenuwstelsel. Verder worden o.a. het irritatie-effect op de huid en ogen en de ademhalingstoxiciteit bepaald.
Uit de studie van de chronische toxiciteit wordt de NAOEL-waarde (No Adverse Observable Effect Level) bepaald: deze waarde geeft de hoogste hoeveelheid product weer die geen enkel schadelijk waarneembaar neveneffect veroorzaakt en wordt uitgedrukt in mg/kg lichaamsgewicht/dag.
Uit de NAOEL-waarde wordt de ADI-waarde (Aanvaardbare Dagelijkse Inname) afgeleid. Deze waarde geeft de dagelijkse dosis aan die een mens een leven lang zonder risico mag innemen en wordt uitgedrukt in mg/kg lichaamsgewicht/dag.
Meestal wordt de ADI-waarde verkregen door de NAOEL-waarde met een factor 100 te verlagen. Hiermee wordt dus een veiligheidsfactor ingevoerd, die twee componenten omvat: een eerste factor 10 voor de verschillende gevoeligheid voor proefdieren en mensen en een tweede factor 10 voor de verschillen tussen mensen, dus om zwakken zoals kinderen of ouderen te beschermen.
Wordt uitgedrukt als de LD50-waarde. Dit is de dosis actieve stof waarbij, na een eenmalige toediening, de dood van de helft van de behandelde organismen optreedt. Ze wordt uitgedrukt in mg per kg lichaamsgewicht van proefdieren. Een hogere waarde duidt dus op een lagere toxiciteit. Ze kan sterk variëren volgens soort, leeftijd, geslacht, gewicht en manier van opname (oraal, dermaal, via ademhaling enz.). De proeven worden vooral uitgevoerd op ratten en muizen en de LD50-waarde wordt gebruikt om de toxiciteit, zowel oraal als dermaal, voor zoogdieren uit te drukken.
De Acute Referentie Dosis (ARfD) is de geschatte concentratie van een chemische stof in voeding, die kan ingenomen worden in een korte tijdspanne (minder dan 24 uur), zonder noemenswaardig risico voor de gezondheid van de gebruiker. De ARfD wordt uitgedrukt per kg lichaamsgewicht. De acute referentiedosis weerspiegelt dus de acute toxiciteit. De ARfD wordt afgeleid van de NOAEL-waarde die wordt bekomen uit toxiciteitsproeven met de meest gevoelige dieren en relevant voor een korte termijn blootstelling.
Het gebruik van toxische bestrijdingsmiddelen houdt een potentieel gevaar in (namelijk het gehalte (toxische) pesticideresiduen), maar wanneer de blootstelling daaraan (via de hoeveelheid voedsel) beperkt blijft, blijft ook het risico klein.
De interpretatie van het risico kan leiden tot discussies. Sommigen vinden een laag risico aanvaardbaar ten opzichte van de voordelen van gewasbeschermingsmiddelen. Je kunt dit vergelijken met autorijden: je loopt het risico op een ongeval, maar weegt dit op tegen de voordelen ervan? Anderen (bv. voorstanders van biologische voeding) zullen enkel een nulrisico aanvaarden.
In de huidige wetgeving worden limieten vastgelegd zodat de aanvaardbare dagelijkse inname niet overgeschreden wordt door de gemiddelde consument. Bij normoverschrijdingen wordt de acute referentiedosis gebruikt als instrument om te beoordelen of het product een acuut gevaar vormt voor de consument.
Bij de beoordeling van voedselveiligheid geldt de basis van de toxicologie: hoe meer je consumeert, hoe groter de inname en hoe hoger de blootstelling en het mogelijke risico. De kans bestaat dat een aantal bestrijdingsstoffen aanwezig in de voeding een cumulatief of zelfs synergistisch effect hebben bij gelijktijdige consumptie.
Elk restje apart beoordeeld
In de risicobeoordeling en de wetgeving wordt elk pesticidenresidu apart beoordeeld qua toxiciteit. In de praktijk zijn er echter verschillende pesticideresiduen aanwezig in ons dieet, en zelfs op één voedingsmiddel. Er wordt geen rekening gehouden met de eventuele effecten die kunnen voorkomen wanneer verschillende pesticideresiduen worden opgenomen.
In de EU-verordening die de wettelijke residulimieten (MRL’s) in levensmiddelen bepaalt staat wel vermeld dat rekening moet worden gehouden met cumulatieve effecten van bestrijdingsmiddelen, van zodra de methoden om dergelijke effecten te beoordelen beschikbaar zijn. Ook schrijft die verordening voor dat bestrijdingsmiddelen die op de markt komen geen schadelijke of cumulatieve gevolgen mogen hebben voor de mens.
In lijn met voorgaande jaren werden in 2019 in iets meer dan een kwart van de monsters (27%) meervoudige residuen geregistreerd. De aanwezigheid van meervoudige residuen is in naleving met de wetgeving, zolang de individuele bestrijdingsmiddelen de wettelijke grenswaarden niet overschrijden. Producten met meervoudige residuen moeten echter zorgvuldig worden beoordeeld door de nationale autoriteiten (bijvoorbeeld om na te gaan of combinaties van bestrijdingsmiddelen opzettelijk worden gebruikt om MRL-limieten voor afzonderlijke stoffen te omzeilen).
Betere methodologie dringt zich op
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) is recent gestart met een “multi-residu” benadering. In zijn eerste proefverslagen wordt het cumulatief risico beoordeeld van gecombineerde blootstelling aan residuen van pesticiden met effect op schildklier en zenuwstelsel.
Een methodologie voor de cumulatieve risicobeoordeling is complex en staat nog steeds niet op punt. De Europese Commissie en de EFSA hebben een actieplan opgesteld om de verdere ontwikkeling van de methode te versnellen zodat ze geleidelijk kan ingevoerd worden in de wetgeving.
In de biologische landbouw mogen geen pesticiden gebruikt worden. Daaruit volgt dat biologische groenten en fruit in principe geen residuen van pesticiden zouden mogen bevatten. Toch is de aanwezigheid van residuen (in zeer kleine hoeveelheden) verklaarbaar:
- Kruiscontaminatie
- Op het veld (door verspreiding van de pesticiden d.m.v. de wind, onvoldoende reinigen van machines, residuen van voorgaande gewassen)
- Tijdens de verwerking (onvoldoende reiniging, onvoldoende scheiding tussen partijen)
- Contaminatie uit de omgeving: het gewas wordt gecontamineerd door de pesticidenresiduen aanwezig in bodem, water, stof enz.
- Fraude: Conventionele producten worden verkocht als biologische producten of worden gemengd met biologische producten.
Geen wettelijke normen
Aangezien er geen wettelijke normen bestaan voor pesticideresidu’s in biologische producten, baseren certificeringsinstellingen zich vaak op andere drempels bij het controleren of toekennen van een bio-label. Ongeveer de helft van de Europese certificeringsinstellingen hanteert de richtwaarde van 0,01 mg/kg en maximaal twee pesticideresidu’s. Een vijfde van de certificeringsinstellingen hanteert de detectielimiet als norm.
Bij de beoordeling en toelating van gewasbeschermingsmiddelen wordt rekening gehouden met een grotere kwetsbaarheid van kinderen en andere kwetsbare groepen. Over het algemeen geldt dat kinderen niet gevoeliger zijn voor de effecten van stoffen, maar door hun lager gewicht bereiken zij sneller de maximale dagelijkse dosis.
Er bestaan specifieke strenge normen voor residuen van pesticiden in industrieel bereide babyvoeding. De algemene eis is dat babyvoeding niet meer dan 0,01 mg/kg residuen van pesticiden mag bevatten. Daarnaast gelden voor bepaalde pesticiden nog striktere maximumgehalten. Dit staat vastgelegd in Europese wetgeving.
Geen aparte wetgeving voor peuter- of kindervoeding
Niettegenstaande het bestaan van een strikte wetgeving voor babyvoeding, bestaat er geen aparte wetgeving voor peuter- of kindervoeding. Het lichaamsgewicht van kinderen is nochtans veel lager dan het gewicht van een volwassen persoon.
Sommige producten die specifiek vermarkt worden naar kinderen, zoals kleinere appels of ‘snoep’-tomaatjes of andere producten die enorm in trek zijn bij kinderen, kunnen potentieel risico’s vormen.
Uit onze testen bleek dat deze producten behoorlijk wat pesticideresidu’s kunnen bevatten.
Tips voor kinderen
Dit raden we aan voor kinderen:
- Was groenten en fruit zorgvuldig alvorens het aan te bieden aan kinderen
- Schil het fruit voor consumptie
- Zie erop toe dat kinderen geen te grote porties consumeren van één bepaald product
- Varieer zoveel mogelijk het aanbod aan fruit en groenten
- Geef kinderen indien mogelijk bioproducten
Meer tips om pesticiden zoveel mogelijk te beperken bij wat je eet, lees je hier.
De eventuele aanwezigheid van pesticideresidu’s is zeker geen reden om groenten en fruit te mijden. De gezondheidsvoordelen van het eten van groenten en fruit wegen immers niet op tegen het risico van de eventuele aanwezigheid van pesticideresidu’s.
Als consument kun je wel een aantal tips volgen om ze te verminderen:
- Spoel verse groenten en fruit voor consumptie enkele minuten onder lauw stromend water. Droog ze vervolgens af. Zo kun je een deel van de reststoffen van pesticiden verwijderen. Wassen zal het probleem echter nooit volledig oplossen. Sommige pesticiden hebben immers een systemisch effect, wat betekent dat ze volledig in het vruchtvlees zijn doorgedrongen.
- Schillen is een andere en doeltreffendere manier om verlost te raken van pesticiden op groenten en fruit. Slechts een aantal specifieke voedingsmiddelen komen hiervoor echter in aanmerking: komkommer, aubergine, kiwi, citrusvruchten, ananas, appelen, peren, perziken, abrikozen enz. Jammer genoeg verdwijnen er zo ook heel wat vezels. Let op: dit vrijwaart groenten en fruit nog altijd niet van alle gewasbeschermingsmiddelen.
- Ook koken, stomen en stoven kan in vele gevallen een gunstig effect hebben.
Na de Tweede Wereldoorlog stond de landbouw voor een grote uitdaging: zorgen voor voldoende productie om de hele bevolking te voeden. De inzet van pesticiden en dan vooral gewasbeschermingsmiddelen hebben gezorgd voor grotere opbrengsten, dus een betere efficiëntie.
Op dit moment staat de landbouw voor nieuwe uitdagingen. Kwaliteitsvolle productie moeten hand in hand gaan met menselijke gezondheid en respect voor het milieu.
Daarvoor worden doelstellingen vooropgesteld om het gebruik van pesticiden in de landbouw te verminderen.
Meer duurzaam gebruik, minder risico's
Het massale gebruik van pesticiden in onze omgeving, leidt immers tot een regelmatige blootstelling aan een stof of aan een cocktail van stoffen, die absoluut niet onschadelijk zijn voor de menselijke gezondheid en het milieu. Daarom werd een reductieplan opgesteld om te komen tot een doeltreffende vermindering van de risico’ s die in verband gebracht worden met het massale gebruik van pesticiden.
Op Europees vlak werd er een richtlijn opgesteld ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden.
In mei 2020 kwam de Europese Commissie naar buiten met de Farm to fork strategy. Daarin zijn doelstellingen vastgelegd om naar een duurzamer en gezonder voedselsysteem te evolueren. Een van die doelstellingen is het verminderen van het gebruik van pesticiden en het verminderen van het gebruik van de meest risicovolle pesticiden.
Het resultaat bij dergelijke reductieplannen is voor de consument indirect, in die zin dat er geen doelstellingen zijn voorgesteld om minder residuen te hebben in de voeding. De plannen zijn gericht op de bescherming van het milieu en de biodiversiteit, en op de vermindering van risico’s bij het direct gebruik van pesticiden.