Paniekstoornis


Eén op de drie personen maakt ooit in zijn leven een paniekaanval mee, een plotse golf van intense angst of onbehagen die je zonder aanwijsbare reden overvalt. Wanneer dat meermaals gebeurt in een korte tijd, spreken we van een paniekstoornis.
Paniek is een plotselinge hevige schrik of angst die je overvalt als gevolg van een bedreiging. Dat kan fysiek zijn (bv. je wordt overvallen op straat), of psychologisch (bv. een tegenslag op school of op het werk). Angst heeft een belangrijke functie, omdat het aanzet tot vechten of vluchten van gevaar.
Toch kan het dat een hevige angst je overvalt zonder dat er sprake is van reëel gevaar. Vals alarm, zeg maar. Ons lichaam reageert daarop met enge symptomen, zoals een versnelde hartslag (tachycardie) of ademhaling (hyperventilatie). Hier gaat het niet meer om een adaptieve reactie, maar om een pathologie: een paniekaanval.
Wanneer zulke onvoorspelbare aanvallen geregeld voorkomen en de aanvallen al langer dan een maand extra angst veroorzaken bij het idee van een nieuwe aanval of afwijkend gedrag veroorzaken (zoals vermijding van onveilig aanvoelende situaties), spreken we van een paniekstoornis.
Risicofactoren
Hoogstwaarschijnlijk worden de aanvallen uitgelokt door een combinatie van erfelijkheid, omstandigheidsfactoren zoals een moeilijke jeugd en specifieke triggers als acute of chronische stress. Bepaalde persoonlijkheidskenmerken zoals een gevoeligheid voor schuldgevoel, woede of verdriet zijn risicofactoren.
Vrouwen hebben twee keer zoveel kans om een paniekstoornis te ontwikkelen als mannen. Ook aandoeningen zoals een overactieve schildklier, longproblemen zoals astma of posttraumatische stress-stoornis kunnen bijvoorbeeld paniekaanvallen uitlokken. Worden de aanvallen uitgelokt door een geneesmiddel, drugs, een medische aandoening of een andere psychiatrische stoornis, dan gaat het níet om een paniekstoornis.
Paniek is een plotselinge hevige schrik of angst die je overvalt als gevolg van een bedreiging. Dat kan fysiek zijn (bv. je wordt overvallen op straat), of psychologisch (bv. een tegenslag op school of op het werk). Angst heeft een belangrijke functie, omdat het aanzet tot vechten of vluchten van gevaar.
Toch kan het dat een hevige angst je overvalt zonder dat er sprake is van reëel gevaar. Vals alarm, zeg maar. Ons lichaam reageert daarop met enge symptomen, zoals een versnelde hartslag (tachycardie) of ademhaling (hyperventilatie). Hier gaat het niet meer om een adaptieve reactie, maar om een pathologie: een paniekaanval.
Wanneer zulke onvoorspelbare aanvallen geregeld voorkomen en de aanvallen al langer dan een maand extra angst veroorzaken bij het idee van een nieuwe aanval of afwijkend gedrag veroorzaken (zoals vermijding van onveilig aanvoelende situaties), spreken we van een paniekstoornis.
Risicofactoren
Hoogstwaarschijnlijk worden de aanvallen uitgelokt door een combinatie van erfelijkheid, omstandigheidsfactoren zoals een moeilijke jeugd en specifieke triggers als acute of chronische stress. Bepaalde persoonlijkheidskenmerken zoals een gevoeligheid voor schuldgevoel, woede of verdriet zijn risicofactoren.
Vrouwen hebben twee keer zoveel kans om een paniekstoornis te ontwikkelen als mannen. Ook aandoeningen zoals een overactieve schildklier, longproblemen zoals astma of posttraumatische stress-stoornis kunnen bijvoorbeeld paniekaanvallen uitlokken. Worden de aanvallen uitgelokt door een geneesmiddel, drugs, een medische aandoening of een andere psychiatrische stoornis, dan gaat het níet om een paniekstoornis.
Een paniekstoornis wordt gekenmerkt door paniekaanvallen die zich plotseling voordoen en op korte tijd verergeren. Ze kunnen enkele minuten tot een uur duren, en duiken onvoorspelbaar en oncontroleerbaar op, zelfs bij iemand die vlak ervoor nog rustig was. Een crisis voelt aan als een angst of een oncomfortabel gevoel dat toeneemt in intensiteit en brengt minstens vier van deze symptomen met zich mee:
- Hartkloppingen of een versnelde hartslag
- Zweten
- Schudden of beven
- Kortademigheid
- Verstikkingsgevoel
- Pijn of ongemak in de borst
- Misselijkheid of buikpijn
- Duizeligheid, lichthoofdigheid of flauwte
- Het gevoel niet in de werkelijkheid te zijn (derealisatie) of los te staan van zichzelf (depersonalisatie)
- Angst om de controle te verliezen of gek te worden
- Angst om te sterven
- Gevoelloosheid, tintelingen of jeuk
- Koude rillingen of opvliegers
Tussen de aanvallen blijft de angst voor een nieuwe paniekaanval bestaan, dat noemen we anticipatorische angst. De angst voor een volgende aanval en de onvoorspelbaarheid ervan kan echt slopend zijn. Mensen gaan dan situaties vermijden waarin ze naar hun gevoel niet kunnen vluchten of geen hulp zullen krijgen. In extreme situaties leidt dat tot compleet isolement.
Voor degene die zo’n paniekaanval ondergaat, kan het aanvoelen als een hartaanval. Terwijl sommige mensen eerst hun huisarts bellen, gaan anderen ermee naar de spoed. Maar hoewel het kan voelen alsof je leven in gevaar is, is dat niet werkelijk zo. De symptomen ebben meestal weg na een paar minuten.
Op basis van de symptomen, de context en het verloop van de aanval zal de dokter vrij gemakkelijk de diagnose kunnen stellen. Bij twijfel kunnen bepaalde onderzoeken andere mogelijke oorzaken zoals epilepsie of longproblemen uitsluiten.
Het is belangrijk om snel behandeling te zoeken voor een paniekstoornis, want elke aanval bevestigt het problematische denkpatroon dat nieuwe aanvallen uitlokt. De constante angst kan bovendien ook leiden tot andere complicaties, zoals depressie of verslaving (alcohol, drugs, enz.).
Het meest doeltreffend zijn psychologische en farmacologische behandelingen, al dan niet in combinatie. Een niet-medicamenteuze aanpak is beter door zijn langetermijneffecten en de afwezigheid van bijwerkingen. Een psycholoog of psychiater maakt een oefenprogramma op om de angsten of paniek te leren beheersen.
Meestal worden cognitieve en gedragstherapieën (CGT) aanbevolen. Een van de technieken die in CGT worden gebruikt, is cognitieve herstructurering, waarin de irrationele denkpatronen achter de angst worden geïdentificeerd en gewijzigd. Kortom: je leert anders denken. De rampscenario’s tijdens een paniekaanval, gedachten zoals “Ik ga dood”, “Het zal nooit stoppen” of “Ik ga mezelf belachelijk maken” zijn enkel brandstof voor je angst. Samen met de therapeut leer je deze in vraag stellen.
Bij blootstellingstherapie stel je jezelf geleidelijk bloot aan de lichamelijke gewaarwordingen die gepaard gaan met paniek, om deze rustig te leren verdragen.
Ook zelfhulp op basis van CGT-technieken kan nuttig zijn als je niet snel een afspraak met een therapeut kunt krijgen. Je voert dan zelf oefeningen uit, zoals spierontspanning of ademhalingstechnieken.
Er is ook bewijs dat kortdurende psychodynamische therapie kan werken. Hierbij gaat men ervan uit dat veel van onze psychische en vaak ook lichamelijke problemen terug te leiden zijn naar ervaringen uit onze prille kindertijd, zoals een verstoorde hechting tussen ouder en kind. De therapie helpt je deze onbewuste processen (verborgen gevoelens, gedachten en motieven) te realiseren en ermee aan de slag te gaan.
Voor sommigen kan het helpen om cafeïne en alcohol te vermijden, aangezien deze angstgevoelens kunnen veroorzaken en verergeren.
Wanneer het lijden heel ernstig is of de niet-medicamenteuze aanpak mislukt, kunnen geneesmiddelen worden ingeschakeld. Op korte termijn kunnen benzodiazepinen (kalmeermiddelen) de angst weren, maar ze brengen het risico op afhankelijkheid of tolerantie met zich mee. Op langere termijn dragen bepaalde antidepressiva daarom de voorkeur.
Terugval is altijd mogelijk. Therapie leert je om te gaan met deze mogelijkheid zodat je meteen kunt ingrijpen bij nieuwe symptomen en de paniekaanvallen zo snel mogelijk weer onder controle krijgt. Of jij recht hebt op terugbetaling van psychische hulp, lees je in ons dossier.
Naar het dossier terugbetaling psychische hulp