Het belang van een goede lucht- en dampdichting én ventilatie

Dat je je woning best isoleert, dat staat als een paal boven water: door goed te isoleren kan je met een minimum aan stookkosten een aangenaam binnenklimaat bekomen. Maar naast het verzorgen van de isolatie zijn er nog een aantal aspecten waar aandacht dient aan besteed te worden: een goede lucht- en dampdichtheid, in combinatie met correct ventileren.
Een woning eerst lucht- en dampdicht maken en dan gaan ventileren, het lijkt tegenstrijdig maar we leggen je graag uit waarom deze 3 zaken steeds hand in hand gaan. Wat zijn de gevolgen als deze uit balans raken, zowel op financieel vlak maar ook voor de gezondheid van de bewoners.
In dit dossier vind je:
Voor je meer leert hoe je een goede lucht- dampdichting en ventilatie in je woning implementeert, worden hier een paar termen uitgelegd en verduidelijkt.
Luchtdichtheid bouwen kan je warmte- en energieverlies verlagen tot maar liefst 30%. Lees hier welke voordelen er nog zijn en waarom het essentieel is bij het energiezuinig bouwen.
Je woning isoleren, maar niet winddicht bouwen? Ontdek hier waarom winddicht ook essentieel is bij het goed isoleren van je woning.
Hoe hoog mag de vochtigheid van je binnenlucht zijn? Wat is te hoog? Wat is te laag? Lees hier waarom relatieve luchtvochtigheid belangrijk is.
Wil je een luchtdichte woning maken voor een gezond binnenklimaat en lagere energiekosten? Lees hier waar je op moet letten bij het realiseren van een doeltreffende lucht-, wind- en dampdichting.
Voor een nieuwbouw of renovatie, lees hier hoe je deze werken kunt waarmaken, wat de verschillende opties zijn en hoe je concreet te werk moet gaan.
Verminder warmteverliezen en risico’s op condensatie door eventuele lekken op te sporen en te verhelpen. Lees hier nu hoe je jouw lichtdichtheid kunt testen.
Hier een paar termen die je moet begrijpen:
Convectie
Convectie is de warmtestroming via een gas of vloeistof die kan plaatsvinden door een verschil in temperatuur of een drukverschil. Wanneer waterdamp een constructie binnendringt via kieren en spleten, noemen we dit convectie.
Luchtdichtheid
Luchtdichtheid is de mate waarin een materiaal lucht tegenhoudt. Bij een niet luchtdicht materiaal kan de lucht, als gevolg van luchtdrukverschillen (= wind), door minuscule kieren, spleten of gaten in het materiaal lekken. Het is belangrijk te onthouden dat lucht zich door ‘onderbrekingen’ in het materiaal verplaatst.
De luchtdichting heeft als bedoeling de lucht binnen de woning te houden, deze wordt dus steeds aangebracht langs de binnenzijde, de warme zijde. De luchtdichte laag voorkomt ongewenste luchtstromen van binnen naar buiten, de zogenaamde exfiltratie.
Winddichtheid
Bij geïsoleerde constructies moeten we extra aandacht besteden aan de invloed van de wind. Wanneer de isolatie niet afgeschermd wordt van de wind, zal het isolerend effect deels verloren gaan. Het winddicht maken van de woning dient dus langs de buitenkant van de isolatie gebeuren, de koude zijde. Op deze manier wordt infiltratie door de wind tegengehouden.
Diffusie
Als zich langs beide zijden van een bouwelement een verschil in temperatuur en luchtvochtigheid voordoet, heersen er verschillende partiele dampdrukken. Door dit drukverschil zal (water)damp zich door het bouwelement bewegen. De richting is steeds van warm naar koud.
Dampdichtheid
Dampdichtheid is de mate waarin een materiaal weerstand biedt aan het transport van (water)damp, als gevolg van de dampdrukverschillen.
Doorgaans kunnen materialen ingedeeld worden in 3 dampdichtheidsklassen. Slechts enkele materialen zijn volledig dampdicht (bijvoorbeeld glas, aluminium). Al de andere materialen zijn dampremmend of dampopen.
Relatieve vochtigheid
Relatieve vochtigheid is de verhouding tussen de aanwezige hoeveelheid vocht en de maximale hoeveelheid vocht die in de lucht kan zitten. Warme lucht kan meer vocht bevatten dan koude lucht. In een woning is de relatieve vochtigheid (RV) liefst niet hoger dan 60% maar ook niet lager dan 40%.
Luchtdicht bouwen is een gemakkelijke, goedkope en efficiënte manier om warmte- en energieverliezen van een gebouw te reduceren, én dit tot maar liefst 30%. Daarnaast is het gekoppeld aan heel wat voordelen voor de bewoner:
- een lager energieverbruik (en dus lager E-peil en EPC-waarde)
- lage energierekening: minder stookkosten voor verwarming en/of koeling
- effectieve thermische isolatie: geen tocht gevoel, temperatuur blijft op peil
- een betere akoestiek: geen geluidshinder
- comfortabel binnenklimaat
- gezonde binnenluchtkwaliteit (door gecontroleerde ventilatie)
- het vermijdt condensatieschade en schimmelproblemen die kunnen leiden tot permanente bouwschade
- het verhoogt de brandveiligheid
- het stopt het binnendringen van stof, vervuilde lucht en vieze geuren
- een betere werking van het ventilatiesysteem
- een langere levensduur van de constructie
Luchtdicht bouwen is een essentieel onderdeel van energiezuinig bouwen en is onlosmakelijk verbonden met isolatie en ventilatie. Als een bouwschil niet luchtdicht is, zullen de aangebrachte isolatielagen en ventilatiesystemen niet optimaal presteren.
Een dikke thermische isolatie is essentieel om warmteverliezen te beperken en verhoogt het thermisch en akoestisch comfort van een woning. Maar als een woning niet luchtdicht is ontstaan er luchtlekken: hierdoor ontsnapt warme (of koude) binnenlucht en dringt koude (of warme) buitenlucht binnen. Het vocht uit de luchtstromen kan ook vast komen te zitten in de isolatielaag, wat zorgt voor condensatie en schimmelproblemen. Deze kunnen invloed hebben op de gezondheid van de bewoners.
Bij geïsoleerde constructies moeten we extra aandacht besteden aan de invloed van de wind: wanneer de isolatie niet afgeschermd wordt van de wind, zal het isolerend effect deels verloren gaan. Dit is het geval bij sommige massieve constructies, maar meer nog bij lichte constructies.
Bij een hellend dak bijvoorbeeld, zullen onderdak en dakbedekking samen de functie van regendichting vervullen: het onderdak zorgt ervoor dat regen die eventueel onder de pannen geblazen wordt door de wind, naar de goot wordt afgevoerd.
Bij een geïsoleerd hellend dak gaan we een stap verder. We streven immers niet enkel naar een droog isolatiemateriaal, maar ook naar een laag stilstaande lucht, wat niet het geval is als de wind via kieren in het onderdak door de isolatie kan blazen.
Om te begrijpen wat het effect van een goede winddichting is, kunnen we isolatie vergelijken met het dragen van een dikke trui. Een trui beschermt ons tegen de kou, maar als we naar buiten gaan, trekken we er een jas over om te verhinderen dat de wind de warmte uit de trui blaast. Het onderdak moet dus de functie van windscherm opnemen.
Bij alle constructies waar de isolatie bereikbaar is voor de wind moeten we aandacht besteden aan een winddichte afwerking, dus ook wanneer we een volle muur langs de buitenzijde gaan isoleren.
Waarom is de relatieve vochtigheid belangrijk?
De relatieve vochtigheid (RV) van de binnenlucht is een belangrijke factor. We kunnen deze eenvoudigweg aflezen op een hygrometer. De RV is liefst niet hoger dan 60%, maar ook niet lager dan 40%. We spreken over “relatieve” vochtigheid omdat warme lucht meer vocht kan bevatten dan koude lucht.
Wanneer de luchtvochtigheid lager ligt dan 40%, is deze in feite te laag. Dit kan leiden tot irritatie aan de ogen, luchtwegen en slijmvliezen. Verder kan het ook schade veroorzaken aan houten meubels en vloeren. Een te lage luchtvochtigheid is een probleem dat zich voornamelijk in de winter voordoet.
Als de luchtvochtigheid daarentegen boven de 60% is, zit er eigenlijk te veel vocht in de lucht. Hierdoor kan er condens ontstaan op ramen en muren. Vochtplekken, een muffe geur, schimmels, houtrot kunnen dan voorkomen. Ook op de gezondheid van de mens heeft dit zijn invloed: hoesten, pijnlijke gewrichten, …
De relatieve vochtigheid in een ruimte wordt bepaald door:
- de hoeveelheid vocht die in een ruimte wordt geproduceerd;
- de snelheid waarmee het geproduceerde vocht wordt afgevoerd.
In kleine, intensief gebruikte en/of slecht verluchte woningen ligt het vochtgehalte meestal hoger. Een te hoge RV verhoogt het risico op oppervlaktecondensatie in de woning ter hoogte van plaatsen die niet of minder goed geïsoleerd zijn. De oplossing ligt dan ook in een betere vochtafvoer door gecontroleerd te ventileren: doordat de luchtdruk binnenshuis meestal hoger ligt dan buitenshuis, zal de waterdamp in de binnenlucht een weg zoeken naar buiten.
Hoe kunnen we een goede lucht- en dampdichting realiseren?
De werking van thermische isolatie is gebaseerd op luchtinsluiting in het isolatiemateriaal. Dit betekent dat de bescherming tegen luchtbewegingen in de isolatie een belangrijke voorwaarde is voor de isolerende werking van deze luchtinsluitingen. Bij een optimale isolatieconstructie is het isolatiemateriaal dus van alle kanten afgesloten: van binnen luchtdicht en van buiten winddicht.
De winddichting verhindert dat er koude lucht door de isolatie stroomt. De luchtdichting beschermt tegen het binnendringen van vochtige binnenlucht. Het vocht uit deze luchtstromen kan namelijk vast komen te zitten in de isolatielaag, wat zorgt voor condensatie en schimmelproblemen.
We zagen al dat we belang moeten hechten aan windichting, luchtdichting en dampdichting. Maar we moeten ook rekening houden met bouwvocht en ventilatie. We bespreken al deze aspecten hieronder.
Winddichtheid
De windichtheid bekomen we door het plaatsen van een onderdak: zijn belangrijkste functie is het beschermen van de dakconstructie en de isolatie. Het onderdak is de de regen- en winddichting van een dakconstructie. Mocht bij een harde windstoot een dakpan sneuvelen of gaan vliegen, zal het onderdak er voor zorgen dat er geen regenwater kan binnendringen. Daarnaast biedt het onderdak bescherming tegen stuifsneeuw en biedt het voor een winddichting op voorwaarde dat het correct geplaatst is. Pannen en leien dienen aan de onderzijde namelijk verlucht te worden. Deze verluchting zou bij een dak met een wollige isolatie het rendement aanzienlijk kunnen doen afnemen.
Voor het realiseren van de winddichtheid kan gebruik gemaakt worden van een folie of een onderdakplaat. Beiden hebben voordelen en nadelen.
De onderdakfolies die courant op de markt beschikbaar zijn, bestaan meestal uit 3-4 lagen en zijn monolithisch opgebouwd, waardoor er geen tentzeileffect ontstaat. Daarnaast is er geen chemische impregnering van de constructie nodig. Het heeft geen poriën en er is dus ook geen vervuiling mogelijk die het dampopen karakter met de tijd aantast en er is amper kans op ijsvorming.
Onderdakplaten zijn over het algemeen duurzamer dan folies en zorgen door hun tand- en groefverbinding voor een betere winddichting. Eveneens zijn ze op zich al licht isolerend, waardoor de ruimte onder het dak vorstvrij is. De koudebrug-effecten van de constructie zullen door de onderdakplaten thermisch onderbroken worden.
Dampdichtheid
De equivalente luchtlaagdikte of µd-waarde, uitgedrukt in meter, geeft de mate weer waarin een materiaal dampremmend is. We maken een onderscheid tussen een damprem en een dampscherm:
- een damprem heeft een µd-waarde van 2m of meer.
- als een materiaal een µd-waarde heeft van 30m of meer spreekt men van een dampscherm.
Men gebruikt dus de benaming dampscherm voor folies die minstens even sterk dampdiffusie tegengaan als een laag stilstaande lucht met een dikte van 30 meter.
Een damprem of dampscherm heeft als bedoeling te voorkomen dat in de winter de warme binnenlucht de constructie binnendringt, daar mogelijk afkoelt en condenseert.
Instinctief opteert men meestal voor een dampscherm. Door diffusie kan hier maar zeer weinig waterdamp doorheen dringen.
oranje lijn: wind- en waterdichting, blauwe lijn: dampdichting
Luchtdichtheid
Maar waterdamp zal een constructie niet enkel binnendringen via diffusie, maar ook langs kieren en kleine spleten: dit wordt dan convectie genoemd.
Echter het gehalte aan waterdamp die we via diffusie in een constructie zien binnendringen is erg gering ten opzichte van de hoeveelheid vocht die door convectie in de constructie binnenkomt.
De schade die kan voortkomen uit damptransport door convectie is bijgevolg doorgaans aanzienlijk groter dan bij damptransport door diffusie. Door een onderbreking in de luchtdichte laag (een luchtlek) van 2 op 2 cm kan tot wel 100 keer meer waterdamp binnendringen in de constructie (en dus de isolatielaag) dan door dampdifussie. Een gebrek aan luchtdichtheid kan dus meer problemen veroorzaken dan een gebrek aan dampdichtheid.
Een luchtdichte uitvoering van de damprem of het dampscherm is bijgevolg veel belangrijker dan de dampdichtheid.
Uit voorgaande kunnen we volgende conclusie trekken: het belangrijkste is dus luchtlekken vermijden.
vochtindringing via spleet in dampdichting
Bouwvocht
Maar we merken nog een bijkomstige moeilijkheid: een constructie is namelijk nooit volledig droog.
Bouwvocht, afkomstig van bijvoorbeeld mortel en beton of vochtig constructiehout, is een derde reden dat er zich vocht in een constructie kan bevinden.
vocht uit bouwmateriaal
Hieruit kunnen we verder besluiten dat we niet enkel moeten voorkomen dat er vocht in de constructies binnendringt, maar we ook moeten trachten het reeds aanwezige bouwvocht zo veel mogelijk te laten uitdrogen.
Hoe lossen we dit nu op?
Een dampdoorlatend onderdak, gecombineerd met een dampopen isolatie, zal bij hellende daken de kans op een te veel aan vocht in de constructie verminderen. In de winter zal het vocht langs het onderdak kunnen uitdrogen. Dit betekent dat vanaf de isolatie naar de koude zijde toe de constructie best zo dampopen is.
In de zomer is echter de diffusierichting omgekeerd aan deze van de winter: het eventueel aanwezige vocht zal dus naar de binnenzijde van de constructie trekken. Ook in het zomerseizoen wensen we zo veel mogelijk de constructie uit te drogen. Bij het plaatsen van een dampscherm aan de binnenzijde bestaat de kans dat het vocht zal condenseren, waardoor schimmelvorming mogelijk is. Een damprem daarentegen zal meer vocht doorlaten waardoor de kans op problemen kleiner is. Een vochtgestuurde damprem zal zich openen in de zomeromstandigheden om vocht uit de constructie te laten verdwijnen.
Een vochtgestuurde intelligente damprem zal bij een lage relatieve vochtigheid (winter) als een damprem werken. Bij een hoge relatieve vochtigheid (zomer) wordt deze meer dampopen.
vochtgestuurde damprem
Slotsom: het is enkel bij constant vochtige ruimtes (bijvoorbeeld zwembaden, sauna’s…) dat een dampscherm dient geplaatst te worden. Meestal plaats je best een vochtgestuurde intelligente damprem om een maximale uitdroging in beide richtingen te bekomen.
Ventilatie
Om een gezonde woning te bekomen, moet deze ook kunnen ademen en is er dus nood aan voldoende verluchting. Om deze reden moet je, naast het verzorgen van de luchtdichting en het voorzien van goede isolatie, ook een ventilatiesysteem plaatsen. Deze ventilatie zorgt voor de toevoer van verse lucht en de afvoer van de ongezonde, vochtige lucht uit de woning. Op deze manier bekomt men een gezond binnenklimaat waar de kansen op condensatie- en vochtproblemen verkleind worden.
Een correct ingeregeld ventilatiesysteem zal bij een te hoge luchtvochtigheid in de woning het teveel aan vocht naar buiten leiden.
Lees hier alles over de juiste ventilatie voor jouw woning
Een gecontroleerd mechanisch ventilatiesysteem type D, ook balansventilatie genoemd, is het beste en meest energie-efficiënt systeem, aangezien het de warmte van de uitgaande lucht recupereert, en ervoor zorgt dat er een evenwicht is tussen de luchttoevoer en -afvoer. Hierdoor worden energieverliezen geminimaliseerd. Wanneer het ventilatiesysteem correct geïnstalleerd werd en regelmatig onderhouden wordt, zal de binnenlucht in alle ruimten van de woning van een goede kwaliteit zijn en dit zonder een grote stijging van het elektriciteitsverbruik.
Een verzorgde lucht- en winddichting zal eveneens de goede werking van het aanwezige ventilatiesysteem niet verstoren: het traject toevoerlucht – doorstroomopening – afvoerlucht dat voor een optimale luchtkwaliteit binnenshuis zorgt, zal niet onderbroken worden door ongecontroleerde luchtlekken. Hierdoor kan een goede kwaliteit van de binnenlucht in alle ruimtes gegarandeerd worden. In het geval van een balansventilatie met warmterecuperatie zal het rendement van deze recuperatie niet in het gedrang komen.
Invloed van de luchtdichtheid op de werking van een ventilatiesysteem
Hoe gaan we nu concreet te werk
Luchtdicht bouwen
Bij nieuwbouw kan je tijdens de ontwerpfase gemakkelijk rekening houden met een goede uitvoering van de luchtdichtheid. De vorm, constructiewijze, materialen en aansluitingen: de oplossingen moeten vooral goed doordacht zijn, de detailleringen spreek je door met de uitvoerders. Alles staat of valt immers met de effectieve luchtdichte uitvoering.
Ook in een bestaande woning waar geen grote renovatiewerken plaatsvinden, kan je de luchtdichtheid aanpakken door sommige evidente lekken op te sporen: slecht sluitend buitenschrijnwerk, rolluikkasten, kelderdeuren, zolderluiken… Toch blijft het een grotere uitdaging om bij bestaande constructies dezelfde graad van luchtdichtheid te bereiken als bij een goed geconcipieerde nieuwbouw.
De luchtdichtheid moet rondom het beschermd volume verzekerd worden aan de warme kant van de isolatie en zo ononderbroken mogelijk zijn, ook ter hoogte van aansluitingen tussen verschillende constructiedelen.
- Vermijd doorboringen en waar ze onvermijdelijk zijn (bijvoorbeeld voor kabels) werk je ze luchtdicht af.
- Vermijd luchtlagen of -holtes tussen de thermische isolatie en de luchtdichte afwerking aan de binnenzijde. Deze veroorzaken luchtcirculatie tussen beide, en bijgevolg een vermindering van de energieprestaties en verhoogd risico op inwendige condensatie.
- Verzeker de luchtdichtheid gelijktijdig met het plaatsen van de thermische isolatie, om de insluiting van vochtige lucht als gevolg van latere plaatsing van het luchtscherm te voorkomen. Dit geldt des te meer bij uitvoering van werken tijdens het stookseizoen.
Met de binnenafwerking kan je wel wachten, maar hou er rekening mee dat niet alle materialen (folies, tapes) UV-bestendig zijn en dus niet altijd geschikt voor langdurige blootstelling aan rechtstreeks zonlicht.
Afhankelijk van de opbouw van een constructieonderdeel en de gebruikte materialen zal voor de luchtdichtheid al dan niet een afzonderlijk luchtscherm nodig zijn.
Luchtdichting is misschien wel één van de meest complexe onderdelen van het bouwen of verbouwen van een woning: eigenlijk is het een doorlopende lijn die nergens mag onderbroken worden. Van kelder tot dak.
Winddicht bouwen
Net zoals bij luchtdichtheid bepaal je al tijdens het ontwerp de plaats van de winddichting en de continuïteit, zeker bij lichte constructies. Door wachtfolies te plaatsen, vermijd je moeilijk uitvoerbare aansluitingen op een aantal plaatsen. Voor een optimale isolatie laat je de winddichte buitenafwerking, de isolatie en de luchtdichting aan de binnenzijde ononderbroken doorlopen rondom het beschermd volume.
Lichte constructies (hellende daken, wanden in houtskeletbouw…) worden van een afzonderlijk windscherm voorzien. Dit kan een folie of plaatmateriaal zijn. Bij een hellend dak moet het onderdak deze functie dus opnemen, door alle naden, aansluitingen en doorboringen af te kleven.
Bij massieve constructies die via de buitenzijde geïsoleerd worden, is de werkwijze afhankelijk van de opbouw:
- bij buitenmuurisolatie met een bepleistering, verzekert deze laatste meteen ook de winddichting. Een afzonderlijke laag is niet nodig.
- bij gebruik van soepele isolatie tussen een houten regelwerk is een afzonderlijk windscherm nodig.
Dampdicht bouwen
De volledige opbouw van de constructie is bepalend voor de noodzakelijke dampschermklasse aan de warme kant van een geïsoleerde constructie. Hoe goed we ook ons best doen om alle kieren en spleten te dichten: een 100% lucht- en dampdichte afwerking aan de binnenzijde van een constructie is geen haalbare kaart. Dit is ook niet nodig. We moeten enkel een opbouw realiseren die niet voor problemen zorgt wanneer er een beperkte hoeveelheid vocht in de constructie komt, door ervoor te zorgen dat vocht ongehinderd naar buiten kan ontsnappen en zich niet gaat opstapelen.
Een ander soort scherm, de dampdoorlatende folie die dus juist damp doorlaat, dient om vocht dat in de constructie is gekomen een mogelijkheid te geven door de constructie (naar buiten) te verdwijnen. De dampdoorlatende folie komt aan de buitenzijde of de koude kant van de constructie.
Wanneer je bouwt of grondig verbouwt kan je je best laten bijstaan door bouwprofessionals die je begeleiden in het wind-, lucht en dampdicht bouwen. Maar ook wanneer je een kleinere renovatie voor ogen hebt, of zelf de werken wenst uit te voeren, kan je door een aantal zaken in het achterhoofd te houden, goede keuzes maken die een positieve invloed hebben op de luchtdichtheid van je woning en dus op je stookkosten.
Ruwbouw – traditioneel bouwen
Bij het bouwen van een woning in metselwerk zal er meestal binnen bepleistering voorzien worden, deze zorgt voor de luchtdichtheid, op voorwaarde dat deze minstens 8 mm bedraagt. Enkel het voegwerk van de metselstenen is niet voldoende om een hoge luchtdichtheid te bekomen. Ook het rechtstreeks schilderen van het metselwerk levert niet voldoende op: de luchtdoorlatendheid van een bepleisterde muur ligt een factor 10 tot 20 lager dan deze van een geschilderde muur.
Aangezien de bepleistering voor een goede luchtdichtheid zorgt, kan je best de ruimtes die je normaal niet zou voorzien van een pleisterlaag toch meenemen. Denk hierbij aan een inpandige garage, de berging, onafgewerkte zolderruimtes, …
Wanneer men opteert voor een voorzetwand als afwerking, is het belangrijk het metselwerk eerst luchtdicht af te werken aangezien dit achteraf niet meer toegankelijk is. Platen uit gipskarton of gipsvezels zijn namelijk niet geschikt als luchtdichte laag omdat er snel scheuren ontstaan en de luchtdichte aansluiting met andere bouwdelen niet eenvoudig is.
Houtskeletbouw
De luchtdichtheid van een houtskeletwand wordt doorgaans gerealiseerd door de beplating die de verstijving van de constructie verzekert. Dit zijn meestal OSB-platen, spaanplaten of houtvezelcementplaten.
De luchtdichtheid van deze platen is echter afhankelijk van het fabricageproces en hierdoor ze kunnen dus in sterke mate verschillen. Wanneer de luchtdoorlatendheid van platen bij een drukverschil van 50 Pa minder dan 0,1 m³/(h.m²) bedraagt, worden ze als voldoende luchtdicht beschouwd.
De voegen tussen de platen moeten afgedicht worden met kleefband. Ook moet men toezien op de correcte aansluiting van de houtskeletwanden op de andere gebouwelementen. Om bijvoorbeeld de luchtdichte aansluiting van een houtskeletwand op een betonnen vloerplaat te waarborgen, wordt er doorgaans gebruik gemaakt van aansluitingsstroken uit kunststof die door een kit- of kleefverbinding bevestigd worden op de houten platen enerzijds en via een ononderbroken uitvoeg op de betonvloer anderzijds.
Afkleven van de naden en aansluiting houtskeletwand en betonnen vloerplaat
Om de luchtdichtheid ter plaatse van de eventuele doorboringen te garanderen, kan men gebruik maken van hulpmiddelen zoals geprefabriceerde manchetten. Om doorboringen door leidingen te vermijden, is het aangeraden om een leidingspouw te voorzien. De breedte van deze spouw zou minstens 50 mm moeten bedragen opdat er voldoende ruimte zou zijn om de plaatsing van stopcontacten toe te laten. In deze holle ruimte kan ook een bijkomende thermische isolatie aangebracht worden, met mogelijke positieve effecten op de geluidsisolatie.
Water en elektriciteitsleidingen in de leidingenspouw
Hellende daken
Het luchtscherm in hellende daken doet meestal ineens ook dienst als dampscherm en wordt dus langs de onderzijde (de warme zijde) aangebracht. Bij plaatsing dient men goed op te letten bij aansluitingen. Het gaat hierbij voornamelijk om:
- de aansluiting van het dakvlak op de omliggende bouwcomponenten (gevels, andere dakvlakken, het platte dak, de vloer, …)
- de onderbreking of doorboring van het luchtscherm door de timmerwerkelementen (gordingen, spanten, nokbalken, muurplaten, …)
- de doorboring van het dakvlak door ventilatiebuizen, schoorstenen, leidingen, …
- de randen van de dakvlakvensters
- de randen van de zolderluiken indien het luchtscherm zich ter hoogte van de zoldervloer bevindt
Het luchtscherm moet dus continu doorlopen over elk aansluitingsdetail. Het volstaat met andere woorden niet om het luchtscherm bijvoorbeeld vast te nieten: ook de naden moeten afgekleefd worden.
Bij isolatie met een aluminiumfolie geplaatst tussen de kepers zorgt het aluminium voor de luchtdichtheid, maar de aansluitingen tussen de verschillende stroken moeten eveneens luchtdichtgemaakt worden voor een correct resultaat.
Niet afkleven van de stroken bij isolatie met aluminiumfolie, geen afkleving thv de aansluiting met muur
Meer info over dampschermen plaatsen
Hellende daken worden meestal langs de binnenzijde afgewerkt met een beplating, bijvoorbeeld gipskarton. Deze platen worden door middel van schroeven op een dragende onderstructuur aangebracht waardoor een leidingenspouw ontstaat. De breedte van deze leidingspouw en het gekozen bevestigingssysteem zijn hierbij zeer belangrijk: deze moeten namelijk zodanig zijn dat het risico op doorboring vermeden wordt. De plaatselijke doorboring van het luchtscherm om ruimte te maken voor inbouwspots, leidt niet zelden tot een sterke verzwakking van het luchtscherm (en de isolatielaag) en wordt daarom best niet toegepast.
Platte daken
Wanneer het platte dak een betonnen constructie betreft, is het deze die de luchtdichtheid verzekert.
De continuïteit van de luchtdichtheid tussen het platte dak en de muur kan gewaarborgd worden door een luchtdichte verbinding tussen beiden door het insnijden van de bepleistering en afwerking met behulp van een soepele voeg.
Buitenschrijnwerk
De pleisterlaag op een binnenmuur ter hoogte van een raam of deur is niet volledig luchtdicht ten gevolge van scheurtjes die veroorzaak worden door de bewegingen. Met tapes kunnen raam- en deuraansluitingen zowel langs de binnenzijde als de buitenzijde luchtdicht afgeplakt worden.
overpleisterbare aansluitband van raam op muur
Elektrische installatie
Bij voorkeur plaats je de zekeringkast binnen het beschermde volume om luchtlekken via de elektriciteitsleidingen te vermijden. Stopcontacten, schakelaars en leidingdoorvoeren plaats je best zo weinig mogelijk in buitenmuren: deze kunnen het luchtscherm plaatselijk doorboren. Wanneer je toch beslist een stopcontact of een schakelaar in de buitenmuur te plaatsen, maak dan gebruik van een contactdoos met een verbeterde luchtdichtheid.
Doorboringen
Een aantal doorboringen van de luchtschil zullen steeds onoverkomelijk zijn bij bijvoorbeeld het plaatsen van technieken. Deze doorboringen dienen correct aangepakt te worden om luchtlekken te voorkomen.
Bepaalde fabrikanten van luchtdichte hulpstukken hebben voorgevormde moffen met een, soms zelfklevende, slab in hun productengamma, die zowel gebruikt kunnen worden voor doorboringen met kleine diameters (zoals elektriciteitskabels) als grotere diameters (verwarmingsleidingen, waterafvoerleidingen, ventilatieleidingen). Het gebruik van dergelijke moffen vergemakkelijkt de uitvoering en beperkt het risico op lekken, voor zover er een toereikende speling gelaten wordt rondom de leiding.
De mof en de slab moeten bovendien aangepast zijn aan de aard van het contactoppervlak en op het geschikte moment geplaatst worden. Bepaalde fabrikanten bieden ook kleefband aan die speciaal ontwikkeld werd om de luchtdichtheid aan de aansluitingen te verzekeren. Deze kleefbandtypes vertonen een groot hechtend vermogen en zijn min of meer soepel en uittrekbaar om de meest complexe vormen te kunnen volgen. Teneinde hun optimale werking te waarborgen, moeten ze echter correct en op een geschikte ondergrond aangebracht worden.
Correcte afdichting doorvoer
Dampkappen met recirculatie houden alle lucht binnenshuis. Dit betekent ook dat het bij het koken geproduceerde vocht niet afgevoerd wordt. Een goede balansventilatie is in dit geval zeker noodzakelijk. Wanneer men opteert voor een klassieke dampkap, moet er aandacht besteed worden aan de doorvoer. Je kiest best een dampkap met terugslagklep: zodra de dampkap niet meer in werking is, zal de sluiting gebeuren waardoor er geen onnodige lucht naar buiten kan ontsnappen.
Luchtdichtheid testen, hoe gebeurt dat
Hoe beter de luchtdichtheid van een gebouw, hoe minder warmteverliezen, tochtproblemen, risico’s op inwendige condensatie en akoestische problemen er zijn en hoe beter het ventilatiesysteem zal werken. Bij het bouwen of verbouwen van een woning streven we naar een goede luchtdichte uitvoering van de constructie. Hoe goed de uitvoering is, kunnen we meten met een “blowerdoor” of luchtdichtheidstest.
Met een luchtdichtheidstest willen we te weten komen hoeveel lucht er onbedoeld uit een gebouw ontsnapt of infiltreert via kieren en spleten. Dit moet ons een idee geven over de hoeveelheid warmte die verloren gaat via de zogenaamde convectieverliezen. Deze zorgen niet alleen voor een hoger energieverbruik voor verwarming, maar ook voor een hoger risico op inwendige condensatie in de constructie. We hebben dus alle belang bij een goede luchtdichtheid.
Een luchtdichtheidsmeting gebeurt door het plaatsen van een grote ventilator in een raam- of deuropening. Door lucht in de woning of naar buiten te blazen creëren we een over- of onderdruk in het gebouw, tot een drukverschil van 50 Pascal (Pa) wordt bereikt.
Dit drukverschil, dat ongeveer overeenkomt met het drukverschil dat ontstaat bij een windkracht van 5 Beaufort, hebben we nodig om voldoende betrouwbare en vergelijkbare meetresultaten te krijgen. Vervolgens wordt gemeten welk debiet aan lucht (m³/h) er voortdurend moet ingeblazen of afgezogen worden, om dat drukverschil van 50 Pa aan te houden. Hoe meer luchtlekken, hoe groter het te leveren debiet.
Het lekdebiet V50 is het gemiddelde van beide meetmodi, namelijk het debiet in overdruk en het debiet in onderdruk. Dit lekdebiet wordt uitgedrukt in m³/u en geeft dus aan hoeveel kubieke meter lucht er per uur door de spleten en kieren in de woning ontsnapt.
Op basis van dit gemeten lekdebiet V50 kunnen we de luchtdoorlatendheid v50, berekenen. De luchtdoorlatendheid geeft een idee van de uitvoeringskwaliteit van de wanden op vlak van luchtdichtheid. De luchtdoorlatendheid v50 van een woning wordt uitgedrukt in m³/u.m². Hiertoe wordt het lekdebiet V50 gedeeld door de verliesoppervlakte van de woning (= de som van de oppervlakten van alle muren, daken, vloeren in contact met de buitenomgeving).
Hoe goed of hoe slecht een gebouw luchtdicht is kan dus aangetoond worden met een luchtdichtheidstest. Wanneer we de plaats van eventuele luchtlekken willen bepalen dan kan dat met een thermografische camera of met rookstaafjes, idealiter tijdens het uitvoeren van de meting wanneer de woning in onderdruk wordt gezet. De binnenkomende lucht voelt aan als tocht.