Dossier

Nieuw samengesteld gezin: wie erft wat?

26 februari 2020
nieuwsamengesteld-gezin-en-erfrecht

Pluskinderen zijn vandaag de dag lang geen uitzondering meer. Wanneer een van de partners binnen een nieuw samengesteld gezin overlijdt, zijn niet alle kinderen dus per se bloedverwant. Dat heeft gevolgen voor de nalatenschap. 

Wanneer je zelf geen enkel initiatief neemt in verband met je nieuw samengesteld gezin, zal de wettelijke erfopvolging worden toegepast. W.acht niet tot het te laat is om uit te maken of de normale regels geschikt zijn voor wat jij belangrijk vindt.

Wat zijn de normale regels?

Als de langstlevende partner slechts feitelijk samenwoonde met de overledene, erft hij/zij niets. Om te kunnen erven moeten de partners getrouwd zijn geweest of wettelijk hebben samengewoond. Een wettelijke samenwonende partner erft wel minder dan een huwelijkspartner.

Als de overledene kinderen nalaat, erft de langstlevende partner het vruchtgebruik: alleen over de gezinswoning en de huisraad erin als ze wettelijk samenwoonden, over heel de nalatenschap als ze getrouwd waren. Dat vruchtgebruik houdt in dat de partner het genot heeft van de geërfde goederen zolang hij leeft. De kinderen worden pas volle eigenaar wanneer de partner overlijdt.

Alle eigen kinderen van de overledene hebben normaliter recht op een gelijk deel in de nalatenschap, ongeacht of het kinderen betreft uit een eerste of uit een latere relatie en ongeacht of de ouders getrouwd waren of niet. 

Een pluskind erft dus niet van zijn stiefouder. Het maakt geen verschil uit of de stiefouder getrouwd was met de biologische ouder of niet.

Twee speciale regels

Wanneer iemand kinderen heeft uit een vorige relatie en hertrouwt, mag hij met zijn nieuwe partner in hun huwelijkscontract overeenkomen dat de andere afziet van zijn wettelijke reserve. Op die manier kunnen de kinderen in kwestie later bij zijn overlijden meteen de volle eigendom van zijn nalatenschap erven. Want het is voor die kinderen niet altijd evident om een situatie te dulden waarbij een persoon met wie men geen biologische band heeft, levenslang het vruchtgebruik heeft van een goed.

Er is nog een tweede beschermende maatregel. Op het ogenblik dat die ouder overlijdt, gaat men er bij de berekening van het vruchtgebruik van uit dat de langstlevende huwelijkspartner ten minste 20 jaar ouder is dan het oudste van die kinderen. Die leeftijd speelt een rol bij de becijfering van de waarde van het vruchtgebruik. Hoe ouder de vruchtgebruiker, hoe minder hoog die waarde. Op die manier worden de kinderen niet overmatig benadeeld wanneer hun ouder hertrouwt met iemand die veel jonger is.

Als de wettelijke regeling je niet zint

Als je niet gelukkig bent met de wettelijke erfopvolging en iets anders wilt (bv. omdat je niet wilt dat een bepaald familielid van jou erft of als je wilt dat je stiefkinderen van jou erven),  kun je dat regelen. Maar wel slechts ten dele.  

Je kunt namelijk niet volledig vrij over je nalatenschap beschikken. Je kinderen en je huwelijkspartner hebben het recht om een deel van je vermogen op te eisen. Men spreekt van "de wettelijke reserve". Voor al je kinderen samen gaat het om de helft van je nalatenschap, voor je partner om het vruchtgebruik op de helft van je nalatenschap. Als je je pluskinderen wilt bevoordelen, kun je dat dan ook slechts met het deel dat je rest nadat de reservataire erfgenamen hun minimum hebben gehad. Tenzij je in je huwelijkscontract hebt beslist om de wettelijke reserve van de huwelijkspartner vrijwillig te verminderen ten voordele van de pluskinderen.

Hoe je het aanpakt, hangt af van wat je wilt bereiken. Wellicht kun je niet buiten het advies van een vakman. Zoals een notaris. Wanneer je die nodig hebt omdat je bijvoorbeeld een huis koopt of een huwelijkscontract wilt, kun je van de gelegenheid gebruik maken om hem alle gevolgen te laten uitleggen van de situatie waarin je leeft. Wat als jij het eerst overlijdt, of eerst je partner? Wat als jullie uit elkaar gaan? Wat als jullie het huis verkopen? Wat als er een kind bij komt? enzovoort.

Als je een testament of een schenking van geld overweegt, kun je dat zonder de hulp van een notaris. Voor tips in die materies verwijzen we naar ons dossier Testament voor de doe-het-zelver en ons dossier Geld schenken: een mooi gebaar maar waar je beter over nadenkt.

Het is ook mogelijk om de erfenis op voorhand te regelen met een erfovereenkomst. In dat geval moet heel de familie bijeenkomen bij een notaris en iedereen moet voor akkoord tekenen. Voor meer details daarover verwijzen we naar ons dossier Ons erfrecht sinds september 2018.

De erfbelasting kan meevallen

Wanneer je getrouwd was, zal de langstlevende partner voor de erfbelasting (“successierechten” in de volksmond) op zijn/haar deel van je nalatenschap tegen het laagste tarief worden belast, en zelfs totaal niet op de gezinswoning. Dat geldt evenzeer voor partners met een overeenkomst van wettelijke samenwoning.

Voor partners die alleen feitelijk samenwoonden, is het oppassen geblazen. Als zij ervoor hebben gezorgd dat ze van elkaar erven, zullen ze alleen hetzelfde lage tarief betalen als een getrouwd koppel indien ze in Vlaanderen worden belast én indien ze sinds ten minste één jaar samenwonen. In Brussel en Wallonië daarentegen worden feitelijk samenwonenden voor de erfbelasting sowieso als vreemden beschouwd, waardoor hen een heel zware rekening wacht als ze erven.

Ook voor de eigen kinderen is voor de erfbelasting het laagste tarief van toepassing. Dat zal in de praktijk vaak ook zo zijn voor je pluskinderen als je hen van je laat erven.
In Vlaanderen en Brussel zet de fiscus de kinderen van je partner – zonder enige precisering – namelijk op dezelfde voet als je eigen kinderen. In Wallonië is de gelijkschakeling beperkt tot de kinderen van de partner met wie je bent getrouwd of met wie je wettelijk samenwoont. 

Daarnaast is er in de drie gewesten nog een andere categorie kinderen die met eigen kinderen worden gelijkgesteld. Het gaat om de kinderen die jij hebt opgevoed hoewel je niet de ouder bent. In Vlaanderen moeten ze gedurende een onafgebroken periode van drie achtereenvolgende jaren bij je hebben ingewoond vóór ze 21 jaar oud zijn, en in Wallonië gedurende zes jaar vóór hun 21e. In Brussel is er alleen sprake van een vereiste samenwoning van één jaar.