Het Vrij Aanvullend Pensioen voor Werknemers

Het Vrij Aanvullend Pensioen voor Werknemers (VAPW) bestaat sinds maart 2019. Het valt onder de tweede pensioenpijler, de aanvullende pensioenen opgebouwd via de werkgever. Het werd ingevoerd voor werknemers uit de privésector en voor contractuele ambtenaren voor wie geen of slechts een kleine premie wordt gestort voor een groepsverzekering of een pensioenfonds.
Dit zijn de belangrijkste kenmerken:
- Het is aan jou om het initiatief te nemen, en dus niet aan je werkgever zoals in het geval van een groepsverzekering.
- Het is ook jij die een keuze moet maken qua pensioeninstelling (meestal een verzekeraar) en qua product (tak 21, dus met gewaarborgd minimumrendement, of tak 23, dus zonder waarborg).
- Je werkgever heeft vooral een administratieve taak, hij moet o.m. een deel van je nettoloon aan de verzekeraar storten.
- Het aanvullend pensioen wordt normaliter uitgekeerd wanneer je met pensioen gaat.
- Je mag op een belastingvoordeel rekenen: de fiscus past op de gestorte bijdrage een belastingvermindering toe van 30 % (plus gemeentelijke opcentiemen).
In wat volgt, vind je het antwoord op deze vier fundamentele vragen:
- Hoeveel mag ik storten?
- Hoe zit het met de belasting?
- Heb ik er baat bij?
- Welk product kies ik het best?
Via de website MyPension.be kun je achterhalen hoeveel je kunt bijdragen voor het VAPW en hoe dat bedrag wordt berekend.
Er ligt een ingewikkelde berekening aan de grondslag. Dit is de officiële regel: je mag maximaal 3 % van het totale brutoloon dat je twee jaar tevoren hebt verdiend, besteden aan het VAPW, maar voor 2020 mag je er hoe dan ook niet méér voor uittrekken dan € 1 620.
In werkelijkheid mag je evenwel nog iets méér storten dan het bedrag vermeld in MyPension. Volgens een circulaire van de FOD Financiën d.d. 14/1/2020 is de premietaks van 4,4 % daar immers niet in begrepen. Dus komt je maximale bijdrage eigenlijk neer op het bedrag vermeld in MyPension.be vermenigvuldigd met 1,044.
Gezien de bemerking van de FOD Financiën zou de wettelijke regel aan de basis als volgt moeten worden gecorrigeerd: je mag maximaal 3,132 % storten van je brutoloon van twee jaar tevoren, en voor 2020 mag je hoe dan ook gaan tot maximaal € 1 691,28.
Als je al een aanvullend pensioen opbouwt via je werkgever, zul je niet altijd nog mogen storten voor een VAPW. Het net vermelde maximum moet dan immers worden verlaagd met het bedrag waarmee de reserve van dat pensioenplan de laatste twee jaar is gestegen.
In de praktijk
- Bepaal hoeveel je werkgever op je nettoloon mag inhouden en hoe vaak hij dat mag doen. Laat hem dat ten minste twee maanden vóór de eerste inhouding weten.
- Kies een verzekeraar en een product. Goed om te weten: werkgevers mogen met verzekeraars een raamovereenkomst sluiten om de VAPW’s van hun werknemers te beheren. Tenzij het om onze Beste Kopen zou gaan, raden wij af om daar gebruik van te maken. En let erop dat je onderhandelt over de instapkosten en niet méér betaalt dan 1 %.
- Bezorg aan je werkgever het attest van de verzekeraar met onder meer zijn adres en bankgegevens.
- Signaleer elk jaar opnieuw aan je werkgever hoeveel hij op je loon moet inhouden, want je maximale bijdrage hangt samen met de evolutie van je loon.
- Meld het twee maanden van tevoren aan je werkgever wanneer je het contract wijzigt of stopzet.
Je VAPW-bijdrage geeft recht op een belastingvermindering van 30% (plus gemeentelijke opcentiemen). Maar de bedrijfsvoorheffing die op je loon wordt ingehouden, houdt daar reeds rekening mee, vandaar dat slechts 70% van de bijdrage die je hebt vooropgesteld, effectief op je loon zal worden ingehouden. Daardoor strijk je het belastingvoordeel van een VAPW dus veel sneller op dan dat van het pensioensparen of het langetermijnsparen.
Maar je moet er wel rekening mee houden dat:
- de verzekeraar niet het volledige bedrag van de VAPW-bijdrage voor je zal beleggen. Hij houdt namelijk 4,4 % verzekeringstaks in;
- de fiscus bij je pensionering of bij je overlijden 10 % belasting zal heffen op het uitgekeerde kapitaal (plus gemeentelijke opcentiemen). Op datzelfde ogenblik zal er ook nog eens een Riziv-bijdrage van 3,55 % plus een solidariteitsbijdrage die schommelt tussen 0 en 2 %, van het kapitaal afgaan.
Fiscaal gesproken is een VAPW minder aantrekkelijk dan het pensioensparen (geen taks op de premies, geen Riziv-bijdrage en solidariteitsbijdrage op het uitgekeerde kapitaal, doorgaans geen belasting op kapitalen opgebouwd met stortingen van na je 60e enz.) en dan het langetermijnsparen. Behalve in geval van een switch, bv. tussen een tak 23-contract en een tak 21-contract, want dan riskeer je veel kosten (in ons dossier pensioensparen leggen we uit hoe je die kosten kunt vermijden).
We legden net uit dat het pensioensparen en het langetermijnsparen in principe fiscaal gunstiger zijn dan een VAPW.
Ga hoe dan ook niet overhaast te werk. Het geld dat je in een VAPW steekt, zit immers jarenlang vast. En in principe kun je het contract niet afkopen, iets wat bij het pensioensparen en het langetermijnsparen wel kan, zij het doorgaans met een fikse boete.
Ben je de 50 voorbij? Ja, dan mag je met een VAPW beginnen. Het fiscale rendement zal dan maximaal zijn en je geld zal niet zo lang geblokkeerd zitten.
Ben je nog geen 50? Begin er hoe dan ook pas aan als je zeker bent dat je het geld zult kunnen missen tot je pensioenleeftijd. En weet dat je, zelfs mét het belastingvoordeel, niet zomaar een hoger rendement zult halen dan wat mogelijk is met een gewoon aandelenfonds zonder belastingvoordeel. Maar het is een feit dat het verstandig is om vroeg te beginnen sparen via een formule die fiscaal interessant is: door tien jaar eerder te beginnen, kun je op het einde soms aan een dubbel zo groot kapitaal komen. Anderzijds kan te vroeg ermee beginnen ook contraproductief blijken, want misschien had dat geld je kunnen helpen om een eigen woning aan te kopen.
Aanvaard je enig risico? Kies dan een tak 23-product, dus een levensverzekering gekoppeld aan een beleggingsfonds.
Wil je geen risico? Kies dan een tak 21-product, dus een levensverzekering met een gegarandeerd minimumrendement. Op lange termijn zul je daar normaliter wel minder aan overhouden dan aan een goed tak 23-contract met veel aandelen.
Wijzig je strategie naarmate je ouder wordt
De keuze van het product is belangrijk, maar ook het moment waarop je die keuze maakt. Hoe meer de pensioenleeftijd nadert, hoe meer je er belang bij hebt om het risico te verminderen.
Dit is de strategie die wij aanbevelen:
- Ben je nog geen 47? Kies dan een goed tak 23-contract van het dynamische type, d.w.z. dat hoofdzakelijk in aandelen belegt.
- Ben je tussen 47 en 52? Laat alle tegoeden die je hebt opgebouwd, overdragen naar een tak 23-contract van het neutrale type (dat evenveel belegt in aandelen als in obligaties) en stort voortaan op dat tweede contract. Zo beperk je het risico.
- Ben je al ouder dan 52? Laat al je tegoeden dit keer overdragen naar onze Beste Koop voor een tak 21-contract (risicoloos) en stort voortaan op dat tweede contract. Zo speel je op zeker.
Onze Beste Kopen
- Voor een tak 23-contract: al naargelang het risico dat je bereid bent te lopen, Al Strategy Dynamic (risicovol) en Al Strategic Balanced (minder risicovol) van verzekeraar Allianz.
- Voor een tak 21-contract: Plan for Life van verzekeraar Allianz.
Dat zijn kwaliteitsvolle producten die onder meer het verschil maken dankzij de lage kosten bij uitstap en overdracht.
Kies een makelaar die bereid is om over de kosten te onderhandelen. Goed om te weten in dat verband: Test Aankoopleden betalen bij DefA Finance en VDV Conseil slechts 1 % instapkosten voor de contracten van Allianz. Bij andere makelaars kunnen die kosten tot 6 % oplopen …