Het epc als renovatie-instrument legt te veel verantwoordelijkheid bij de consument

Toen het epc-certificaat destijds werd verplicht voor woningen die te koop of te huur werden aangeboden, gaf het cijfer van het verbruik, met een kleurcode en/of een energielabel (A, B, C, D enz.) eraan gekoppeld, een idee van de energiezuinigheid of -gulzigheid van een woning. Op die manier kon je als consument woningen onderling vergelijken om je keuze te maken.
Het epc wordt steeds meer een beleidsinstrument
Dit epc-certificaat wordt steeds meer een beleidsinstrument in het streven van de Gewesten naar energiezuinige woningen. Denken we maar aan de beslissing van de Vlaamse regering om bij aankoop van een woning vanaf 2023 de koper te verplichten om binnen 5 jaar naar een energielabel D toe te werken. In Brussel streeft men naar een verplicht epc voor elke bestaande woning, met een tijdslijn voor een renovatie eraan gekoppeld.
En sowieso streeft elk gewest op termijn, tegen 2050, naar bijna energieneutrale woningen. Wat zich vertaalt in een A-label in Vlaanderen en Wallonië, en een C+-label in Brussel.
Wij onderschrijven het streven naar energiezuinige woningen
Wij onderschrijven het streven naar energiezuinige woningen. Dat is een pure noodzaak als we vaststellen dat in de Europese Unie de Belgische woningen het op drie na grootste energieverbruik per m² hebben en het op een na meest verouderde woningenpark vormen.
Het is in het belang van elk gezin om in een energiezuinige woning te wonen om zich beter in te dekken tegen de stijgende brandstofprijzen. Tegelijk moet de transitie naar meer hernieuwbare energie worden verdergezet om het klimaat te vrijwaren. Dit standpunt kwam al vaker aan bod in onze publicaties.
Maar dan moet men de consument wel een geschikt instrument daartoe aanreiken om zijn woning de gepaste upgrade te geven, en moet men de gezinnen meer ondersteunen.
Vijf eisen
Wij schuiven 5 punten naar voren om het epc-certificaat concreter en nuttiger te maken voor de consument:
- Het certificaat moet helpen vermijden dat installateurs de verwarmingsinstallaties overdimensioneren, zoals we al te vaak vaststellen. Het epc zou op basis van de vergaarde informatie een correcte aanduiding van het vereiste vermogen voor de verwarming in de woning kunnen geven. Op die manier wordt vermeden dat de consument nodeloos te veel betaalt.
- Het certificaat moet niet alleen een vergelijking mogelijk maken van het energieverbruik per m², zoals nu het geval is, maar zou ook een snelle vergelijking van het totale energieverbruik van woningen mogelijk moeten maken. Want bijvoorbeeld grote woningen die per m² energiezuinig zijn, kunnen uiteindelijk toch met een zware energiefactuur opgescheept zitten.
- Dat energieverbruik zou ook minder theoretisch moeten zijn. Concreet zou dat meer moeten worden gekoppeld aan het werkelijke verbruik van de gezinnen in de woningen.
- De aanbevelingen die in het epc-certificaat worden geformuleerd, zouden ook rekening moeten houden met de kosten van de uit te voeren werken. Dat ontbreekt helemaal in het Brussels en Waals Gewest. In het Vlaamse certificaat is daar wel al een aanzet toe gegeven, maar de richtprijzen houden geen rekening met de specifieke kenmerken van de individuele woning.
- De nuttige informatie uit het epc moet ook belanden bij de renoverende partij, wat nu vaak niet het geval is. En de gewesten moeten alle garanties kunnen geven over de technische competenties en sociale vaardigheden van de energiedeskundigen of certificateurs die het certificaat opmaken.
Je kunt meer over onze eisen en kritieken lezen in ons dossier “Het epc-certificaat: haal er het maximum uit”.
Naar ons dossier over het epc-certificaat
Te grote verantwoordelijkheid bij de consument, meer steun en begeleiding vereist
Er wordt via het epc, met de doelstelling van bijna energieneutrale woningen tegen 2050, een loodzware verantwoordelijkheid bij de gezinnen gelegd. Een bestaande woning op zo’n manier renoveren dat ze het vereiste label haalt, is vaak een zware, ingewikkelde en dure opgave. Zullen sommige eigenaars niet onredelijke of disproportioneel hoge kosten moeten maken om hun woning op het vereiste peil te krijgen? Kunnen alle gezinnen die inspanning wel aan? Moet er niet meer steun en begeleiding worden voorzien? Wat als een gezin er niet in slaagt om zijn woning te upgraden? Wat met de controles en eventuele sancties? Deze vragen vergen een antwoord van de Gewesten.