De oorzaken en symptomen van prostaatkanker


Hoe gevaarlijk is prostaatkanker?
Bij prostaatkanker groeien kliercellen in de prostaat ongecontroleerd, waardoor er een tumor ontwikkelt. De exacte oorzaak van prostaatkanker is nog niet volledig begrepen, maar er zijn enkele factoren die het risico op het ontwikkelen ervan kunnen verhogen.
Prostaatkanker komt heel vaak voor bij oudere mannen. Het is de meest voorkomende (kwaadaardige) kanker bij mannen in de westerse wereld, maar in de EU zorgt het maar voor een tiende van alle sterfgevallen door kanker. Longkanker en darmkanker blijven nog steeds de belangrijkste doodsoorzaken door kanker.
Jaarlijks krijgen in België zo’n 10 000 mannen de diagnose prostaatkanker. Tegen de leeftijd van 74 jaar heb je ongeveer 12 % kans om prostaatkanker te ontwikkelen. Maar geen paniek, de diagnose prostaatkanker mag dan vrij gewoon zijn, eraan overlijden is eigenlijk vrij ongewoon.
Trage kanker
In België zijn ongeveer 98 op de 100 mannen 5 jaar na de diagnose nog in leven. De meeste mannen zullen dus niet sterven aan prostaatkanker, ondanks het feit dat prostaatkanker de meest voorkomende kankerdiagnose bij mannen is.
De kanker doodt in verhouding weinig mannen omdat het in de meeste gevallen gaat om een (zeer) traag groeiende kanker, die zich volledig binnen de prostaat bevindt en geen schade aanricht aan de organen in de nabijheid van deze klier of verder uitzaait. Het duurt meestal jaren of zelfs decennia voordat de kanker zich ontwikkelt tot een uitzaaiende kanker.
Geen reden voor paniek
In feite zijn veel prostaatkankers echter zo inactief dat ze nooit uitzaaien. Bij de meeste mannen veroorzaakt prostaatkanker dus geen klachten. De overgrote meerderheid van de patiënten zal dus nooit weten dat ze prostaatkanker hebben.
Uit autopsiestudies blijkt dat er heel veel oudere mannen een verborgen prostaatkanker hebben gehad tijdens hun leven. Er sterven dus meer mannen mét prostaatkanker dan dóór prostaatkanker. En zelfs veel van degenen die het wel weten, hebben geen behandeling nodig.
Wat is de functie van de prostaat?
De prostaatklier bevindt zich onder de urineblaas en is deel van het voortplantingsstelsel. De prostaat produceert vocht dat het sperma vloeibaar maakt en stoffen bevat die de zaadcellen beschermen. Bij een zaadlozing zorgen spiersamentrekkingen ervoor dat het sperma naar buiten wordt gestuwd. Daarbij oefent de prostaat ook eventjes druk uit op de urinebuis onder de blaas, zodat er geen urine vrijkomt tijdens de ejaculatie.
Er zijn geen specifieke symptomen waarvoor je extra attent moet zijn omdat ze zouden wijzen op een mogelijke prostaatkanker. Plasproblemen zijn over het algemeen geen vroege of typische symptomen van prostaatkanker, maar zijn eerder gelinkt aan goedaardige aandoeningen zoals prostaatvergroting op latere leeftijd.
Prostaatkanker geeft meestal helemaal geen symptomen, tenzij het is uitgezaaid. De meeste prostaatkankers zijn echter zo inactief dat ze nooit uitzaaien. Bij heel veel mannen komt de prostaatkanker dus nooit aan het licht en veroorzaakt het geen hinder.
Uitgezaaide kanker
Maar soms zaait een prostaatkanker wel uit. Dat heet dan een gevorderde of gemetastaseerde prostaatkanker en gebeurt meestal op oudere leeftijd.
Mogelijke symptomen van kanker in een vergevorderd stadium zijn:
- pijn ter hoogte van het bekken, de onderrug, heupen of bovenbenen;
- ernstige botpijn;
- onverklaarbaar gewichtsverlies.
Bot is de belangrijkste plaats van een uitgezaaide prostaatkanker, waarbij pijn het meest voorkomende symptoom is. In dat stadium is de kans echter groot dat het te laat is om in te grijpen.
“Moet ik mij laten testen op prostaatkanker?” is een vraag die vele mannen vanaf de leeftijd van 50 jaar zich stellen, ook al hebben ze geen specifieke klachten. Zowel bij mannen als bij zorgverleners leven daarover verschillende meningen. Er is echter geen eenvoudig antwoord op deze vraag.
Prostaatkanker groeit normaal gesproken langzaam en de meeste mannen met prostaatkanker zullen er nooit last van hebben. Slechts een kleine minderheid van de prostaattumoren groeit agressief en heeft baat bij vroegtijdige opsporing en behandeling, de rest waarschijnlijk niet.
Screening voor prostaatkanker zal dus veel latente kankers vinden die mogelijk behandeld zullen worden, met het risico dat dit helemaal niet nodig was en dat de behandeling secundaire ongemakken veroorzaakt (bijvoorbeeld incontinentie of erectiestoornissen).
Het eerste onderzoek naar prostaatkanker
Wanneer artsen op zoek gaan naar een eventuele prostaatkanker, voeren ze vaak eerst een rectaal onderzoek uit. Hierbij voelt de arts via het rectum aan de klier, om de grootte in te schatten en om te zoeken naar harde of oneffen stukken van de prostaatwand. Dit kan wijzen op een kanker.
De PSA-test
Een volgend onderzoek is een bloedafname om de PSA-waarde te bepalen, of prostaatspecifiek antigeen. PSA is een stof die wordt aangemaakt door de prostaat om zaadcellen vloeibaar te maken en die in kleine hoeveelheden in het bloed detecteerbaar is. Een abnormaal hoog gehalte kan wijzen op prostaatkanker. Een verhoogde PSA kan echter ook vrij onschuldige oorzaken hebben zoals een prostaatontsteking of een goedaardige prostaatvergroting, er is steeds verder onderzoek nodig om de diagnose te bevestigen.
Nadelen van de PSA-test als screeningstool
Systematische PSA-screenings worden niet aangeraden. Uit klinisch onderzoek blijkt dat deze screening in het beste geval voor een zeer beperkt potentieel voordeel zorgt qua prostaatkankersterfte, maar dat er heel veel meer mannen aanzienlijke nadelen kunnen ondervinden.
De PSA-screening geeft geen onfeilbare aanwijzing voor de aanwezigheid van kanker. Want de waarden van de screening kunnen ook het gevolg zijn van andere (onschuldige) oorzaken. Daardoor kan een PSA-screening heel wat valspositieve resultaten opleveren, wanneer blijkt dat er een kanker wordt gediagnosticeerd die er eigenlijk geen is. Dergelijk vals alarm brengt veel stress, angst en onnodige vervolgonderzoeken zoals invasieve biopsies met zich mee.
Langs de andere kant kunnen er ook valsnegatieve resultaten zijn, waarbij je verkeerdelijk gerustgesteld wordt en de kankerdiagnose te laat wordt gesteld.
De PSA-test kan ook niet onderscheiden of het een laag- of hoogrisico kanker is. Er zullen dus veel latente kankers ontdekt worden (overdiagnose) en te veel onnodige agressieve behandelingen gestart worden (overbehandeling) met frequente bijwerkingen zoals incontinentie en erectiestoornissen.
Hoe gebeurt een biopsie?
Wijzen de eerste onderzoeken op prostaatkanker, dan wordt normaal gezien een biopsie (of weefselonderzoek) uitgevoerd. Bij een prostaatbiopsie worden stukjes weefsel uit de prostaat geprikt en opgestuurd naar het labo voor microscopische analyse. Op die manier kan men onderzoeken of er effectief sprake is van prostaatkanker, en zo ja, hoe agressief die is en hoe groot de kans is dat de kanker zal uitzaaien.
Bij de klassieke methode wordt er tijdens een echografie en onder verdoving een holle naald via het rectum ingebracht die stukjes weefsel van de prostaat wegneemt. Deze techniek is niet helemaal waterdicht (uitzonderlijk kan men net weefsel hebben genomen zonder kankercellen, terwijl die er toch zijn) en is bovendien niet zonder risico. Het kan leiden tot pijnlijk urineren, bloed in de urine, urineretentie (de blaas niet kunnen ledigen) of een ontsteking van de prostaatklier.
Tegenwoordig wordt er vaak eerst een MRI-scan van de prostaat genomen. Pas als daarop een afwijking te zien is, krijg je een biopsie. Zo krijg je geen onnodige biopsie. Door het combineren van de MRI-beelden met de “live” echografie kan de biopsie veel gerichter gedaan worden en ziet de arts beter waar hij of zij moet prikken. Ook wordt de biopsie vaak via het perineum (het gebied tussen de balzak en de anus) gedaan. Het risico op infecties en pijnklachten is beduidend minder dan bij de klassieke benadering.
Wanneer prostaatkanker wordt vastgesteld, moet er worden onderzocht of er al uitzaaiingen zijn. Daarvoor zijn nog andere onderzoeken mogelijk nodig zoals een CT-scan of een MRI.
We spreken hier alleen over de behandeling van lokale prostaatkanker (die zich nog volledig binnen de prostaat bevindt). Dan gaat het niet over de vraag welke behandeling je verkiest, maar vooral of je je in eerste instantie wel wíl laten behandelen. Een lokale, vroege kanker moet immers niet noodzakelijk meteen worden weggehaald met een (agressieve) behandeling. Het is zelfs helemaal niet zeker dat hij ooit problemen zal veroorzaken.
Actieve behandelingen zoals een operatie of bestraling kunnen daarentegen heel wat lastige bijwerkingen hebben, zoals urine-incontinentie en erectieproblemen. Je kunt er dus ook voor kiezen om je niet meteen te laten behandelen, maar je wel heel aandachtig te laten opvolgen.
Bij lokaal gevorderde prostaatkanker daarentegen wordt een onmiddellijke behandeling wel aanbevolen, bij uitgezaaide kanker is genezing moeilijk en tracht men de groei van de kanker te vertragen en de klachten te verlichten.
Kiezen tussen operatie of bestraling
Er zijn twee manieren om je actief te laten behandelen. Samen met je uroloog kies je de behandeling die voor jou het beste is, afhankelijk van je leeftijd, algemene gezondheid en het stadium van de kanker.
De eerste is prostatectomie, een operatie waarbij de volledige prostaat wordt verwijderd. Het alternatief is radiotherapie, waarbij de kankercellen door bestraling worden gedood.
Bij radiotherapie is de klassieke methode een bestraling van buitenaf. Een andere methode is brachytherapie. Hierbij worden kleine radioactieve deeltjes in de prostaat zelf gebracht om de kankercellen van binnenuit te vernietigen. Brachytherapie is een eenmalige behandeling. Bij externe bestraling zijn meerdere sessies vereist.
Bijwerkingen van operatie en bestraling
Radiotherapie en opereren geven allebei goede resultaten om de kanker onder controle te krijgen; er is geen behandeling die duidelijk beter is dan de andere. Ze hebben echter wel een aantal frequente bijwerkingen, zoals erectiestoornissen en urine-incontinentie.
Bij radiotherapie komen erectieproblemen minder vaak voor en is het risico op urine-incontinentie wel kleiner dan bij operatie. Bestraling kan dan weer zorgen voor plasproblemen en gastro-intestinale klachten (krampen, diarree of bloed in de stoelgang), wat niet het geval is bij een operatie.
Actieve opvolging vaak beter dan behandeling
Wanneer de kanker zich nog volledig binnen de prostaat bevindt en de kans klein lijkt dat hij zal groeien, kun je kiezen om je niet meteen te laten behandelen. Je wordt dan heel nauw en regelmatig opgevolgd met bijvoorbeeld een rectaal onderzoek, een PSA-meting en een regelmatige biopsie of MRI. Alleen als er tekenen zijn van een negatieve evolutie, wordt een behandeling opgestart.
Op deze manier vermijd je de bijwerkingen en complicaties van een operatie of radiotherapie, en kunnen artsen doorgaans toch tijdig ingrijpen als de kanker sneller begint te groeien.
Soms zijn operaties te vermjden
De keuze om niet meteen actief in te grijpen en je gewoon verder te laten opvolgen, is een alternatieve optie die moet worden overwogen bij lokale prostaatkanker. De resultaten, genezings- en overlevingskansen zijn vergelijkbaar met die van onmiddellijke behandelingen, en er is een betere levenskwaliteit door het vermijden van de mogelijke bijwerkingen van bijvoorbeeld een operatie.
De voortdurende opvolging veroorzaakt natuurlijk wel de nodige stress en angst. Bovendien zijn ook de controlebiopsieën onaangenaam en niet helemaal zonder bijwerkingen.
Wanneer een hormonenbehandeling?
De meeste mannen met prostaatkanker krijgen hormonale therapie als de kanker te ver is uitgezaaid. De hormonale therapie is dan een palliatieve behandeling. Het doel is om de ziekte af te remmen en klachten te verminderen. Soms kan het echter ook een aanvulling zijn op radiotherapie bij niet-uitgezaaide kanker, om de kans op genezing groter te maken.
Een hormoonbehandeling maakt dat je minder testosteron produceert. Prostaatkanker heeft namelijk testosteron nodig om te groeien. Hormoontherapie kan diverse bijwerkingen hebben, zoals opvliegers, vermoeidheid, lichte gewichtstoename, afname van spiermassa en botdichtheid, veranderingen in stemming.
De verschillende stadia van prostaatkanker hebben een invloed op de keuze van behandeling.
Lokale of vroege kanker
In de eerste fase, waarbij de kanker zich nog volledig binnen de prostaat bevindt, spreken we van lokale of vroege kanker. Aangezien prostaatkanker meestal erg traag groeit, blijft het hier vaak bij en veroorzaakt hij geen problemen. De prognose van een lokale prostaatkanker is dus zeer goed. De meeste mannen krijgen deze diagnose door een screeningsonderzoek. Bij lokale kanker moet je de beslissing nemen of je meteen behandeld of actief opgevolgd wilt worden.
Lokaal gevorderde kanker
Als de tumor zich net door de wand van de prostaat naar buiten heeft gewerkt, spreken we van lokaal gevorderde kanker. Delen van het lichaam die vlakbij de prostaat liggen, zoals de lymfeklieren, de blaas, de urinebuis of het rectum, kunnen dan aangetast zijn. Dergelijke kankers kunnen nog steeds worden genezen, maar de behandeling wordt bijna altijd meteen opgestart.
Gevorderde kanker
Als de kanker tot slot is uitgezaaid naar andere lichaamsdelen spreken we van een gevorderde of gemetastaseerde prostaatkanker. Vaak zijn de botten aangetast, soms de lever of de longen. Genezing is dan niet meer mogelijk, maar de juiste geneesmiddelen kunnen de groei van de kanker wel vertragen en klachten verlichten.
Aangezien prostaatkanker zich vooral op latere leeftijd ontwikkelt, blijft het in de meeste gevallen beperkt tot een lokale kanker. Bijna 65 % van de prostaatkankers bij diagnose zijn lokale kankers, drie op de tien zijn (lokaal) gevorderd.
Er is geen bijzondere levensstijl die kan verhinderen dat je prostaatkanker krijgt, want niemand weet waarom prostaatkanker zich ontwikkelt. Prostaatkanker is niet besmettelijk en ontstaat alvast niet door zelfbevrediging, sterilisatie, wisselende seksuele contacten of seksueel overdraagbare aandoeningen.
Maar sommige factoren kunnen de kans op het ontwikkelen van prostaatkanker verhogen of verlagen. Sommige van die factoren heb je niet in de hand, zoals leeftijd, familiegeschiedenis, erfelijke factoren en etniciteit (mannen van Afrikaanse afkomst hebben een hoger risico).
Vermijdbare risicofactoren zijn:
- Overgewicht en obesitas: verhogen het risico op meer agressieve prostaatkanker aanzienlijk.
- Roken: kan de kans om te hervallen of te overlijden aan prostaatkanker verhogen.
- Hoge consumptie van zuivel en bewerkt vlees (hoewel er beperkt wetenschappelijk bewijs is).
Potentieel beschermende factoren zijn:
- Lichamelijke activiteit: vermindert onrechtstreeks het risico op overgewicht.
- Gezonde voeding: beperkt wetenschappelijk bewijs suggereert dat er een verband is tussen het eten van groenten als broccoli, bloemkool, spruitjes of tomaten en een lager risico op gevorderde prostaatkanker.
- Soja en koffie: beperkt wetenschappelijk bewijs suggereert een lager risico op dodelijke prostaatkanker door de consumptie van deze producten.
Als je googelt naar manieren om het risico op prostaatkanker te verkleinen, vind je tips als “regelmatige zaadlozing”. Er is helaas geen duidelijk wetenschappelijk bewijs dat deze gewoonte effectief helpt om deze kanker te voorkomen. Ook supplementen met vitaminen of antioxidanten zijn niet effectief bij het voorkomen van prostaatkanker.
Belangrijk om op te merken is dat overmatige inname schadelijk kan zijn en zelfs kan resulteren in een hoger risico op prostaatkanker.