De derde coronaprik


Als we het over een extra coronaprik hebben, dan gaat het over een extra prik na je basisvaccinatie. Onder je basisvaccinatie verstaan we de eerste en tweede prik van het mRNA-vaccin Pfizer/BioNTech of Moderna, de eerste twee prikken van het vectorvaccin OxfordUniversity/AstraZeneca of de eerste prik van het vectorvaccin Johnson & Johnson. In België wordt de extra prik gegeven met een volledige dosis van het Pfizer/BioNTech-vaccin of een halve dosis van het Moderna-vaccin.
Waarom een derde prik?
De basisvaccinatie leidt in eerste instantie tot de aanmaak van antistoffen of antilichamen. Deze herkennen specifieke delen van het virus, zoals een sleutel die op een slot past. De antistoffen verhinderen daardoor dat het virus zich aan je cellen hecht en stimuleren andere delen van ons afweersysteem om de vreemde indringer onschadelijk te maken. Kom je daarna nogmaals in contact met het coronavirus, dan kunnen deze antistoffen meteen in actie schieten en verhinderen dat je besmet wordt. Je antistoffen spelen dus een cruciale rol bij de bescherming tegen besmetting. Enkele maanden na de basisvaccinatie dalen je antistoffen tegen het virus echter. Dat is een normaal fenomeen na een infectie of vaccinatie. Hierdoor zal je meer vatbaar zijn voor een nieuwe besmetting, ondanks de vaccinatie. We spreken dan over een doorbraakinfectie. Een extra prik na je basisvaccinatie zorgt er dan voor dat het aantal antistoffen in je bloed opnieuw sterk stijgt en je opnieuw beter beschermd bent tegen besmetting. Nu de meer besmettelijke omikron-variant in ons land dominant is, is dat extra belangrijk. Hoe lang de bescherming tegen besmetting duurt na een extra prik, en of we dus regelmatig een nieuwe coronaprik zullen moeten krijgen, weten we echter nog niet.
Ons afweersysteem en onze bescherming tegen COVID-19 steunt echter niet louter op antistoffen, hoewel de meeste nieuwsberichten daarop focussen. Op lange termijn spelen onze geheugencellen een veel grotere rol, deze blijven veel langer in je bloed aanwezig dan antistoffen. Het is vooral dit tweede mechanisme dat je beschermt tegen ernstige symptomen, ziekenhuisopname en overlijden, wat uiteindelijk het belangrijkste doel is van de vaccinatiecampagne. Deze bescherming tegen ernstige COVID-19 lijkt veel minder snel te dalen dan de bescherming tegen besmetting. Een extra prik dient bij gezonde personen jonger dan 65 jaar dus in de eerste plaats om de bescherming tegen besmetting op te drijven.
De volgende vragen over de derde prik worden in dit dossier beantwoord:
- Wat is het verschil tussen een extra prik en een boosterprik?
Een extra prik dient om de bescherming op te krikken bij personen waarbij de eerste vaccinatie(s) niet voldoende bescherming biedt. Een boosterprik dient daarentegen om de duur van de bescherming te verlengen bij personen waarbij basisvaccinatie wel voldoende bescherming biedt. - Hoe beschermt ons afweersysteem ons na natuurlijke besmetting of coronaprik?
Na een natuurlijke besmetting of een coronaprik steunt ons afweersysteem op zowel antistoffen als geheugencellen. De antistoffen spelen vooral een rol bij de bescherming tegen een corona-infectie en de geheugencellen vooral bij de bescherming tegen ernstige COVID-19. - Neemt de bescherming van mijn coronavaccin af?
Voor alle soorten coronavaccins neemt de bescherming tegen besmetting af nadat je de eerste vaccinatie(s) hebt gehad. De mRNA-vaccins beschermen echter beter dan de vectorvaccins. - Wanneer ben je beschermd tegen ernstige COVID-19?
Het is op dit moment niet mogelijk om via een eenvoudige test te checken of iemand al dan niet beschermd is tegen ernstige COVID-19. - Is een extra prik nuttig voor iedereen?
Voor kwetsbare groepen zoals 65-plussers is een extra prik vooral nuttig om de bescherming tegen ernstige COVID-19 hoog te houden. Voor gezonde personen onder 65 jaar zorgt een extra prik vooral voor meer bescherming tegen besmetting en overdracht van het virus. - Ik heb Covid gehad. Moet ik dan gevaccineerd worden?
Ja. Ook na een natuurlijke corona-infectie is het aan te raden om je te laten vaccineren, omdat de hoeveelheid antistoffen die iemand aanmaakt na een natuurlijke infectie erg verschilt per persoon. Eén prik met een mRNA vaccin volstaat. - Kan ik een extra prik krijgen met een ander vaccin dan mijn eerste vaccinatie(s)?
Ja. Aangezien de extra prikken enkel gegeven worden met mRNA-vaccins, zou het kunnen dat je een ander vaccin krijgt dan bij je basisvaccinatie. Tot nu toe zijn er geen aanwijzingen dat een extra prik met een ander vaccin extra risico´s oplevert. Let wel: het is niet mogelijk om zelf te kiezen welk vaccin je als extra dosis krijgt. - Kan ik de griepprik en de extra coronaprik tegelijk krijgen?
Ja. Een coronavaccin mag tegelijkertijd toegediend worden met andere vaccins, dus ook met de griepprik. - Wat zijn de risico’s van een extra prik?
De derde prik lijkt tot nu toe geen extra risico’s met zich mee te brengen in vergelijking met de basisvaccinatie(s). - Is een extra prik ethisch verantwoord?
In dit hoofdstuk bespreken we een aantal ethische vraagstukken rondom de extra coronaprik.
Strikt genomen is een extra prik niet helemaal hetzelfde als een boosterprik:
- Een extra prik wordt toegediend binnen de 6 maanden na de basisvaccinatie aan mensen bij wie de eerste vaccinatie(s) niet voldoende bescherming biedt tegen een corona-infectie en ziekenhuisopname. Het gaat hier om personen met een verzwakt afweersysteem, bijvoorbeeld een patiënt met reuma die medicatie neemt om zijn immuunsysteem af te remmen. Zij maken geen of onvoldoende antistoffen aan na de basisvaccinatie. Een extra inspuiting met een mRNA-vaccin kan leiden tot een toename van antistoffen in het bloed en dient dan in de eerste plaats om de basisbescherming op een hoger niveau te brengen.
Over deze groep bestaat weinig discussie: wetenschappers zijn het erover eens dat een extra prik zinvol kan zijn om het afweersysteem van deze personen voldoende te stimuleren. Dit is de reden waarom deze groep patiënten in september 2021 als eerste uitgenodigd werd om een extra prik te krijgen, als onderdeel van hun basisvaccinatie. Zij hadden de prik het hardst nodig.
- Een boosterprik dient vooral om de duur van de bescherming te verlengen bij personen die wél voldoende basisbescherming hadden, maar bij wie de bescherming daalt in de loop van de tijd. Bij deze personen zal een extra prik vooral de bescherming tegen besmetting opkrikken.
Wanneer kan een boosterprik toegediend worden?
- Wie een basisvaccinatie kreeg met het Johnson & Johnson-vaccin, kan een tweede prik krijgen vanaf 2 maanden na de basisvaccinatie.
- Wie een basisvaccinatie kreeg met het vaccin van OxfordUniversity/AstraZeneca, Pfizer/BioNTech of Moderna kan een derde prik krijgen vanaf 4 maanden na de tweede prik.
In dit dossier gebruiken we de term “extra prik” voor zowel een extra prik als voor een boosterprik.
Ten laatste in maart 2022 zou iedereen vanaf 18 jaar de kans gekregen moeten hebben om een extra prik te laten zetten. De meeste burgers zullen hun extra prik krijgen in een vaccinatiecentrum. Er loopt ook een proefproject in 9 grote bedrijven waarbij de arbeidsgeneeskundige dienst de werknemers zal uitnodigen voor een extra prik. De overheid is ook bezig met de nodige voorbereidingen om vaccinatie door apothekers in de toekomst mogelijk te maken.
Hoewel vaak gefocust wordt op het mechanisme van antistoffen, steunt ons afweersysteem – en dus onze bescherming tegen COVID-19 – niet louter op antistoffen. Op lange termijn spelen onze geheugencellen een veel grotere rol, deze blijven namelijk veel langer in je bloed aanwezig dan antistoffen. Het is dus vooral dit tweede mechanisme dat je beschermt tegen ernstige symptomen, ziekenhuisopname en overlijden.
Als ons lichaam in contact komt met het coronavirus óf na toediening van een coronavaccin, reageert ons afweersysteem op twee verschillende manieren:
- Het lichaam maakt antistoffen of antilichamen aan die specifieke delen van het virus zullen herkennen, zoals een sleutel die op een slot past. Na een vaccinatie worden antistoffen aangemaakt die specifiek de stekels van het virus herkennen. Deze antistoffen verhinderen dat het virus zich aan je cellen hecht en stimuleren andere delen van ons afweersysteem om de vreemde indringer onschadelijk te maken. Kom je daarna nogmaals in contact met het coronavirus, dan kunnen deze antistoffen meteen in actie schieten en verhinderen dat je (een tweede keer) besmet wordt. Zo spelen je antistoffen een cruciale rol bij de bescherming tegen besmetting.
- Daarnaast maakt het lichaam ook geheugencellen aan bij vaccinatie of een natuurlijke infectie. Dit zijn gespecialiseerde witte bloedcellen die onthouden hoe ze moeten reageren tegen een specifiek deel van het virus. Als je na een vaccinatie in aanraking komt met het virus, zullen de geheugencellen in actie komen en het virus proberen op te ruimen. Aangezien dit enkele dagen de tijd vraagt, ben je dan wel al besmet (doorbraakinfectie), maar je zal er meestal niet heel ziek van zijn, omdat je immuunsysteem al getraind is tegen dit virus dankzij de vaccinatie. Bij een natuurlijke infectie is het gelijkaardig. Je bent in het verleden al eens besmet geweest waardoor je geheugencellen hebt aangemaakt. Als je dan opnieuw in aanraking komt met het virus, kan het dus zijn dat je een tweede keer besmet wordt (herinfectie), maar dankzij de geheugencellen zal je waarschijnlijk niet heel erg ziek worden.
Bijgevolg spelen de geheugencellen vooral een rol bij het verhinderen van de vermenigvuldiging en verspreiding van het virus nadat dit ons lichaam al is binnengedrongen. Ze zijn dus vooral belangrijk op lange termijn: in dit geval voor de bescherming tegen ernstige COVID-19. Zelfs als je wel nog besmet raakt, is er veel minder kans dat je ernstig ziek wordt.
Voor meer uitleg over hoe een coronavaccinatie precies werkt, verwijzen we je door naar ons dossier over coronavaccins.
Wat zijn de verschillen in afweerreactie tussen natuurlijke infectie en vaccinatie?
Je lichaam reageert dus zowel na een natuurlijke besmetting met het coronavirus als na een coronaprik met de aanmaak van antistoffen en geheugencellen. Deze afweerreactie na natuurlijke infectie en na vaccinatie verschilt echter wat betreft:
- De hoeveelheid aangemaakte antistoffen:
Zowel bij een natuurlijke coronabesmetting als bij een coronaprik varieert de hoeveelheid aangemaakte antistoffen. Dat is bijvoorbeeld afhankelijk van iemands leeftijd en onderliggende aandoeningen. Bij een vaccinatie krijgt iedereen eenzelfde dosis toegediend, maar bij een besmetting kan de hoeveelheid virus waaraan iemand blootgesteld wordt en de ernst van de symptomen verschillen. Dat maakt de aanmaak van antistoffen meer variabel bij een natuurlijke besmetting dan bij een vaccinatie. Zo maken patiënten zonder of met slechts milde symptomen minder antilichamen aan, en zouden deze sneller uit het bloed verdwijnen dan bij patiënten met ernstige COVID-19. Gemiddeld genomen is de hoeveelheid aangemaakte antistoffen na een natuurlijke infectie lager dan na inenting met een mRNA-vaccin, maar hoger dan na toediening van een vectorvaccin.
- De plaats waar antistoffen aangemaakt worden:
Bij een natuurlijke besmetting dringt het coronavirus binnen via de luchtwegen. Hier worden lokaal in de luchtwegen antistoffen aangemaakt. Bij een vaccinatie krijg je een prik in je arm. Er zullen dan minder antilichamen lokaal in de luchtwegen worden aangemaakt. Je lichaam zal daarom waarschijnlijk sneller reageren wanneer het virus na een natuurlijke infectie opnieuw via de luchtwegen het lichaam binnendringt. Er zijn echter ook andere soorten antistoffen in het bloed betrokken bij je afweer, en we weten nog niet goed hoe belangrijk elk type is. Het is dan ook niet duidelijk of dit in de praktijk echt tot een verschil in bescherming leidt tussen natuurlijke infectie en vaccinatie.
- Het aantal eiwitten dat herkend wordt door de antistoffen:
Bij een natuurlijke coronabesmetting zijn de antistoffen gericht tegen verschillende soorten eiwitten van het coronavirus. De geheugencellen onthouden de informatie van al deze eiwitten, verspreid over het hele virus. Bij de huidige coronavaccins zijn de antistoffen daarentegen enkel gericht tegen één specifiek stekeleiwit, ook wel spike-eiwit genoemd. Hierbij onthouden de geheugencellen enkel de informatie voor de aanmaak van dit stekeleiwit. Het zou kunnen dat je na een natuurlijke infectie daardoor beter beschermd bent tegen bepaalde coronavarianten dan via vaccinatie. We hebben echter te weinig gegevens uit het dagelijkse leven om hierover betrouwbare uitspraken te doen.
Betekent dit dat ik net zo goed kan wachten totdat ik besmet word in plaats van me te laten vaccineren? Neen, dat is geen goed idee, omdat dit veel risico’s inhoudt. De kans op een ziekenhuisopname of overlijden is immers reëel, zeker als je lijdt aan bepaalde aandoeningen of als je al wat ouder bent. Bovendien kan het gebeuren dat je na een coronabesmetting, ook als deze mild was, nog een lange nasleep van symptomen houdt.
Voor alle soorten coronavaccins geldt dat de bescherming tegen een corona-infectie afneemt met de tijd die verstreken is sinds de basisvaccinatie. Dit is niet zozeer te wijten aan de opkomst van nieuwe varianten (vb. delta, omikron), die veel besmettelijker zijn dan het oorspronkelijke virus. Ook als we kijken naar de periode vóór de opkomst van de deltavariant, zien we immers een afname van de bescherming tegen de infectie naarmate er meer tijd is verstreken sinds de basisvaccinatie. Alleen het startpunt, dat wil zeggen de hoeveelheid bescherming die een vaccin biedt tegen infectie onmiddellijk na de basisvaccinatie, lag vóór de intrede van de deltavariant duidelijk hoger dan na de opkomst ervan. Bij de omikron variant lijkt niet alleen het startpunt lager te liggen dan bij de deltavariant, maar lijkt de bescherming ook sneller af te nemen met de tijd.
De bescherming die een mRNA-vaccin biedt na de basisvaccinatie, is overigens beduidend hoger dan voor de vectorvaccins. Ook ongeveer een half jaar na de tweede prik ben je met een mRNA-vaccin nog steeds beter beschermd tegen infectie dan na een prik met een vectorvaccin.
Het is echter heel moeilijk om hier exacte percentages op te plakken. De meeste gegevens komen uit observaties uit het dagelijks leven, waarbij de beschermingsgraad varieert naargelang de virusvariant die overheerst (alfa, delta...), de kenmerken van de onderzochte bevolkingsgroep, enzovoort. Alleen voor de mRNA-vaccins zijn er resultaten beschikbaar van grootschalige goed uitgevoerde onderzoeken waarbij doorbraakinfecties werden vergeleken tussen groepen gevaccineerden en niet-gevaccineerden. Deze resultaten zijn betrouwbaarder dan die van studies uit het dagelijks leven.
Uit deze studies, uitgevoerd voor de opkomst van de deltavariant, blijkt dat de bescherming tegen een infectie met het coronavirus minstens vier maanden na de basisvaccinatie met het Pfizer/BioNTech-vaccin gedaald was van ongeveer 96% naar 84%. Voor het Moderna-vaccin bleef deze bescherming boven de 90%. Alhoewel het voor de vectorvaccins wachten is op dergelijke studies, is het wel duidelijk dat hun beschermingsgraad onmiddellijk na basisvaccinatie aanzienlijk lager ligt. Vooral voor het vaccin van Johnson & Johnson zijn er aanwijzingen dat de bescherming tegen infectie na één dosis onvoldoende hoog is en dat die bescherming ook afneemt met de tijd die verstreken is sinds de eerste prik. In een studie uit het dagelijks leven bij hoofdzakelijk oudere personen in de Verenigde Staten was de bescherming tegen corona-infectie na 6 maanden gedaald van 86% naar 13%. Ook de bescherming tegen overlijden nam sterker af dan bij de mRNA-vaccins. In andere studies is die daling van de bescherming tegen infectie echter veel minder spectaculair en daalt de bescherming tegen ernstige COVID-19 nauwelijks.
Alhoewel de studieresultaten dus nog niet eenduidig zijn, werd in ons land beslist om diegenen die maar één prik met het Johnson & Johnson-vaccin kregen, uit te nodigen voor een tweede prik met een mRNA-vaccin minstens 2 maanden na hun eerste prik.
Op dit moment is er geen eenvoudige en betrouwbare test om te kijken of je beschermd bent tegen ernstige COVID-19.
Het (laten) meten van de hoeveelheid antistoffen tegen het coronavirus in je bloed door middel van serologische (zelf)testen heeft als consument over het algemeen weinig nut. Daar zijn een aantal redenen voor. Ten eerste maken een heleboel serologische testen geen onderscheid tussen de verschillende soorten antistoffen. Na een vaccinatie of natuurlijke infectie kunnen niet alle aangemaakte soorten antistoffen het virus daadwerkelijk op een doeltreffende manier uitschakelen. Als een serologische test aangeeft dat je antistoffen hebt tegen het coronavirus, wil dat dus niet automatisch zeggen dat deze het virus kordaat kunnen uitschakelen. Ten tweede weten we niet hoeveel antistoffen er juist nodig zijn om voldoende beschermd te zijn. Ten derde zeggen antistoffen in je bloed eerder iets over bescherming tegen infectie zelf dan over bescherming tegen ernstige COVID-19. Metingen naar de aanmaak van geheugencellen zouden een beter idee geven over de bescherming tegen ernstige COVID-19. Deze metingen zijn echter een stuk complexer, dus zeker niet haalbaar om op grote schaal uit te voeren.
Het ontbreken van een eenvoudige meetmethode maakt het niet eenvoudig voor wetenschappers om te bestuderen hoelang en hoe goed je beschermd blijft na een natuurlijke infectie of vaccinatie. Ze baseren zich daarom vooral op studies die nagaan hoe vaak besmetting toch nog voorkomt bij volledig gevaccineerden (een doorbraakinfectie) of mensen die al een coronabesmetting hadden doorgemaakt (een herinfectie). Zo’n doorbraakinfectie of herinfectie kan wijzen op een bescherming die afneemt na een bepaalde tijd, hoogstwaarschijnlijk door een afname van de hoeveelheid antistoffen. Het kan belangrijk zijn om deze parameter op te volgen, omdat we als maatschappij het aantal besmette personen en de circulatie van het virus zo laag mogelijk willen houden om de omvang en impact van quarantainemaatregelen en ziekteverlet zo laag mogelijk te houden.
De meest relevante parameter uit het dagelijks leven is echter de bescherming tegen ernstige COVID-19, dat wil zeggen het aantal personen met ernstige symptomen van COVID-19, ondanks voorafgaande natuurlijke infectie of volledige vaccinatie. Deze parameter is heel belangrijk omdat deze het voornaamste doel van de vaccinatiecampagne en alle coronamaatregelen weerspiegelt: bescherming tegen ziekenhuisopname en overlijden. Bij dit soort bescherming lijken de geheugencellen een cruciale rol te spelen.
Dergelijke observaties uit het dagelijks leven kennen jammer genoeg ook bepaalde beperkingen. Gegevens verzameld door het monitoren van bepaalde groepen in het dagelijkse leven worden immers beïnvloed door verschillende externe factoren. Zo kan een toename aan herinfecties of doorbraakinfecties te wijten zijn aan een afname van de bescherming doorheen de tijd, maar net zo goed het gevolg zijn van een nieuwe variant waartegen het afweersysteem minder bestand is. Zo zijn de vierde en vijfde golf, met een sterke stijging van de besmettingen, zeker niet louter toe te schrijven aan het dalend aantal antistoffen in ons bloed. De opkomst van de delta- en de omikronvariant, de versoepelde coronamaatregelen en het toegenomen contact tussen mensen, zeker nu we weer meer binnen zitten, spelen hier zeker ook een belangrijke rol.
Waarom oorspronkelijk enkel een extra prik voor bepaalde doelgroepen?
Initieel werd een extra prik enkel aangeboden aan bepaalde doelgroepen. Dit komt omdat het voornaamste doel van de vaccinatiecampagne van meet af aan de bescherming tegen ernstige COVID-19 was. Ernstige COVID-19 kan immers leiden tot ziekenhuisopname of zelfs overlijden, en dus tot overbelasting van ons gezondheidssysteem.
Voor bepaalde doelgroepen is het duidelijk dat ze meer vatbaar zijn voor ernstige COVID-19, dat de vaccins bij hen minder bescherming bieden tegen ernstige COVID-19 of dat deze bescherming sneller daalt na verloop van tijd. Vandaar dat een extra prik voor deze groepen als eerste werd aanbevolen. Het gaat dan om:
- Personen met bepaalde ernstige immuunstoornissen, zoals personen met ontstekingsziekten die behandeld worden met geneesmiddelen die het immuunsysteem onderdrukken of personen met bloedkankers of andere kwaadaardige tumoren die in actieve behandeling zijn of waren de voorbije 3 jaar.
Voor hen is een extra prik nuttig om de basisbescherming tegen besmetting en ernstige COVID-19 op een hoger niveau te brengen. Daar is geen twijfel over. De extra prik die ze in september 2021 kregen wordt beschouwd als een deel van hun basisvaccinatie. In februari 2022 zullen deze personen opnieuw uitgenodigd worden voor een boosterprik, die dient om de bescherming tegen besmetting en ernstige COVID-19 hoog te houden.
- Bewoners van woonzorgcentra, serviceflats, dagverzorgingscentra, verzorgingstehuizen voor mensen met een handicap of met psychiatrische problemen en psychiatrische centra voor ouderen.
- Alle personen vanaf 65 jaar
Voor gezonde 65-plussers en bewoners van zorginstellingen is een extra prik vooral nuttig om de bescherming tegen besmetting en ernstige COVID-19 hoog te houden. De hoeveelheid antistoffen neemt bij ouderen immers sneller af dan bij jongeren mensen, en het risico op besmetting neemt dus sneller toe. Ook de bescherming tegen ernstige COVID-19 neemt iets sneller af bij 65-plussers dan bij jongere mensen. Bovendien zijn deze groepen meer vatbaar voor een ernstig verloop van COVID-19 en werden ze eerder tijdens de pandemie al zwaar getroffen. Daarom besliste de regering eind september 2021 al om deze groepen uit voorzorg een extra prik te geven.
- Zorgpersoneel
Voor het zorgpersoneel diende een extra prik niet zozeer om hen te beschermen tegen ernstige COVID-19, maar vooral om hen te beschermen tegen besmetting. Als ze minder besmet worden, bestaat er minder risico dat ze het virus doorgeven aan kwetsbare patiënten. Bovendien zullen er op die manier minder gezondheidswerkers uitvallen of in quarantaine moeten wegens COVID-19.
- Alle personen (ongeacht de leeftijd) die één prik met het Johnson & Johnson-vaccin kregen als basisvaccin.
Voor wie een basisvaccinatie met het Johnson & Johnson-vaccin kreeg, dient een extra prik om de bescherming tegen besmetting en ernstige COVID-19 op een hoger niveau te brengen en te houden.
Waarom een extra prik voor iedereen?
Eind november 2021 besliste de regering om iedereen vanaf 18 jaar een extra prik aan te bieden. Vanaf 1 maart 2022 zal een extra prik zelfs een voorwaarde worden om een geldig Covid Safe Ticket te krijgen voor alle volwassenen die hun basisvaccinatie voor 1 oktober 2021 kregen. Nochtans stelde de Hoge Gezondheidsraad in een advies van eind oktober 2021 nog dat er onvoldoende wetenschappelijke argumenten waren voor een extra prik voor alle volwassenen, omdat de basisvaccinatie hen op dat moment nog steeds zeer goed beschermde tegen ernstige COVID-19, ondanks de lichte daling naarmate die basisvaccinatie langer geleden is.
Waarom veranderden de Hoge Gezondheidsraad en de overheid tussen eind oktober 2021 en eind november 2021 het geweer van schouder? Omdat de vierde golf pijnlijk duidelijk maakte dat de vele besmettingen, het bijhorend ziekteverlet en de quarantainemaatregelen ook een gigantische impact op onze samenleving hebben. Denk maar aan het sluiten van klassen of scholen, het afschaffen van bepaalde diensten van het openbaar vervoer, enz. Bescherming tegen besmetting en overdracht van het virus werd daarom ook een belangrijk doel van de vaccinatiecampagne, naast bescherming tegen ernstige COVID-19. Dit laatste doel wordt trouwens alsmaar belangrijker, aangezien de omikron variant −de grote boosdoener tijdens deze vijfde golf− meer besmettelijk maar minder ziekmakend lijkt te zijn dan de deltavariant. Alhoewel we niet mogen vergeten dat, zelfs als maar een klein percentage van de besmette personen in het ziekenhuis terecht komt, een tsunami van besmettingen nog steeds kan leiden tot een overbelasting van ons gezondheidssysteem.
Ook 12- tot 17-jarigen kunnen sinds kort in Vlaanderen een boostervaccin krijgen. Voor deze leeftijdsgroep is de boosterprik echter nog niet goedgekeurd voor het EMA. Ook de Hoge Gezondheidsraad gaf eind januari aan dat er momenteel onvoldoende wetenschappelijk bewijs is voor het nut, de werkzaamheid, de noodzaak en de veiligheid van een boosterprik bij tieners, zeker nu omikron dominant is. Daarom moeten de ouders een document van geïnformeerde toestemming ondertekenen alvorens een tiener kan worden gevaccineerd.
Bij de omikronvariant zijn de stekels van het virus, die het virus gebruikt om ons lichaam binnen te dringen, op vele plaatsen gewijzigd ten opzichte van het oorspronkelijke virus. De antistoffen die we in ons bloed hebben na inenting met de huidige vaccins herkennen echter de stekels van het oorspronkelijke virus. Daarom beschermen de huidige vaccins minder goed tegen besmetting met de omikronvariant dan met de deltavariant, wat bevestigd werd door de eerste studies uit het dagelijks leven. Bovendien lijkt de bescherming die de huidige vaccins bieden tegen besmetting sneller af te nemen bij omikron dan bij delta.
Een extra prik geeft die bescherming echter een ‘boost’. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een studie uit het Verenigd Koninkrijk. De bescherming tegen besmetting met omikron daalde van 65 % 2 tot 4 weken na de tweede prik met een mRNA-vaccin tot ongeveer 10 % na 20 tot 24 weken. Een extra prik met een mRNA-vaccin deed die bescherming terug stijgen tot ongeveer 65 % 2 tot 4 weken na de derde prik. Hoe lang die bescherming aanhoudt moet nog verder onderzocht worden, maar het lijkt er op dat deze ook weer sneller afneemt dan bij de deltavariant. In bovenstaande studie zakte deze vanaf 15 weken na de extra prik tot 40 %. Op de vraag of er na de extra prik nog extra prikken nodig zullen zijn en of we zullen evolueren naar een jaarlijkse coronaprik net als bij de griepprik, kunnen we nog geen betrouwbaar antwoord geven. In Israël lopen alvast de eerste studies naar het eventuele nut van een vierde prik. Zowel de Wereldgezondheidsorganisatie als het Europese Geneesmiddelenagentschap gaven echter al aan dat het geen duurzame lange-termijn strategie is om telkens extra prikken te blijven geven aan alle volwassenen.
Wel goed nieuws is dat de extra prik ook de kans lijkt te verminderen dat een besmette persoon het virus doorgeeft aan anderen. Uit voorlopige resultaten van een Deense studie blijkt bijvoorbeeld dat een besmette persoon die een extra prik gekregen heeft ongeveer 30% minder kans heeft om het virus door te geven aan gezinsleden dan een besmette persoon die gevacccineerd is maar nog geen booster gehad heeft. Maar hoe lang deze bescherming aanhoudt, moet ook nog verder onderzocht worden.
Bovendien zorgt een extra prik ook voor een betere bescherming tegen ernstige COVID-19. In de eerder besproken studie uit het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld was de bescherming tegen ziekenhuisopname door omikron gezakt van 70-75 % 2 weken na basisvaccinatie met een mRNA-vaccin tot ongeveer 30 % meer dan een half jaar later. Een extra prik deed die bescherming weer toenemen tot ongeveer 90 % 2 weken na de derde prik. Hoe lang die bescherming hoog blijft moet nog verder onderzocht worden.
Nu zo goed als alle besmettingen met de omikron variant gebeuren −die minder ziekmakend is dan vorige varianten− lijkt die extra bescherming tegen ernstige COVID vooral belangrijk te zijn voor 65-plussers. Dat blijkt onder andere uit data voor ons land voor de periode van 10 tot 23 januari 2022, waarbij omikron verantwoordelijk was voor 97,8% van alle besmettingen. Deze data bevestigen dat 65-plussers het meeste risico hebben om in het ziekenhuis te belanden. Als ze volledig gevaccineerd zijn, daalt die kans met amper 2% in vergelijking met ongevaccineerden. Een extra prik doet dat risico daarentegen met 76% dalen in vergelijking met ongevaccineerden. Bij 65-plussers is de extra prik dus vooral belangrijk om hun risico op ziekenhuisopname te verkleinen. Bij 18- tot 64-jarigen is de kans op ziekenhuisopname sowieso veel kleiner. Basisvaccinatie doet die kans met 66% dalen in vergelijking met ongevaccineerden; een extra prik heeft hier nauwelijks effect op. Voor deze leeftijdscategorie is een extra prik vooral belangrijk om de kans op besmetting te verminderen: basisvaccinatie doet die kans met 22% dalen, maar wie een extra prik kreeg heeft 62% minder kans om besmet te worden dan wie niet gevaccineerd is
Bron: Sciensano, blz 28
Basisvaccinatie voor iedereen blijft prioritair
Ook al biedt een extra prik voor iedereen extra bescherming tegen ernstige COVID, besmetting en overdracht van het virus, toch mogen we niet vergeten dat het opdrijven van de vaccinatiegraad - met andere woorden het overtuigen van niet-gevaccineerde volwassenen om zich toch te laten vaccineren - de meest doeltreffende maatregel blijft in de strijd tegen ernstige COVID-19. Ongeveer 25-30 %van alle ziekenhuisopnames en opnames op intensieve zorgen in ons land is immers toe te schrijven aan ongevaccineerden, alhoewel die groep slechts 10 % van de volwassen bevolking uitmaakt. Om 1 ziekenhuisopname te voorkomen moeten 50 ongevaccineerde 65-plussers zich laten vaccineren, zo leerde een berekening uit de Verenigde Staten, gemaakt voor de opkomst van de omikronvariant. Dat terwijl je 481 extra prikken moet zetten bij gevaccineerde 65-plussers om hetzelfde resultaat te bekomen. Voor jongere personen ligt dit aantal nog veel hoger. Bovendien mogen we ook niet uit het oog verliezen dat er wereldwijd nog steeds veel landen zijn waar kwetsbare groepen nog geen basisvaccinatie kregen. Dit ethische vraagstuk bespreken we elders in dit dossier.
Aangepast vaccin komt te laat
Als de huidige vaccins minder goed beschermen tegen de omikronvariant, is het dan verstandiger om te wachten met een extra prik tot er een vaccin is dat aangepast is aan de omikron variant? Nee, want zo’n aangepaste vaccins komen er waarschijnlijk niet op korte termijn. Vaccinproducten werken er wel aan, maar die procedure, inclusief de nodige studies, zal minstens enkele maanden in beslag nemen. Aangezien de omikronvariant zich razendsnel verspreidt, zullen die aangepaste vaccins sowieso te laat komen om de vijfde golf in te dijken. We kunnen ons wél de vraag stellen in welke mate een aangepast vaccin nadien nog nodig zal zijn, als een heel groot deel van de bevolking immuniteit opbouwt door natuurlijke besmetting met omikron.
Hoewel de kans groot is dat je na natuurlijke infectie net zo goed beschermd bent tegen het coronavirus als mensen die gevaccineerd zijn, kan de hoeveelheid antistoffen die besmette personen aanmaken na infectie erg verschillen per persoon. Maak je COVID-19 door zonder of met slechts milde symptomen, dan maak je minder antistoffen aan. Deze verdwijnen ook sneller uit het bloed dan bij iemand die ernstige COVID-19 doormaakt. Bovendien weten we niet zeker hoelang je beschermd blijft na een natuurlijke infectie en of de risicogroepen even goed beschermd zijn als niet-risicogroepen. Daarom is het aan te raden om je ook na een natuurlijke corona-infectie te laten vaccineren.
Combinatie van infectie en vaccinatie
De combinatie van een infectie én vaccinatie lijkt bovendien de best mogelijke bescherming tegen het coronavirus. Verschillende studies uit het dagelijks leven tonen aan dat deze combinatie het risico op een tweede infectie verlaagt. Het vaccin geeft immers een soort boost aan je immuunsysteem, zowel qua aanmaak van antistoffen als van geheugencellen. De hoeveelheid antistoffen die men aanmaakt na een infectie en één mRNA-prik, zijn hoger vergeleken met wanneer iemand twee dosissen van een mRNA-vaccin heeft gehad en géén COVID-19 heeft doorgemaakt. De toediening van een tweede vaccin na natuurlijke infectie én een eerste mRNA-prik blijkt geen of weinig bijkomend effect te hebben op de aanmaak van antistoffen of geheugencellen. Wanneer je al besmet bent geweest met het coronavirus, kun je na een vaccinatie meer last hebben van bijwerkingen (pijnlijke arm ter hoogte van de prik, hoofdpijn, vermoeidheid, etc.) dan mensen die nooit besmet zijn geweest.
Vandaar de huidige strategie binnen veel Europese landen om je slechts éénmaal te laten vaccineren na een coronabesmetting. In België werd echter door de Hoge Gezondheidsraad geadviseerd voor de zomer van 2021 om tóch twee vaccins toe te dienen aan personen die al besmet waren geweest, om het zekere voor het onzekere te nemen. We vinden dit geen goede beslissing, omdat we met een andere strategie dosissen hadden kunnen sparen en deze hadden kunnen weggeven aan landen die überhaupt geen vaccins hebben om de eerste prik aan hun risicogroepen te geven.
We hebben jammer genoeg minder inzichten in de mate en duur van bescherming na een natuurlijke besmetting dan na een vaccinatie. Dat komt omdat de studies over de bescherming die je opbouwt na een natuurlijke infectie zijn gebaseerd op observaties uit het dagelijks leven, en deze kennen bepaalde beperkingen. Daarnaast gebeurde er simpelweg minder onderzoek over dit onderwerp, onder andere omdat overheden vooral focussen op de follow-up van mensen die zijn gevaccineerd, en veel minder op mensen die natuurlijk besmet raakten.
Hoelang ben ik beschermd na een natuurlijke coronabesmetting?
De follow-up van bescherming na een natuurlijke infectie is beperkt in de tijd, dat houdt in dat we slechts inzichten hebben over een periode van 10 maanden. Overigens lijkt de bescherming tegen een tweede coronabesmetting vrij stabiel te zijn: enkele studies vonden geen aanwijzingen voor afname in bescherming naarmate er meer tijd verstreken is sinds de oorspronkelijke besmetting. Er is zelfs één studie die een zeer goede bescherming vindt tot een jaar na besmetting. In deze studie waren de meeste patiënten wel ernstig ziek, en deze patiënten hebben over het algemeen een krachtigere immuunrespons en daarom een betere bescherming tegen een nieuwe besmetting. We hebben echter te weinig informatie over de impact van varianten op de duur van de bescherming, zoals de delta- en de omikronvariant.
Ondanks deze studies, kan het risico op een nieuwe besmetting wel degelijk toenemen. Dat is aannemelijk gezien de toename in besmettingen na vaccinatie (doorbraakinfecties), en de grotendeels gelijkaardige productie van antistoffen en geheugencellen na besmetting en/of vaccinatie.
Wanneer ben je goed beschermd?
De bescherming tegen een tweede besmetting (herinfectie) na een natuurlijke besmetting is goed, maar niet perfect, net zoals het geval is bij bescherming na vaccinatie. De bescherming bedraagt, afhankelijk van de studie, zo´n 80 tot 95%. Als er toch een herinfectie optreedt, zijn de symptomen meestal mild of gaat het zelfs om een asymptomatische infectie.
Helaas geven de meeste studies enkel inzichten in de weerstand tegen het coronavirus die gezonde volwassen jonger dan 60 jaar opbouwen. We weten niet goed of de bescherming tegen herinfectie minder goed is bij mensen met onderliggende aandoeningen zoals hoge bloeddruk of longaandoeningen. Er zijn wel aanwijzingen dat 65-plussers minder goed beschermd zijn tegen een nieuwe besmetting met het coronavirus, net als na een vaccinatie.
De meeste studies evalueerden de bescherming tegen het oorspronkelijke coronavirus en de alfavariant. We hebben dus vrij weinig inzichten in welke mate de opgebouwde weerstand standhoudt tegen nieuwe varianten zoals de delta- en de omikronvariant. Er zijn aanwijzingen dat de bescherming tegen een infectie met de deltavariant minder is, en dat is nog veel meer het geval voor de omikronvariant. Deze variant lijkt net zoals bij de vaccins de opgebouwde immuniteit voor eerdere varianten gedeeltelijk te omzeilen..
Je kunt niet zelf kiezen met welk vaccin je een extra prik krijgt. Aangezien de extra prikken enkel gegeven worden met mRNA-vaccins, zou het wel kunnen dat je een ander vaccin krijgt dan bij je basisvaccinatie. Maar dat is totaal geen probleem. Wie een extra prik krijgt met een ander vaccin dan bij de basisvaccinatie, is minstens even goed of zelfs beter beschermd dan wie hetzelfde vaccin kreeg. Bovendien stimuleert een extra prik met een mRNA-vaccin na basisvaccinatie met een vectorvaccin de productie van antistoffen meer dan het omgekeerde scenario.
Risico’s
Er zijn tot nu toe geen aanwijzingen dat een extra prik met een ander vaccin dan datgene waarmee de basisvaccinatie gebeurde veiligheidsproblemen zou opleveren. Het bijwerkingenprofiel lijkt gelijkaardig te zijn als bij de basisvaccinatie, ongeacht het type basisvaccin en het type boostervaccin. Maar ook hier bestaan er onvoldoende data om uitspraken te kunnen doen over zeldzame bijwerkingen of bijwerkingen die pas op lange termijn optreden.Dankzij jarenlange en wereldwijde ervaring met allerlei soorten vaccinaties, weten we dat ons afweersysteem niet overbelast raakt door veel vaccinaties op korte tijd. Het maakt daarbij niet uit of vaccins gelijktijdig of apart worden toegediend, ons lichaam zal even goed beschermd zijn. Ook de bijwerkingen zullen gelijkaardig zijn. Jonge kinderen krijgen daarom in het basisvaccinatieschema al jaren meerdere vaccins op hetzelfde moment.
Coronavaccin en de griepprik
Wat betreft de coronavaccins hebben we nog niet veel ervaring met gelijktijdige toediening met andere vaccins. De resultaten van een studie uit het Verenigd Koninkrijk tonen aan dat gelijktijdig toedienen van een coronaprik en een griepvaccin niet leidt tot een verminderde reactie van het afweersysteem in vergelijking met het apart toedienen. Ook het bijwerkingenprofiel was gelijkaardig.
Op basis van deze studie en de ervaring met niet coronavaccins besliste de Hoge Gezondheidsraad dat coronavaccins toegediend mogen worden zonder rekening te houden met de timing van andere vaccins, dus zelfs gelijktijdig met een ander vaccin. Dit geldt zowel voor het griepvaccin als voor andere soorten vaccins, zoals pneumokokkenvaccins, tetanusvaccins, enz. Ook in andere landen zoals de Verenigde Staten en Frankrijk werd dit advies gegeven. Als er meerdere vaccins gelijktijdig toegediend worden, dienen ze wel op een andere plaats in de spier of in verschillende lichaamsdelen ingespoten te worden. Algemeen wordt aanbevolen om de CoRonaprik in de Rechterarm te plaatsen, en de InfLuenzaprik in de Linkerarm.
Het oorspronkelijke advies om minstens 14 dagen tussen een coronavaccin en een ander vaccin te laten, geldt dus niet meer. Dit advies was enkel een voorzorgsmaatregel om de bijwerkingen van de −op dat moment nog nieuwe− coronavaccins te kunnen onderscheiden van de bijwerkingen van andere vaccins. Ondertussen zijn echter al miljarden mensen gevaccineerd met een coronavaccin, waardoor we het bijwerkingenpatroon al goed kennen. Daarom werd de wachttijd van 2 weken geschrapt.
Coronavaccin en basisvaccinaties bij kinderen en jongeren
Ook bij kinderen en jongeren die nog vaccins uit het basisvaccinatieschema moeten krijgen (bijvoorbeeld tegen het humaan papillomavirus; tegen difterie, tetanus en kinkhoest) mag een coronavaccin gelijktijdig toegediend worden met een dergelijk vaccin. Wel is het belangrijk om te weten dat jongeren fellere bijwerkingen kunnen ervaren na vaccinatie dan ouderen. Indien gekozen moet worden tussen een coronaprik of (een) andere vaccin(s) uit het basisvaccinatieschema, moeten die laatste voorrang krijgen.
Een extra coronaprik biedt extra bescherming tegen besmetting, virusoverdracht en ernstige COVID-19, maar brengt ook enkele mogelijke bijwerkingen met zich mee. In het algemeen was de frequentie en de aard van de bijwerkingen na een derde prik met een mRNA-vaccin of een tweede prik met een Johnson & Johnson-vaccin vergelijkbaar met die na de basisvaccinatie met hetzelfde vaccin. Dit gaat vooral om bijwerkingen die te maken hebben met het activeren van het immuunsysteem, zoals pijn ter hoogte van de injectieplaats, vermoeidheid of koorts. Na de extra prik met een mRNA-vaccin kwamen gezwollen lymfeklieren wat vaker voor dan bij de basisvaccinatie van dit vaccin. Bijwerkingen kwamen vaker voor na een prik met een Moderna-vaccin dan na een prik met het Pfizer/BioNTech-vaccin, net zoals bij de basisvaccinatie. De bijwerkingen waren meestal mild of matig en van korte duur.
De follow-up na een extra prik is echter nog niet voldoende om uitspraken te kunnen doen over zeldzame bijwerkingen (zoals ontsteking van het hartzakje of de hartspier) of bijwerkingen die pas op lange termijn optreden. Lees meer in ons dossier coronavaccins over de gekende bijwerkingen van de huidige goedgekeurde coronavaccins.
In de zomer van 2021 vroeg de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) aan welstellende landen om te wachten met het toedienen van een extra prik. Door deze tenminste uit te stellen tot het einde van 2021, hadden er meer vaccins beschikbaar gesteld kunnen worden voor kwetsbare groepen elders ter wereld die nog geen basisvaccinatie kregen. Dat had de wereldwijde vaccinatiegraad moeten doen stijgen. Deze oproep was de zoveelste poging van de WGO om vaccins rechtvaardig(er) te verdelen over alle landen, zoals aanvankelijk ook internationaal afgesproken was.
In de lente van 2020 werd COVAX opgezet: een gezamenlijk initiatief van de WGO en enkele internationale organisaties, met meer dan 190 deelnemende landen. Er werd afgesproken om tegen eind 2021 twee miljard vaccins aan te kopen en te verdelen over deze deelnemende landen. Dit zou genoeg zijn om in elk land de belangrijkste risicogroepen - naar schatting één vijfde van de wereldbevolking - te beschermen. Hoewel de nodige voorraad aan vaccins hiervoor in mei 2021 al beschikbaar was, werd deze toen voor meer dan driekwart opgebruikt door amper tien landen. Welstellende landen hadden bovendien een volume aan vaccins besteld dat hen toelaat hun bevolking meerdere keren volledig te vaccineren. Daarnaast blijken firma’s voorrang te geven in het afsluiten van contracten en hun leveringen aan die landen die het meeste geld over de tafel kunnen schuiven.
De WGO riep op tijdens de World Health Assembly - de jaarlijkse vergadering van de WGO eind mei 2021 - om zo snel mogelijk vaccins te schenken aan COVAX, om zodanig de rampzalig lage cijfers in armere landen op te krikken. Tegen eind september 2021 moest minstens 10% van de wereldwijde bevolking overal volledig gevaccineerd zijn, zo werd beslist. Heel wat landen beloofden hun steun, maar beslisten uiteindelijk toch om de vaccins zelf te gebruiken. Eerst voor de inenting van tieners, die zelf weinig risico lopen op ernstige gezondheidsproblemen. Vervolgens om een extra prik te geven aan bepaalde groepen op een moment dat er nog onzekerheden bestonden over het nut ervan. Zelfs nu die extra prik voordelen blijkt op te leveren voor bepaalde groepen, ligt de globale gezondheidswinst sowieso lager dan wanneer deze vaccins ingezet waren bij risicogroepen elders ter wereld die nog niet of slechts gedeeltelijk gevaccineerd zijn. Begin november 2021 werden wereldwijd dagelijks 6 keer meer boosterprikken gezet dan de eerste of tweede prik van de basisvaccinatie in lage inkomens landen.
Kan ik uit solidariteit mijn prik weigeren?
Als je ervoor kiest om jouw extra prik te weigeren, betekent dat niet automatisch dat je vaccin naar minderbedeelde landen gaat. Het is immers een politieke, en geen individuele keuze om vaccins hiervoor in te zetten.
In ons land laten beleidsmakers zich bij zulke beslissingen mee leiden door wetenschappelijke adviezen van de Hoge Gezondheidsraad (HGR). Wij vinden het jammer dat in hun aanbevelingen voor een extra dosis voor verschillende doelgroepen geen berekeningen te vinden zijn van de geschatte impact hiervan op ons gezondheidssysteem. Dergelijke cijfers zouden immers concreter kunnen maken wat we zelf als gezondheidswinst kunnen verwachten, ten opzichte van de winst die deze vaccins in arme landen kunnen betekenen.
De HGR staat in haar advies overigens ook te weinig stil bij de risico’s die dit “vaccin-nationalisme” inhoudt. Hoe meer mensen (wereldwijd) besmet kunnen worden, hoe groter immers de kans dat er nieuwe varianten ontstaan die besmettelijker, gevaarlijker of resistent tegen vaccins kunnen zijn. Onderzoekers berekenden dat een eerlijkere verdeling van vaccins de beste manier is om de ontwikkeling van nieuwe varianten te voorkomen. Het zou dus goed kunnen dat de keuze om zoveel mogelijk vaccins voor de eigen bevolking te houden, zich op termijn als een boemerang tegen ons keert.