Ultrabewerkte voeding


Het is belangrijk een duidelijk onderscheid te maken tussen bewerkte en ultrabewerkte voedingsmiddelen. Veel voedingsproducten ondergaan een of meerdere bewerkingen vooraleer ze worden geconsumeerd. Die bewerkingen zijn niet per se negatief. Vandaag worden praktisch alle voedingsmiddelen op de ene of andere manier bewerkt. Denk bijvoorbeeld aan het snijden, invriezen, koken, pasteuriseren of gisten. Dit vergemakkelijkt de opslag (waardoor de voeding veiliger is en er minder moet worden weggegooid) en zorgt voor betere vertering en voor meer gebruiksgemak. Er zijn tal van voorbeelden van gezonde bewerkte producten: volkoren brood, diepgevroren groenten of yoghurt.
Daarnaast spreekt men ook over ‘ultrabewerkt voedsel’, producten die intensieve behandelingen hebben ondergaan. Door de talrijke industriële processen en toevoegingen van stoffen is het zo goed als onmogelijk om de originele ingrediënten te herkennen. Deze voedingsmiddelen bevatten quasi altijd toegevoegde suikers, vetten en zout: veel calorieën dus en weinig of geen nuttige voedingsmiddelen zoals vezels, vitamines en mineralen. Ook kunnen de structurele wijzigingen die deze voedingsmiddelen hebben ondergaan negatieve effecten hebben op de bloedsuikerspiegel of voor het verzadigingsgevoel. In deze categorie vinden we frisdranken terug, snoep, koekjes, zoete snacks, frieten, bewerkte vleesproducten, ... Het voordeel van deze producten is dat ze lang bewaard kunnen worden, lekker smaken en dat ze door hun gebruiksgemak zeer verleidelijk zijn.
In onze contreien consumeren we over het algemeen te veel ultrabewerkt voedsel, vaak ten nadele van weinig of niet-bewerkte voedingsmiddelen. Steeds meer studies tonen aan dat er een verband bestaat tussen bepaalde aandoeningen en deze voedingsstijl.
Toch zijn sommige ultrabewerkte voedingsmiddelen wel degelijk gezond. Margarines, natuurlijke plantaardige melkproducten of bepaalde ontbijtgranen zijn bijvoorbeeld wel evenwichtig.
In dit dossier geven we je een antwoord op verschillende vragen:
- Wat is een ultrabewerkt voedingsproduct? Het is belangrijk het onderscheid te maken tussen bewerkt en ultrabewerkt.
- Hoe herken je ultrabewerkte voedingsmiddelen? Herken ze in de winkel.
- Wat is hun voedingsimpact? Wat haal je eruit en wat zit erin?
- Focus op additieven en nieuw gevormde verontreinigende stoffen. Deze voedingsmiddelen bestaan uit verschillende chemische stoffen. Om welke stoffen gaat het?
- Wat is hun impact op onze gezondheid? Vormt het eten van ultrabewerkte voedingsmiddelen een probleem?
- Ultrabewerkt en het milieu. Wat is de weerslag op onze planeet?
- Wat zijn de voedingsaanbevelingen wat betreft ultrabewerkte voeding? De voedingsaanbevelingen per land voor deze voedingsmiddelen.
Niet gemakkelijk om het bos door de bomen te zien. Er bestaan verschillende classificaties die je helpen om te weten wat een ultrabewerkt voedingsmiddel is. Het gaat om deze twee: het NOVA-systeem, de belangrijkste, en het SIGA-klassement.
Het NOVA-systeem
Hierbij worden alle voedingsproducten ingedeeld volgens afkomst, de omvang en de doeleinden van de fysieke, biologische en chemische industriële processen die de producten hebben ondergaan. Deze classificatie in 4 groepen toont dus aan in hoeverre de voedingsmiddelen bewerkt zijn:
Groep 1 - Niet-bewerkte of minimaal bewerkte voedingsmiddelen: Rechtstreeks geconsumeerde voedingsmiddelen (fruit, noten, granen, bladeren, wortels, ingewanden, eieren, melk, ...). Dit zijn voedingsproducten die op natuurlijke wijze bewerkt werden, waarbij de niet-eetbare of ongewenste delen verwijderd werden, maar die ook processen ondergingen zoals het drogen, pletten, malen, omzetten in poedervorm, splitsen, filteren, branden, koken, niet-alcoholisch gisten, pasteuriseren, invriezen, ontdooien, voorbereiden voor containervervoer en vacuüm verpakken.
Groep 2 - Bewerkte culinaire ingrediënten: olie, boter, suiker en zout. Deze dienen om gebruikt te worden in combinatie met voedingsmiddelen uit groep 1 voor de bereiding van dranken of gerechten.
Groep 3 - Bewerkte voedingsmiddelen: groenten in bokalen, visconserven, fruit in siroop, kazen, vers brood, ... die in rechtstreekse vorm geconsumeerd worden of (meestal) in combinatie met andere voedingsmiddelen. De processen omvatten verschillende bewaar- of kookmethodes en niet-alcoholische gistingsmethodes. De producten bevatten toegevoegde suikers, zout of andere ingrediënten uit groep 2. Ze bevatten soms additieven die de bewaartijd van het product verlengen, de originele eigenschappen beschermen of verhinderen dat micro-organismes zich kunnen verspreiden.
Groep 4 - Ultrabewerkte voedingsmiddelen en dranken: frisdrank, voorverpakte zoete of hartige snacks, producten op basis van nieuw samengesteld vlees en bereide diepvriesgerechten. Dit zijn geen gewijzigde voedingsmiddelen, maar producten die (zo goed als) volledig ontwikkeld werden op basis van afgeleiden van voedsel en van additieven. Je kan er nauwelijks nog voedingsmiddelen uit groep 1 meer in herkennen. Voedingsstoffen zoals je die in de keuken gebruikt, vind je hier niet meer in terug. In de plaats vinden we veel industriële ingrediënten terug, denk bijvoorbeeld aan invertsuiker of specifieke categorieën additieven zoals kleurstoffen.
Dit systeem bestaat nog maar zo'n 10 jaar en is dus nog niet perfect. Zo is er onvoldoende duidelijkheid over het onderscheid tussen groepen 3 en 4 en houdt het ook geen rekening met het voedingsprofiel. Het SIGA-systeem probeert deze zwaktes te verhelpen.
Het SIGA-systeem
Het SIGA-klassement gaat verder dan NOVA in de opdeling van bewerkte en ultrabewerkte voedingsmiddelen. Op die manier belanden producten uit categorieën 3 en 4 niet allemaal onder dezelfde noemer.
Dit systeem onderscheidt vijf nieuwe subgroepen in de NOVA-classificatie, waardoor er 7 groepen ontstaan, gaande van de minst tot de meest bewerkte. Het baseert zich vooral op de mate waarin het product bewerkt werd, in mindere mate op de voedingswaarde. Deze classificatie vertrekt vanuit de veronderstelling dat het geheel ‘meer is dan de som der delen’ en bijgevolg dat de basisoorsprong van de voedingsmiddelen of ingrediënten een belangrijke rol speelt voor een goede gezondheid: gunstige synergetische werking van voedingsstoffen, aanwezigheid van beschermende cofactoren, hoger verzadigingspotentieel, voor het menselijk lichaam beter geschikte biologische beschikbaarheid van voedingsstoffen, ...

Ook hier is het systeem niet perfect. In dit klassement kan een product met lage voedingswaarde tóch een goede score halen dankzij een lage bewerkingsgraad. SIGA komt dus niet altijd overeen met de Nutri-Score, wat tot verwarring kan leiden.
Beide systemen (NOVA en SIGA) worden samen gebruikt. Ze zijn complementair en sluiten elkaar niet uit. Deze systemen zijn eveneen complementair met de Nutri-Score, welke verwijst naar de voedingswaarde. De beste producten hebben een goede Nutri-Score en een lage SIGA/NOVA-score.
Hierbij enkele voorbeelden van klassementen:
Gebruik bij het maken van je keuzes dus steeds de beschikbare tools. Om de minst bewerkte producten en het voordeligste voedingsprofiel te vinden, combineer je de classificatie van ultrabewerkte voedingsmiddelen met de Nutri-Score, de Voedingstak, de voedingsdriehoek en de ingrediëntenlijst.
Fabrikanten zijn niet verplicht om op voedseletiketten de processen aan te geven die worden gebruikt om hun product te maken. Daardoor is het soms moeilijk om ultrabewerkte voedingsmiddelen te herkennen.
Voor sommige voedingsproducten spreekt het voor zich: groente, fruit, wortels en verse knollen zijn uiteraard niet ultrabewerkt, net zoals bijvoorbeeld gepasteuriseerde melk en gekoeld vlees. Ook plantaardige olie, suiker en zout gebruikt als culinaire bereidingen zijn niet ultrabewerkt.
Maar dat is niet altijd even duidelijk. Neem bijvoorbeeld brood en ontbijtgranen; hier kun je helaas niet anders dan de ingrediëntenlijst door te nemen. Industrieel bereid brood dat enkel tarwebloem, water, zout en gist bevat, is bewerkt. Vind je tussen de ingrediënten van het brood ook emulgatoren of kleurstoffen, dan is het ultrabewerkt. Klassieke havermout, gewone maïsvlokken en Weetabix zijn beperkt bewerkte voedingsproducten. Bevatten deze producten ook suiker, dan zijn ze bewerkt. En als ze daarnaast ook aroma's of kleurstoffen bevatten, dan zijn ze ultrabewerkt.
De handigste manier om te weten of een product ultrabewerkt is, is over het algemeen door te kijken of de ingrediëntenlijst minstens één onderdeel bevat dat typisch is voor de groep van ultrabewerkte voedingsproducten. Het gaat daarbij om voedingsstoffen die zelden of nooit gebruikt worden in de keuken, of om additieven die het eindproduct lekkerder of aantrekkelijker moeten maken.
Bij termen als gehydrolyseerde eiwitten, soja-eiwitisolaat, gluten, caseïne, wei-eiwit, ‘separatorvlees’, fructose, maïssiroop met veel fructose, ‘geconcentreerd vruchtensap’, invertsuiker, maltodextrine, dextrose, lactose, oplosbare of niet-oplosbare vezels, gehydrogeneerde of geïnteresterificeerde olie is er weinig twijfel mogelijk. Als een of meerdere van deze voedingsstoffen op de ingrediëntenlijst voorkomt, slaat dat op een ultrabewerkt product.
Wat betreft additieven, smaakversterkers, kleurstoffen, emulgatoren, smeltzouten, kunstmatige zoetstoffen, bindmiddelen en antischuimmiddelen, blaasmiddelen, carbonatanten, schuimmiddelen, bindmiddelen, wijzen ook deze termen op een ultrabewerkt product, net zoals de aanwezigheid van aroma's. Het NOVA-systeem definieert het als volgt: “Al deze stoffen, zeker aroma's en kleurstoffen, maskeren onaangename smaakeigenschappen die het resultaat zijn van de ingrediënten, processen of verpakkingen die gebruikt werden tijdens de productie van ultrabewerkte voedingsmiddelen, of bezorgen het eindproduct intense zintuiglijke eigenschappen die er zeer goed uitzien, zeer goed smaken, ruiken of aanvoelen.”
Hoe herken je ze?
- De ingrediëntenlijst is vaak (zeer) lang.
- Sommige ingrediënten zijn bovendien moeilijk te ontcijferen omdat we ze in onze eigen keuken niet terugvinden: gehydrogeneerde plantaardige olie, invertsuiker, glucose-fructosesiroop, maltodextrine enz.
- De aanwezigheid van additieven en smaakstoffen die het product aantrekkelijk maken: kleurstoffen, smaakversterkers, verdikkingsmiddelen enz.
- Intensieve marketing of toch minstens met een kleurrijke en aantrekkelijke verpakking.
Hierbij drie voorbeelden:
Dergelijke producten hebben alles in petto om je als klant te overtuigen: vaak kunnen ze onmiddellijk geconsumeerd worden, kennen ze een lange bewaartijd, zijn ze lekker en bovendien vrij goedkoop. Onderzoek naar de voedselconsumptie uit 2014 door het Belgisch wetenschappelijk instituut volksgezondheid toont trouwens aan dat ultrabewerkte voedingsmiddelen goed zijn voor gemiddeld 29,9% van de dagelijkse energie-inname. Bij jonge kinderen lag dit aandeel iets hoger (33,3%) dan bij adolescenten (29,2%) en bij volwassenen (29,6%).
Toch zijn de experts van mening dat we dergelijke voedingsmiddelen best zoveel mogelijk mijden. Bij het bekijken van de ingrediëntenlijst van dergelijke producten beseffen we namelijk pas wat we écht consumeren. Ultrabewerkte voedingsmiddelen worden geproduceerd op basis van industriële ingrediënten, en bevatten nauwelijks of zelfs helemaal geen natuurlijke voedingsmiddelen. De voedingswaarde van deze ingrediënten is vaak zeer laag en bovendien zouden ze vaker tot dyslipidemie leiden (abnormaal hoge concentratie van cholesterol of vetzuren in het bloed) en ook tot een hoger risico op overgewicht, obesitas en hoge bloeddruk.
- De suikers en vetten in deze voedingsproducten geven het product meer smaak, met als gevolg dat we meer zin krijgen om ervan te eten. Dankzij deze ingrediënten krijg je minder snel een verzadigd gevoel. Producten op basis van vezels en eiwitten geven sneller een voldaan gevoel. Bovendien zijn ultrabewerkte voedingsmiddelen vaak vloeibaar of hebben een zachte textuur, waardoor je ze gemakkelijk kunt kauwen. Er zit bij deze samenstellingen dus minder tijd tussen het kauwen en het contact met de mucosa van het spijsverteringskanaal, waardoor ze een minder verzadigend gevoel geven. Het resultaat: je eet er meer én vaker van. Veel van deze producten bevatten ook te veel suiker, verzadigde vetten en zout.
- Vaak leiden deze producten tot hyperglykemie door de aanwezige suikers en door hun samenstelling, die de vertering van het zetmeel minder snel doet afnemen. De suikers worden sneller geabsorbeerd, waardoor er insulinepieken ontstaan. Op lange termijn kan het veelvuldig voorkomen van zo'n pieken leiden tot type 2 diabetes, maar ook tot obesitas.
- Ze bevatten ‘lege’ calorieën: ondanks de geringe aanwezigheid van vezels, vitamines, mineralen en antioxidanten, kennen ze een hoge energetische waarde.
- Door de grote beschikbaarheid en het feit dat ze onmiddellijk geconsumeerd kunnen worden, hebben we de neiging tot overconsumptie. Dit wordt nog versterkt door de marketing rond dergelijke producten.
Maar zoals in veel gevallen mogen we het kind niet met het badwater weggooien. Bewerking van voedsel hoeft niet altijd slecht te zijn: het zorgt ook voor veiligere producten of producten met interessante voedingswaarden, zoals verrijkte voedingsmiddelen, diepvriesgroenten of yoghurt. Alle (ultra)bewerkte voedingsmiddelen uitsluiten zou dus verkeerd zijn. Een gebruiksklare maaltijd met veel groenten kan perfect evenwichtig zijn. Ook bijna alle plantaardige melkproducten zijn ultrabewerkt, wat niet wil zeggen dat sojamelk of sojayoghurt geen deel kan uitmaken van een evenwichtig voedingspatroon. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor babyvoeding.
- Ze zorgen voor een langere bewaartijd.
- Ze zorgen voor een kortere bereidingstijd.
- Ze versterken voedingsmiddelen met interessante voedingsstoffen zoals bijvoorbeeld vitamine A en D voor boter om te ‘bakken en braden’, jodium in brood, vitamine B12 in vegetarische alternatieven. Op die manier worden de voedingsbehoeftes van de bevolking beter ingevuld.
- Tegelijk is het zoutgehalte in voedingsmiddelen dankzij bepaalde industriële processen teruggeschroefd, zonder in te boeten op de bewaartijd. Ook zagen we de opkomst van lactose- of glutenvrije producten voor personen met intoleranties,
- Er zijn ook de ontbijtgranen, die niet allemaal overboord moeten worden gegooid! De gezondste hebben het voordeel dat ze vezels en vitamines leveren. Daarnaast worden ze geserveerd met zuivelproducten: melk, vervangers (amandel, rijst, havermelk etc.) of zelfs yoghurt.
- Zelf koken blijft natuurlijk het beste. Probeer nieuwe recepten, kook voor meerdere dagen, bereid een menu en maak een boodschappenlijstje om geen overbodige aankopen te doen.
- Kies zoveel mogelijk voor bulkproducten of voor de minst bewerkte producten. Zo koop je beter witte yoghurt en voeg je er zelf vers fruit aan toe dan dat je vruchtenyoghurt koopt (vaak met veel suiker en weinig fruit en met kleur- en/of smaakstoffen). Op die manier krijg je niet alleen minder suiker binnen, het helpt ook om meer fruit te eten.
- Hetzelfde geldt voor ontbijtgranen. Een kom op basis van havermout, vruchten, noten/hazelnoten/amandelen/enz. tover je in een handomdraai op tafel.
- Indien dit niet mogelijk is of wanneer je om gezondheidsredenen bepaalde zaken niet mag eten, geef dan de voorkeur aan producten met een zo goed mogelijke Nutri-Score. Daarbij kies je best voor producten met de meest elementaire ingrediëntenlijst (wat meestal overeenkomt met de kortste ingrediëntenlijst). Het ontcijferen van de etiketten is zeer belangrijk.
Additieven
Ultrabewerkte producten bevatten vaak veel additieven en bestaan grotendeels uit reeds bewerkte ingrediënten. Alhoewel bepaalde additieven bijvoorbeeld bevorderlijk zijn voor de bewaartijd van voedingsmiddelen, zijn er zeer veel additieven die enkel dienen om het product aantrekkelijker en lekkerder te maken. Veel extreem bewerkte voedingsmiddelen kunnen perfect bereid worden met minder additieven.
Bij een correct gebruik zijn veel additieven absoluut niet schadelijk voor de gezondheid, wat niet betekent dat ze voor bepaalde risicogroepen zoals kinderen of personen met een bepaalde overgevoeligheid niet ongezond kunnen zijn. Voor bepaalde additieven zijn er steeds meer wetenschappelijke bewijzen over de mogelijke negatieve effecten op de algemene volksgezondheid. Om nog maar te zwijgen over het mogelijke cocktaileffect. Wie veel ultrabewerkte voedingsmiddelen eet, consumeert ook veel verschillende additieven.
Vandaag lopen er studies naar het effect van ultrabewerkte voedingsmiddelen op de calorie-inname, obesitas en andere niet-overdraagbare aandoeningen. De rol van additieven is hierbij nog niet helemaal duidelijk, maar vermoedelijk worden bepaalde ‘cosmetische’ additieven gebruikt om voedingsproducten aantrekkelijker te maken (ook ‘appetency’ genoemd) en om de consumptie te vergroten.
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat voedingsmiddelen met een of meer additieven automatisch onder de categorie van ultrabewerkt voedsel vallen in het NOVA-systeem. Als voorbeeld worden antioxidanten en bewaarmiddelen aangehaald: “Bewerkte voedingsmiddelen kunnen/mogen additieven bevatten die de houdbaarheid van het product verlengen, de oorspronkelijke eigenschappen beschermen of de groei van micro-organismen voorkomen.” Raadpleeg ons dossier additieven om meer te weten over additieven en om ons standpunt hierover te kennen.
Procescontaminanten
Tijdens de bewerking van voedingsmiddelen kunnen ook bepaalde contaminanten worden gevormd. Denk bijvoorbeeld maar aan acrylamide, dat ontstaat tijdens de bereiding van koekjes of van frieten, of aan polycyclische aromatische koolwaterstoffen, die opduiken tijdens het roken van voedingsmiddelen zoals zalm. Deze stoffen ontstaan ook wanneer je thuis koekjes of taart bakt of wanneer je vlees rookt of op de barbecue bakt.
Voor een groot deel van deze stoffen bestaan er wettelijke limieten per productcategorie. Op die manier wil men vermijden dat we er als consument te veel aan worden blootgesteld. Voor baby- en peutervoeding gelden er strengere regels. Toch volstaat dat niet: ook kleine kinderen consumeren vaak producten die niet voor hen bestemd zijn, zoals chocopasta, granen en koekjes.
De belangrijkste hedendaagse contaminanten zijn acrylamide, 3-monochloorpropaandiol (3-MCPD) en verwante esters, polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's), furan en ethylcarbamaat.
Acrylamide ontstaat uit een chemische reactie met bepaalde voedingsmiddelen rijk aan zetmeel en asparagine (een aminozuur) wanneer deze op hoge temperatuur (> 180 °C) en zonder water worden opgewarmd.
Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie is deze stof vermoedelijk kankerverwekkend voor de mens. De meeste wetenschappers menen dat het vandaag onmogelijk is om een veilige maximale dosis te bepalen waaronder er geen verhoogd risico op kanker zou bestaan. Dat verklaart waarom men het acrylamidegehalte best zo laag mogelijk houdt.
In 2019 stelden we in sommige koekjes voor kleuters acrylamideconcentraties vast die nog hoger lagen dan de toegelaten hoeveelheden voor voedingsproducten voor kinderen onder de 3 jaar. Voor kindervoeding past men de regels best aan aan de richtlijnen voor de allerkleinsten (onder de 3 jaar).
In ons dossier vind je meer informatie over acrylamide.
MCPD en glycidylesters zitten voornamelijk in geraffineerde plantaardige oliën en vetten, die gebruikt worden in allerlei voedingsproducten zoals koekjes, margarine en babyvoeding. Palmolie en -vet bevatten hogere niveaus. Deze contaminanten treden op bij het opwarmen van plantaardige olie. Deze stap doet zich vooral voor tijdens het raffineren van oliën en vetten, met als doel om het eindproduct de gewenste kleur, geur, smaak en bewaartijd te bezorgen. Dankzij dit proces kan men ook verontreinigingen uitsluiten zoals pesticiden en polycyclische aromatische koolwaterstoffen. Volgens de EFSA is glycidol een genotoxische en kankerverwekkende stof, terwijl hoge dosissen 3-MCPD schadelijk kunnen zijn voor de nieren en voor de mannelijke vruchtbaarheid.
In 2018 voerden we een studie uit naar esters van 3-MCPD in chocopasta (met geraffineerde oliën): voor sommige producten lag de consumptie van een koffielepel (= 1 portie van 15 à 20 g) hoger dan de TDI voor een 10-jarige.
Bij een verkeerd opwarmingsproces kunnen er polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s) ontstaan die genotoxisch zijn en dus ons DNA kunnen beschadigen. De meeste niet-rokers worden vooral via voeding blootgesteld aan PAK’s. Deze verontreinigingen kunnen ontstaan wanneer de voedingsmiddelen rechtstreeks in contact komen met verbrandingsproducten zoals rook, bijvoorbeeld tijdens het roken, drogen of opwarmen (grillen of roosteren). Regelmatige consumptie van ultrabewerkte voedingsmiddelen kan een overdreven hoge inname van deze stoffen met zich meebrengen, zeker bij kleine kinderen. Ook huisbereide maaltijden kunnen er bevatten wanneer je je voeding te fel opwarmt of te intens of lang kookt. Aangebrand voedsel mag je dus nooit opeten.
Overdracht van stoffen via de verpakking
Ultrabewerkte voedingsmiddelen kunnen ook stoffen bevatten die afkomstig zijn uit plastic verpakking. Tot op heden richtte onderzoek zich vooral op de aanwezigheid van bisfenol A (BPA), wat schadelijk is voor de lever, de nieren en de vruchtbaarheid. Daarnaast wordt BPA ook gelinkt aan obesitas, ADHD, diabetes en prostaatkanker, al is er nog geen zekerheid over het oorzakelijk verband. BPA kan ook het immuunsysteem van de foetus of van kleine kinderen aantasten. Zij lopen hierdoor meer risico op voedselintoleranties en kunnen gevoeliger zijn voor ontstekingsziektes.
De Europese Voedselautoriteit (EFSA) bekijkt op dit moment opnieuw de risico’s van deze stof, rekening houdend met de recent vermelde mogelijke toxicologische effecten.
Amerikaanse onderzoekers ontdekten ook een verband tussen de geconsumeerde hoeveelheid ultrabewerkte voedingsmiddelen en de BPA-inname, andere ftalaten en andere schadelijke chemische producten in verpakkingen.
Een Franse studie toonde het verband aan tussen de consumptie van ultrabewerkte voedingsproducten en onze gezondheid. Deze studie, die tussen 2009 en 2018 werd uitgevoerd in Frankrijk, bevestigde dat een verhoogd aandeel ultrabewerkte voedingsproducten bij volwassen gerelateerd kon worden aan een hoger algemeen sterfterisico.
Zo kan de consumptie van dergelijke voedingsproducten onder andere in verband worden gebracht met een algemeen verhoogd risico op kanker. Wanneer onze voeding 10% meer ultrabewerkte voedingsmiddelen bevat, vergroot dit het algemene risico op kanker en op borstkanker met meer dan 10%. Ook is er een groter risico op cardiovasculaire aandoeningen, vaatziekten, cerebrovasculaire aandoeningen, type 2 diabetes of obesitas. Deze resultaten moeten natuurlijk nog worden toegepast op andere bevolkingsgroepen en omgevingen. Vandaag bestaan er onvoldoende studies die een causaal verband aantonen (causale studies).
Gaat het gezondheidseffect van ultrabewerkt voedsel verder dan de vaak energierijke en voedselarme samenstelling ervan? Heeft de bewerkingsgraad echt een gezondheidseffect, ongeacht de voedingssamenstelling? En waardoor wordt dit effect dan veroorzaakt? Willen we al deze effecten beter begrijpen, dan zijn er vandaag nog bijkomende studies nodig. Zowel voor de effecten rond de verschillende dimensies van de bewerkingen (voedingssamenstelling, voedingsadditieven, contactmaterialen en nieuw gevormde contaminanten), als voor de effecten rond andere chronische aandoeningen, en ook voor de effecten op het microbioom. Observaties bij dieren tonen aan dat stoffen in deze voedingsproducten (inclusief zoetstoffen en emulgatoren) een darmmilieu kunnen ontwikkelen waarbij microben gemakkelijker een lichte ontsteking kunnen binnensmokkelen. Dit werd al in verband gebracht met obesitas en met verschillende aandoeningen.
Ten slotte bestaan er ook onvoldoende gegevens over kinderen en adolescenten.
We weten ondertussen al dat ultrabewerkt voedsel ongezond kan zijn, maar ook het milieu lijdt eronder. Dergelijke voedingsproducten hebben een grotere milieu-impact dan voedingsproducten die niet of nauwelijks bewerkt zijn. Alhoewel er nood is aan verdere wetenschappelijke studies om deze verklaringen te staven met cijfers, staat het vast dat er voor deze producten meer ingrediënten getransporteerd moeten worden, dat ze meer verpakking vereisen, dat de ingrediënten afkomstig zijn uit weinig duurzame landbouwsystemen (monocultuur, intensieve landbouw) en dat er vaker sprake is van voedselverspilling.
Een studie rond de milieu-impact van bereide gerechten toonde bijvoorbeeld aan dat de milieu-impact van meeneemsandwiches gemiddeld twee keer hoger ligt dan die van zelfbereide broodjes.
Verschillende landen zijn al van mening dat de negatieve effecten van deze voedingsproducten op onze gezondheid reeds voldoende zijn aangetoond om de bewerkingsgraad toe te voegen aan de nationale voedselrichtlijnen. Dat is bijvoorbeeld het geval in Brazilië en in andere Latijns-Amerikaanse landen. Volgens de dieetrichtlijnen van Brazilië vermijd je best zoveel mogelijk ultrabewerkt voedsel.
In Europa is Frankrijk het eerste land dat zijn bevolking via de voedingsrichtlijnen aanraadt om deze voedingsproducten te vermijden. Frankrijk wil met zijn voedingsbeleid voor de volksgezondheid de consumptie van ultrabewerkte voedingsmiddelen uit groep 4 terugdringen met 20% tijdens de periode van 2018-2022.
Bij ons houden de voedingsrichtlijnen (de voedingsdriehoek in Vlaanderen, de voedingspiramide in Wallonië en de Voedingstak voor het hele land) niet alleen rekening met de voedingswaarde, maar ook met de bewerkingsgraad van de voedingsproducten om te bepalen in welke categorie ze thuishoren, al wordt er niet specifiek aanbevolen om ultrabewerkt voedsel te vermijden. Men raadt eerder aan om te vette, gesuikerde en/of gezouten producten, alcoholische dranken en bewerkt vlees te beperken, wat allemaal in de rode bol of top van de voedingsdriehoek of -piramide staat. In bijna al deze gevallen gaat het om ultrabewerkte producten. De voedingstak voegt daar nog aan toe om ultrabewerkte voedingsproducten, bereid vlees, hartige snacks, sauzen en zoutrijke kruidenmengelingen te beperken. De andere voedingscategorieën van de driehoek en van de piramide vermelden enkel niet-bewerkte producten.
Meer onderzoek is aangewezen om te verduidelijken of men álle ultrabewerkte voedingsmiddelen moet mijden, dan wel enkel degene met een lage voedingswaarde, of deze die specifieke ingrediënten (waaronder ook bepaalde additieven) en/of contaminanten die men best vermijdt bevatten.
Toch zou de voedingsindustrie het nodige moeten doen om producten te ontwikkelen met minder industriële ingrediënten en minder overbodige additieven. Veiligheidshalve raden we dan ook aan om de voorkeur te geven aan weinig bewerkte voedingsmiddelen en om zeer voorzichtig om te springen met ultrabewerkte producten. Dat begint eerst en vooral bij zelf je gerechten klaarmaken op basis van verse ingrediënten. Kies voor voedingsmiddelen met een goede Nutri-Score, met een eenvoudige ingrediëntenlijst waarvan je de meeste zaken kent.
Met behulp van de aanbevelingen van de voedingsdriehoek en -piramide kun je evenwichtig eten met weinig ultrabewerkte voeding en zonder overdreven veel vet, suiker en zout te consumeren.
Voor kinderen is een evenwichtig voedingspatroon met weinig ultrabewerkte voedingsproducten noodzakelijk. De voedingsgewoontes tijdens de jeugd bepalen hoe je op latere leeftijd eet. Vandaar het belang om energierijke producten zonder voedingswaarde zoveel mogelijk te vermijden.