Artrose van de knie


Kniepijn bij personen boven de 60 is vaak te wijten aan artrose van het kniegewricht. Heel wat mensen, vooral ouderen, hebben er last van. Vermageren in geval van overgewicht en bewegen zijn de eerste stap in de behandeling, aan te vullen met pijnstillende geneesmiddelen indien écht nodig. Alleen bij een kleine groep van patiënten zal op termijn een operatie nodig zijn om de klachten te verhelpen.
Het kniegewricht bestaat uit drie verschillende beenderen: het dijbeen, het scheenbeen en de knieschijf. Artrose van de knie is eigenlijk een progressief slijtageproces van dit kniegewricht, waardoor het niet meer werkt zoals het hoort.
Een gezond gewricht kan door zijn structuur soepel bewegen en de schokken goed opvangen. Dat komt onder andere doordat de uiteinden van het bot bekleed zijn met een laag glad kraakbeen, en er gewrichtsvocht geproduceerd wordt. Bij artrose wordt dit kraakbeen aangetast: het gaat langzaam kapot en wordt steeds dunner, zodat de botten dichter bij elkaar komen. Er kan ook kraakbeen loskomen en in het gewricht terechtkomen, het bot zelf kan aangetast worden, en de kwaliteit van het gewrichtsvocht gaat achteruit, enz.
Het kniegewricht bestaat uit drie verschillende beenderen: het dijbeen, het scheenbeen en de knieschijf. Artrose van de knie is eigenlijk een progressief slijtageproces van dit kniegewricht, waardoor het niet meer werkt zoals het hoort.
Een gezond gewricht kan door zijn structuur soepel bewegen en de schokken goed opvangen. Dat komt onder andere doordat de uiteinden van het bot bekleed zijn met een laag glad kraakbeen, en er gewrichtsvocht geproduceerd wordt. Bij artrose wordt dit kraakbeen aangetast: het gaat langzaam kapot en wordt steeds dunner, zodat de botten dichter bij elkaar komen. Er kan ook kraakbeen loskomen en in het gewricht terechtkomen, het bot zelf kan aangetast worden, en de kwaliteit van het gewrichtsvocht gaat achteruit, enz.
De juiste oorzaken van artrose kent men nog altijd niet. Er zijn wel factoren bekend die gepaard gaan met een verhoogd risico van knieartrose. Maar slechts op enkele hiervan kan men inspelen om de kans op deze aandoening te verkleinen. Vaak is artrose het gevolg van een combinatie van factoren.
Ouderdom speelt zeker een heel grote rol: zowat 10% van alle 60-plussers krijgt artrose van de knie. Vrouwen hebben twee tot drie keer meer kans op het ontwikkelen van deze aandoening dan mannen. Overgewicht is een belangrijke risicofactor, en dit heb je wel zelf in de hand. Daarnaast vormen sommige beroepen een risico, met name beroepen waarbij men vaak geknield moet werken of veel moet hurken om zware lasten te tillen, zoals vloerders of dokwerkers. Ook wie intensief een sport beoefent waarbij de knieën het hard te verduren krijgen - voetbal, rugby, gewichtheffen ... - behoort tot een risicogroep. Dit geldt vooral voor competitiespelers, niet voor recreatieve sporters. Integendeel: helemaal niet sporten is niet gezond, en helpt ook niet om artrose te voorkomen. Tot slot vergroten bepaalde anatomische kenmerken, zoals X- en O-benen, en vroegere kwetsuren aan de gewrichten (bv. een verzwikking, een gescheurd ligament, een meniscusletsel, enz) de kans op het krijgen van artrose.
De twee belangrijkste symptomen van artrose van de knie zijn pijn en stijfheid.
In het begin doet het vooral pijn als men stapt of de trap neemt. Is men uitgerust, dan voelt men weinig of niets. De pijn neemt echter toe in de loop van de dag. Naarmate de ziekte vordert, is de pijn vaker aanwezig. Ze kan zich dan ook bij rust laten voelen, soms zelfs midden in de nacht.
Stijfheid van het gewricht is vooral 's morgens bij het opstaan aanwezig of na een periode van rust. Wanneer men zich in beweging zet, verdwijnt het gevoel van stijfheid normaal binnen het halfuur. Sommigen hebben ook last van een gezwollen knie. Of horen hun gewricht kraken als ze hun knie plooien.
Je hoeft geen specialist te raadplegen om de diagnose te stellen, je huisarts kan dat perfect. Je arts zal zich in de eerste plaats baseren op de beschrijving van jouw klachten en een aantal lichamelijke onderzoeken. Hij zal vaak wel een röntgenfoto laten nemen ter bevestiging en eventueel tests in het laboratorium laten uitvoeren om andere ziektes uit te sluiten.
Artrose kan niet worden genezen. Deze aandoening evolueert niet rechtlijnig: ze kan gedurende een periode redelijk pijnlijk zijn, om dan een hele poos bijna te verdwijnen. Er is meestal een opeenvolging van pijnlijke opstoten, met tussenin kalmere periodes.
Alhoewel de pijn vaak eerder mild is, kan artrose van de knie soms ook een belangrijke weerslag op het dagelijks leven hebben: moeilijkheden bij het stappen, bij het huishouden, op het werk, enz.
Bij een minderheid van mensen moet men uiteindelijk noodgedwongen het gewricht vervangen door een prothese: het gaat dan om patiënten die zware kniepijn blijven hebben, ondanks de klassieke behandelingen, en waarbij de pijn een belangrijke weerslag heeft op hun dagelijkse activiteiten en hun levenskwaliteit.
Artrose kan niet worden genezen. Een behandeling is erop gericht om de pijn te milderen en weer beter te kunnen functioneren zodat je zo weinig mogelijk aan levenskwaliteit inboet.
Vermageren en bewegen
De pijn ten gevolge van artrose is vaak al bij al mild. In dat geval kun je proberen het probleem zonder geneesmiddelen aan te pakken. Wat zeker kan helpen, is dit:
- Je eventueel overgewicht aanpakken. Dat is de risicofactor waar je het meest impact op kunt hebben. In theorie is dat makkelijk te verwezenlijken, in de praktijk valt het soms tegen. Maar weet dat vermageren, zelfs in beperkte mate, kan helpen.
- Voldoende lichaamsbeweging inbouwen, het liefst oefeningen die de gewrichten ontzien en de spieren rond het kniegewricht versterken: aquagym, zwemmen, fietsen, wandelen, tai chi ... Een kinesitherapeut kan eventueel een programma op maat opstellen.
- In geval van acute pijn korte tijd rusten (12 tot 24 uur).

Geneesmiddelen alleen indien nodig
Als het niet lukt om de artrose aan je knie zonder geneesmiddelen onder controle te houden, kun je pijnstillers gebruiken. Als eerste keuze raden wij voor de meeste artrosepatiënten een pijnstiller aan op basis van paracetamol (bv. Dafalgan, Paracetamol generieken). Dat bestanddeel wordt doorgaans goed verdragen, de kans op nevenwerkingen is klein. Je kunt dergelijke geneesmiddelen zonder voorschrift krijgen.
Als paracetamol niet helpt of je dat niet mag innemen (bv. omdat je een leverprobleem hebt), of als je artrose gepaard gaat met een ontsteking, kan een ontstekingsremmer soelaas bieden. Die categorie van pijn- en ontstekingsremmers wordt in het jargon met de Engelse afkorting NSAID aangeduid. Hou het bij voorkeur op ibuprofen (bv. Nurofen, Ibuprofen generieken) of op naproxen (bv. Aleve, Naproxen generieken). Het is belangrijk om de dosis zo laag mogelijk te houden en de geneesmiddelen gedurende een zo kort mogelijke periode te slikken, want ze kunnen ernstige bijwerkingen hebben, zoals maagzweren, maag- en darmbloedingen... Bij hoge dosissen kunnen cardiovasculaire bijwerkingen optreden (bv. een hartinfarct). Daarom is extra voorzichtigheid vereist bij mensen die in het verleden al maag- en darmklachten hebben gehad, mensen die problemen hebben ter hoogte van hart en bloedvaten, evenals bij ouderen die gevoeliger zijn voor deze nevenwerkingen. In zeldzame gevallen kunnen NSAID’s bestaande infecties verergeren, zoals infecties van de huid en weke weefsels. Ze mogen daarom niet worden gebruikt bij patiënten met windpokken of gordelroos (zona). Er bestaan ook crèmes met ontstekingsremmende werking (bv Voltaren emulgel, Ibuprofen gel), die men moet aanbrengen op de plaats waar het pijn doet. Deze hebben minder nevenwerkingen en zijn zeker een alternatief voor NSAID tabletten, vooral bij oudere mensen.
Als de pijn heel hevig is en je geen baat hebt bij de eerder genoemde pijnstillers, kun je je arts vragen om voor korte tijd op een zwaarder middel over te schakelen. We hebben het dan over narcotica, zoals codeïne en tramadol, vaak in combinatie met paracetamol (bv. Dafalgan codeïne). Voor oudere personen zijn die evenwel niet aangewezen.
Voor mensen die geen NSAID’s mogen innemen, kunnen inspuitingen met glucocorticoïde een oplossing bieden wanneer de pijn te hevig wordt. Die werken snel, maar slechts kort (gemiddeld één tot twee weken). Bovendien beperk je je beter tot vier inspuitingen per jaar, want het is nog onduidelijk wat het effect op lange termijn is. Weet ook dat een inspuiting met glucocorticoïde te verkiezen is boven één met hyaluronaat (men spreekt ook van "viscosupplementatie"). Laatstgenoemde stof lijkt voorlopig immers slechts een klein irrelevant voordeel te bieden ten opzichte van placebo-injecties en er is bovendien een verhoogd risico op belangrijke nevenwerkingen. Vandaar dat het gebruik volgens ons beter wordt beperkt tot patiënten die onvoldoende resultaat boeken met andere middelen.
Een operatie alleen als laatste optie
Een operatie is alleen te overwegen voor wie dermate last heeft van artrose dat men zijn levenskwaliteit fors verminderd ziet en geen baat heeft bij de klassieke behandelingen.
Hulpmiddelen
Over hulpmiddelen zoals een brace, een steunverband, steunzolen, ergonomische schoenen, een wandelstok, een rollator e.d., kunnen we kort zijn: aangezien er maar weinig bewijs is dat ze artrosepatiënten helpen, kunnen wij die niet aan iedereen aanbevelen. Maar neem er gerust je toevlucht toe als je daarmee minder last ondervindt bij het stappen.
Alternatieve behandelingen
Heel wat mensen nemen hun toevlucht tot alternatieve behandelingen, maar voorlopig is er voor deze middelen onvoldoende bewijs van hun nut en veiligheid.
Glucosamine wordt al lang gebruikt in de strijd tegen artrose. Het gaat heel vaak om voedingssupplementen. Er wordt beweerd dat glucosamine niet alleen helpt om de pijn te verlichten, maar zelfs de aandoening kan genezen aangezien die stof naar verluidt kraakbeen zou aanmaken. Dat is echter onvoldoende bewezen. Er zijn ook glucosaminebevattende producten op de markt die geregistreerd zijn als geneesmiddel "ter verlichting van symptomen van artrose van de knie". Het voordeel van registratie is dat het product beter wordt opgevolgd, onder andere wat betreft nevenwerkingen. Maar er zijn onvoldoende bewijzen voor het nut van die stof in de strijd tegen artrose. Het lijkt niet doeltreffender dan een placebo voor gewrichtspijn.
Er zijn ook andere stoffen waarvan de producenten claimen dat ze helpen bij de heropbouw van kraakbeen, zoals chondroïtine, sadenosylmethionine (SAMe) en methylsulfonylmethaan (MSM). Op dit ogenblik worden die alleen in voedingssupplementen aangeboden. We kunnen ze niet aanbevelen: er is onvoldoende wetenschappelijk bewijs van hun nut en er is te weinig geweten over hun veiligheid op lange termijn. Hetzelfde geldt voor de kruidenpreparaten tegen artrose, zoals duivelsklauw.
Varia
Koude aanbrengen op de pijnlijke knie zou een gunstig effect hebben op de ontsteking, de zwelling en de pijn, wat dan weer de beweeglijkheid zou bevorderen. Dat kan bijvoorbeeld met blokjes ijs in een vochtig washandje. Sommigen verkiezen de toepassing van warmte om de pijn en de stijfheid te verminderen. Dat kan dan ook thuis, met een infraroodlamp of een verwarmd kersenpittenkussentje bijvoorbeeld. Als dat bij jou soelaas brengt, waarom niet. Wel denken we dat het niet nodig is te betalen om warmte of koude te laten toepassen door een arts, kinesist of wie dan ook.
Verder zijn er nog een aantal behandelingen waar wij voorbehoud voor maken omdat er onvoldoende wetenschappelijk bewijs is van hun nut. Aan jou om af te wegen of de baten opwegen tegen de kosten: acupunctuur; een behandeling met ultrageluidtherapie, lasertherapie, elektromagnetische velden, TENS (transcutane elektrische zenuwstimulatie), zoals sommige kinesitherapeuten aanbieden; minerale baden.
Enkel wanneer de klassieke behandelingen geen soelaas bieden, kan een knieprothese worden overwogen. Er zijn geen strikte voorwaarden om hiervoor in aanmerking te komen. Zware kniepijn ondanks de klassieke behandelingen is de belangrijkste. Bovendien moet die pijn een belangrijke weerslag hebben op het dagelijkse functioneren en de levenskwaliteit van de patient. Denk daarbij bijvoorbeeld aan niet kunnen slapen door de pijn, nauwelijks kunnen stappen, belangrijke activiteiten zoals werk niet meer kunnen uitvoeren ...
De ingreep is niet aangewezen voor patiënten met een infectie (in de knie of elders in het lichaam), met zenuwaandoeningen of een slechte doorbloeding in de benen en voor kinderen of jongeren die nog niet volgroeid zijn. De operatie is evenmin interessant voor patiënten die de verdoving niet verdragen (bv. bij hartziekten), die een verhoogd risico hebben op bloedingen tijdens en na de operatie (bv. bij bloedziekten) of waarvoor de revalidatie na de operatie een obstakel vormt (bv. bij depressie).
Qua leeftijd en gewicht zijn er geen absolute grenzen voor het plaatsen van een knieprothese. Wel is het zo dat, hoe jonger en actiever de patiënt, hoe sneller de prothese verslijt en aan vervanging toe zal zijn. Omgekeerd hebben patiënten ouder dan 80 jaar meer kans op complicaties, net als rokers, patiënten met overgewicht en patiënten met chronische aandoeningen zoals diabetes of hart- en vaatziekten. In dat geval moeten de voordelen van een knieprothese goed afgewogen worden tegen de risico’s. Gezonde leefgewoonten aannemen vóór de ingreep doet de slaagkansen zeker stijgen!
Een knieprothese is een kunstgewricht, waarbij de beschadigde oppervlakken van het kniegewricht vervangen worden door implantaten van metaal of kunststof. Een totale knieprothese bestaat uit 3 onderdelen:
- een metalen dijbeencomponent (1)
- een metalen scheenbeencomponent met een kunststof tussenstuk waardoor de metalen delen soepel kunnen bewegen (2)
- een kunststof component aan de achterzijde van de knieschijf (niet zichtbaar op onderstaande figuur).
Een totale knieprothese plaatsen is een courante ingreep van zo’n 1 à 2 uur die kan worden uitgevoerd onder volledige of plaatselijke verdoving. De keuze van de verdoving hangt onder meer af van de algemene gezondheidstoestand van de patiënt en diens persoonlijke voorkeur. Er zijn geen duidelijke aanwijzingen dat het risico op complicaties zou verschillen naargelang het type verdoving.
Eerst maakt de chirurg een verticale snede ter hoogte van het kniegewricht. De knieschijf wordt vervolgens van het gewricht weggedraaid om op die manier toegang te krijgen tot het uiteinde van het dijbeen. Daarna verwijdert de chirurg het beschadigde kraakbeen en bot ter hoogte van het dijbeen en plaatst de metalen dijbeencomponent op het uiteinde van het dijbeen. Hij zet die met cement vast of klemt ze vast in het bot. Wanneer dit is gebeurd, wordt het kraakbeen en bot verwijderd ter hoogte van het scheenbeen en wordt de metalen scheenbeencomponent en het kunststof tussenstuk geplaatst. Als laatste wordt een kunststof component op de achterkant van de knieschijf geplaatst. Tenslotte draait de chirurg de knieschijf terug naar zijn oorspronkelijke positie en controleert of het gewricht goed werkt. Daarna wordt de snede gehecht.
Vlak voor en na de operatie krijgt de patiënt antibiotica en bloedverdunners toegediend om het risico op infecties en bloedklonters te verkleinen. Pijnstillers kunnen na de operatie helpen om de pijn tijdelijk onder controle te houden zodat met de revalidatie kan worden gestart.
In een aantal ziekenhuizen maakt men voor deze operatie al gebruik van een aantal nieuwere technologieën, zoals op maat gemaakte uitlijninstrumenten of een operatierobot. Het doel van deze technieken is om de prothese nog nauwkeuriger te kunnen plaatsen en de delen van het kniegewricht nog beter op elkaar af te stellen. Voorlopig zijn er echter onvoldoende studies met deze technieken om te kunnen spreken van een bewezen meerwaarde ten opzichte van de klassieke technieken. Meer onderzoek is dus nodig.
Er bestaan veel verschillende soorten knieprothesen. De keuze voor een bepaalde prothese wordt beïnvloed door de gezondheidstoestand en behoeften van de patiënt (aard van het letsel, leeftijd, lichamelijke activeit, enz.), de ervaring van de chirurg met een bepaald prothesetype en de kostprijs.
Hieronder vind je enkele dilemma’s waarover moet worden nagedacht.
Totale of gedeeltelijke knieprothese?
De keuze voor een totale of gedeeltelijke knieprothese hangt af van het aantal aangetaste botoppervlakken.
- Totale knieprothese: Het volledige kniegewricht (dit betekent het botoppervlak op de uiteinden van dijbeen, het scheenbeen en de knieschijf) moet worden vervangen. Dit is het geval bij de overgrote meerderheid van de patiënten.
- Gedeeltelijke knieprothese: Als één of meerdere oppervlakken van het kniegewricht nog perfect intact zijn, volstaat het om slechts één of twee onderdelen te vervangen.
Kruisbanden behouden of verwijderen?
Afhankelijk van het al dan niet normaal functioneren van de voorste en achterste kruisband, is een ander type prothese aangewezen. Als één of beide kruisbanden niet goed meer werken, worden ze verwijderd. Er wordt dan voor een prothese gekozen die zo ontworpen is dat ze de functie van de kruisband(en), namelijk het stabiliseren van het gewricht, kan overnemen.
Kunststof tussenstuk laten bewegen ten opzichte van de metalen scheenbeencomponent?
Bij sommige prothesen kan het kunststof tussenstuk lichtjes bewegen ten opzichte van de metalen scheenbeencomponent, bij andere prothesen niet. Beide opties hebben voor- en nadelen. Bij de eerste zijn de bewegingsmogelijkheden van de patiënt iets groter, maar moeten de ligamenten en het omliggende weefsel de knie nog voldoende ondersteuning bieden. Bij de tweede optie verslijt de prothese sneller bij overgewicht en/of overmatig bewegen, wat kan leiden tot het loskomen van de prothese van het bot.
Hoe de onderdelen van de prothese bevestigen aan het bot?
Er zijn drie manieren om een prothese vast zetten:
- Gecementeerde fixatie: De prothese wordt aan het bot vastgemaakt met een soort van sneldrogende cement.
- Ongecementeerde fixatie: De prothese wordt in het bot vastgeklemd zonder cement.
- Hybride fixatie: De dijbeencomponent wordt vastgeklemd zonder cement, terwijl de scheenbeen- en knieschijfcomponent vastgezet worden met cement.
Welk materiaal voor welk onderdeel?
De onderdelen van een prothese kunnen uit verschillende materialen gemaakt zijn, zoals roestbestendig metaal (titanium, chroom-kobalt legeringen, geoxideerd zirconium) of kunststof (polyethyleen, keramiek) of een combinatie van beide.
Omdat bewegen van cruciaal belang is voor een optimaal herstel, begint de revalidatie meestal al op de dag van de operatie zelf. Vaak wordt hiervoor een toestel gebruikt dat de knie geleidelijk buigt en strekt terwijl de patiënt nog in bed ligt. De dag na de operatie kan doorgaans al worden gestart met actieve oefeningen en stappen onder toezicht van een kinesist. Na ongeveer 5 dagen kan de patiënt thuis verder revalideren.
Het duurt echter meerdere weken vooraleer hij/zij weer in staat is om de dagelijkse activiteiten zoals koken, een bad nemen of autorijden te hervatten. Wie alleen woont kan hiervoor dus best hulp zoeken of een kort verblijf in een revalidatiecentrum overwegen. Eenvoudige hulpmiddelen, zoals een toiletverhoger, een steun/handgreep naast het toilet, een anti slipmat in de douche, enz. kunnen hulp bieden bij dagelijkse activiteiten en vallen voorkomen.
Belangrijk om te weten is dat de gunstige effecten van de ingreep niet onmiddellijk na de operatie te merken zijn. Stappen gaat in het begin niet zonder looprek, krukken of wandelstok en zal gedurende meerdere weken pijn doen. De eerste tekenen van verbetering treden meestal pas 6 tot 12 weken na de ingreep op. Nadien volgt een geleidelijk herstel, wat 1 tot 2 jaar kan duren. Ondertussen, en zelfs na volledig herstel, is het belangrijk om actief te blijven bewegen: activiteiten met milde of matige intensiteit en die de knie weinig belasten, zoals wandelen of zwemmen, zijn ideaal. Lopen, contactsporten of zware voorwerpen tillen worden daarentegen afgeraden.
De plaatsing van een knieprothese levert doorgaans goede resultaten op. De overgrote meerderheid van de patiënten ervaart een forse vooruitgang in de levenskwaliteit en het dagelijks functioneren. Qua bewegingsmogelijkheden en pijn is de winst iets minder. De mobiliteit van de knie wordt meestal niet volledig hersteld: strekken gaat vaak wel volledig, maar buigen niet, waardoor bewegingen zoals knielen moeilijk blijven. In de jaren na de operatie verdwijnt de pijn (nagenoeg) volledig bij vier op de vijf patiënten. Zo’n 80 tot 90 % van de patiënten is achteraf dan ook tevreden met zijn keuze.
Hoewel de te verwachten voordelen meestal groter zijn dan de nadelen, mogen de risico’s niet uit het oog verloren worden.
Enerzijds zijn er de risico's die met elke ingreep en verdoving gepaard gaan, zoals allergische reacties, wondinfecties of problemen met de wondheling, zware bloedingen, een hartaanval ... Bij minder dan 0,5 % van de patiënten ontstaat er een bloedklonter in een diepe ader (vaak van de benen), die kan loskomen en zich naar de longen verplaatsen. Dit is de meest gevreesde complicatie, soms met fatale afloop. Daarom krijgen patiënten bloedverdunners voor en na de operatie. Verder is het ook cruciaal om steunkousen te dragen en meteen na de ingreep te starten met bewegen.
Anderzijds zijn er ook risico's die specifiek zijn voor deze ingreep. Ze kunnen zich voordoen tijdens of meteen na de operatie, maar ook vele jaren later. Voorbeelden hiervan zijn:
- Infectie van het kunstgewricht (0,5-2% van de patiënten), meestal als gevolg van een wondinfectie. Daarom krijgen patiënten vlak voor en na de operatie preventief antibiotica toegediend;
- Loskomen van de prothese van het onderliggende bot;
- Aanhoudende pijn en ontevredenheid van de patiënt (tot 20% van de patiënten);
- Instabiliteit van het kniegewricht;
- Slijtage van de prothese;
- Problemen met de knieschijf;
- Breuken van of rond de prothese;
- Zenuwschade;
- Overgevoeligheid voor het metaal in de prothese.
Om deze problemen op te lossen, is een nieuwe ingreep en het vervangen van de prothese soms onafwendbaar. Het risico hierop is echter klein. Volgens recente gegevens zou 82% van de totale knieprothesen na 25 jaar nog in goede staat verkeren.
Het risico op overlijden is gelukkig nog kleiner: slechts 0.2% van de patiënten overlijdt in ons land binnen de 90 dagen na het plaatsen van een knieprothese.
Patiënt-gerelateerde factoren
- Levensstijl: Roken en overgewicht zijn risicofactoren voor complicaties. Stoppen met roken, je gewicht onder controle houden en veel bewegen vóór de operatie zullen de slaagkansen van de ingreep dan ook doen stijgen.
- Motivatie en verwachtingen: De revalidatie vraagt veel geduld, inspanningen en doorzettingsvermogen van de patiënt. Om ontgoochelingen te vermijden en gemotiveerd te blijven tijdens de revalidatie, is het essentieel dat de patiënt realistische verwachtingen heeft. Daarom is het belangrijk om je op voorhand goed te informeren over welke resultaten je mag verwachten op welke termijn en wat de risico’s zijn. Bij ongeveer 20% van de patiënten verdwijnt de pijn immers niet volledig na de operatie en ook de bewegingsmogelijkheden van de knie worden meestal niet volledig hersteld.
Type prothese
Het welslagen van de ingreep wordt ook beïnvloed door het type prothese, de manier waarop de prothese bevestigd is aan het bot ... We kunnen niet om de vaststelling heen dat er een echte wildgroei aan mogelijkheden is. Prothesen zijn medische hulpmiddelen, die jammer genoeg minder grondig worden getest dan geneesmiddelen vooraleer ze op de markt komen. Sinds 2015 moeten artsen echter verplicht een nationaal register invullen bij elke plaatsing van een knieprothese. Dit kunnen wij alleen maar toejuichen, want het maakt het tenminste mogelijk om gegevens te verzamelen over de kwaliteit en de doeltreffendheid van de verschillende prothesetypes en technieken op lange termijn. In afwachting daarvan berust de keuze voor een bepaalde prothese voornamelijk op de kenmerken en diagnose van de patiënt en op de ervaring van de chirurg.
Kwaliteit van de medische zorg
De slaagkans van de ingreep is deels afhankelijk van de ervaring van de chirurg en het aantal knieprothesen dat per jaar wordt geplaatst in het ziekenhuis. Daarom ijveren wij ervoor dat de overheid en/of de ziekenhuizen kwaliteitsindicatoren per ziekenhuis beschikbaar maken, zoals de kans op bepaalde complicaties of vervangingsoperaties. Zo kan de patiënt verschillende ziekenhuizen vergelijken en op die manier een geïnformeerde keuze maken. Op het Vlaamse platform www.zorgkwaliteit.be vinden we dergelijke indicatoren echter nog niet terug voor knieprothesen. We hebben evenmin weet van zo’n initiatief aan Waalse zijde. In afwachting is het daarom als patiënt belangrijk om zelf bij de chirurg te informeren naar zijn ervaring, de slaagkansen en het risico op complicaties met het voorgestelde prothesetype.Het kostenplaatje voor de plaatsing van een knieprothese kan hoog oplopen. Wie geen lid is van een ziekenfonds betaalt ongeveer € 8000 voor een tweepersoonskamer. De prijs varieert enorm naargelang de gekozen kamer. Wie voor een éénpersoonskamer kiest, betaalt gemiddeld 4 tot 5 keer meer dan wie in een meerpersoonskamer ligt (€ 3831 € versus € 827), voornamelijk door de hogere kamer- en ereloonsupplementen. Daarom is het belangrijk om op voorhand informatie te vragen over de prijs van de ingreep, het bedrag dat je zelf moet betalen en de eventuele tussenkomst van de hospitalisatieverzekering. Sommige ziekenhuizen geven op hun website een schatting van de prijs van dergelijke ingreep. Als dat niet het geval is, heeft de patiënt het recht om een kostenraming te vragen aan het ziekenhuis en aan de arts te vragen welke supplementen hij/zij aanrekent.