Borstkanker in 6 vragen

.png?rev&la=nl-BE&h=270&mw=480&w=480&hash=BF588EDB2FF93D2D3E5E350A2AD685C4)
Naast erfelijke factoren, levensstijl en hormonale factoren, zijn er nog een heleboel andere factoren waarvan beweerd wordt dat ze de kans op borstkanker doen toenemen: stralingsmasten of mobiele telefoons, antitranspirantiemiddelen met aluminium, een (beugel)beha, een tepelpiercing, enz. Er is echter geen overtuigend bewijs voor deze beweringen.
Ook borstimplantaten verhogen de kans op borstkanker niet, maar doen wel de kans op een zeldzaam type lymfeklierkanker (BIA-ALCL) lichtjes toenemen. Er zijn ook aanwijzingen dat het werken in nachtshiften een risicofactor is voor borstkanker, maar verder onderzoek is nodig om dit te bevestigen. Het is wél bewezen dat bestraling van de borstkas (radiotherapie) ter behandeling van een ander soort kanker (bv. lymfeklierkanker) het risico op borstkanker verhoogt, vooral bij vrouwen die dergelijke therapie op heel jonge leeftijd kregen.
Dit betekent echter niet dat je ongerust hoeft te zijn als je een mammografie moet ondergaan: de hoeveelheid straling waaraan je tijdens zo’n onderzoek blootgesteld wordt is vele malen kleiner dan bij radiotherapie.
Merk je een verandering aan je borst, aarzel dan zeker niet om dit verder te laten onderzoeken.
Komt borstkanker enkel voor bij oudere vrouwen?
Ook jongere vrouwen worden getroffen, zij het veel zeldzamer.
Wijst een knobbel in de borst altijd op kanker?
80 à 90 % van de knobbels of verdikkingen in de borst blijken bij nader onderzoek geen kanker te zijn.
Verhoogt abortus het risico op borstkanker?
Abortus beïnvloedt het risico op borstkanker niet. De anticonceptiepil heeft wel een licht effect.
Is borstkanker erfelijk?
In sommige families komt borstkanker vaker voor dan verwacht. Ongeveer 15 tot 20 % van de vrouwen met borstkanker heeft een moeder, zus of dochter met borstkanker. We spreken dan over ‘familiale borstkanker’.
Is gezond leven een garantie dat je geen borstkanker krijgt?
Je gewicht onder controle houden, onder andere door evenwichtig en gevarieerd te eten, en voldoende bewegen helpen om je risico op borstkanker te verkleinen.
Wie aan borstkanker denkt, denkt bijna automatisch aan het vrouwelijke geslacht. In deze groep is borstkanker veruit de meest gediagnosticeerde kanker, verantwoordelijk voor ongeveer 30 % van alle nieuwe kankerdiagnoses.
Alhoewel de overgrote meerderheid van de borstkankers zich manifesteren bij vrouwen boven de 50 jaar (met een gemiddelde leeftijd van 63 jaar), kunnen ook jongere vrouwen worden getroffen, zij het veel zeldzamer. In 2018 werden slechts 7 op 1 000 borstkankers vastgesteld bij vrouwen onder de 31 jaar. De leeftijd bij diagnose speelt wel een belangrijke rol bij de overlevingskansen. Vrouwen tussen 45 en 54 jaar hebben meer dan 90 % kans om 5 jaar na de diagnose nog in leven te zijn. Bij jongere vrouwen en bij vrouwen tussen 55 en 64 jaar is deze kans nauwelijks kleiner. Vanaf 65 jaar zien we echter wel een daling naar 83 % en zelfs naar 72 % bij 75-plussers. Ook het stadium waarin de kanker zich bevindt op het moment van diagnose heeft een grote invloed op de overlevingskansen.
Hoe groter het gezwel en hoe meer uitzaaiingen naar lymfeklieren of andere organen, hoe slechter de prognose. Maar borstkanker komt ook bij mannen voor. Mannen hebben immers, net als vrouwen, van bij de geboorte borstklierweefsel. Dus ook bij hen kunnen normale cellen in de melkkanalen of de klierlobben zich ongecontroleerd beginnen te vermenigvuldigen en veranderen in kankercellen.
Alleen is dit bij mannen veel zeldzamer, ongeveer 100 keer minder frequent dan bij vrouwen. Bij mannen liggen de overlevingskansen 5 jaar na diagnose in het algemeen iets lager dan bij vrouwen, namelijk rond de 84 %.
Een knobbel of verdikking in de borst kan wijzen op borstkanker. Gelukkig blijken 80 à 90 % van de knobbels of verdikkingen in de borst bij nader onderzoek geen kanker te zijn. Het gaat vaak om goedaardige gezwellen, cysten of infecties. In een vroeg stadium leidt borstkanker vaak niet tot symptomen en kan je het enkel vaststellen door beeldvorming. Wat meteen ook verklaart waarom in ons land alle vrouwen tussen 50 en 69 om de twee jaar uitgenodigd worden om gratis een mammografie te laten nemen.
Toch kunnen bepaalde symptomen op borstkanker wijzen, zoals aangegeven op de figuur hiernaast. Sommige van deze symptomen kunnen ook normale veranderingen zijn onder invloed van je menstruatiecyclus. Maar als de symptomen langer dan een maand aanhouden, raadpleeg je best je huisarts of gynaecoloog voor verder onderzoek. Stel je consultatie niet uit omdat je geen pijn voelt, want borstkanker in een vroeg stadium veroorzaakt meestal geen pijn.
Je arts zal je dan doorverwijzen voor een mammografie (een röntgenfoto van je borst) of een echografie (beeldvorming door middel van geluidsgolven), eventueel gevolgd door een biopsie. Hierbij wordt met een naald een stukje weefsel weggenomen of opgezogen om te onderzoeken of het goed- of kwaadaardig is. Als het letsel kwaadaardig is, kunnen er nog andere onderzoeken volgen om te zien of er uitzaaiingen zijn naar andere plaatsen in het lichaam (vb. CT scan, MRI scan, botscan).
Het vrouwelijke hormoon oestrogeen stimuleert de groei van borstweefsel, en kan dus ook de groei van bepaalde types borstkankercellen aanwakkeren. Hoe langer je blootgesteld bent aan oestrogeen tijdens je leven, hoe hoger je risico. Voor en na de vruchtbare leeftijd en tijdens de zwangerschap produceer je minder oestrogeen. Heb je je eerste menstruatie voor je 12de, bereik je de menopauze pas op late leeftijd, heb je geen kinderen of ben je pas na je 30ste voor het eerst zwanger, dan loop je dus een iets hoger risico.
Borstvoeding geven heeft daarentegen een beschermend effect. Abortus beïnvloedt het risico op borstkanker echter niet. Daarnaast zit oestrogeen ook in de anticonceptiepil en in hormonale substitutietherapie (HST) ter behandeling van menopauzale klachten. Toch is er ook hier geen reden tot paniek. In absolute cijfers stijgt het risico op borstkanker heel weinig. Bij een pil die oestrogeen en progestageen bevat, gaat het om 1 extra geval van borstkanker per jaar per 7 690 gebruiksters.
Die kans neemt toe met de dosis en de duur van de therapie, en daalt ook na het stoppen ervan. Zowel voor de pil als voor HST is het belangrijk om de voor- en nadelen, waaronder de lichte stijging van het risico op borstkanker, grondig te bespreken met je arts, zeker als je al een verhoogd risico op borstkanker hebt (bv. familiale borstkanker).
In sommige families komt borstkanker vaker voor dan verwacht. Ongeveer 15 tot 20 % van de vrouwen met borstkanker heeft een moeder, zus of dochter met borstkanker. We spreken dan over ‘familiale borstkanker’. Maar slechts bij 5 tot 10 % van de patiënten kan dit verhoogde risico rechtstreeks worden verklaard door een fout in het DNA, een zogenaamd ‘genetisch defect’, wat wordt overgeërfd van generatie op generatie. Dit betekent echter niet dat elk familielid met dat defect ook automatisch borstkanker zal krijgen, maar wel dat het risico groter is in vergelijking met de algemene bevolking.
De bekendste genetische defecten zijn fouten in de genen BRCA1 en BRCA2, maar ook in andere genen (vb. PALB2, TP53, CHEK2, ATM, PTEN, CDH1, STK11) kunnen fouten optreden.
Bij de overige vormen van familiale borstkanker kan er echter geen defect in één van deze genen worden aangetoond. Waarschijnlijk gaat het dan om fouten in andere, nog onbekende genen, in combinatie met omgevingsfactoren waaraan meerdere familieleden zijn blootgesteld.
Omgekeerd betekent het feit dat je een familielid hebt met borstkanker zeker niet automatisch dat het om een erfelijke vorm van borstkanker gaat. Als je je zorgen maakt hierover, maak dan een stamboom van je familie en duid er op aan wie borstkanker gehad heeft en op welke leeftijd. Op basis daarvan kan je huisarts of gynaecoloog bepalen of het nodig is om je door te verwijzen voor genetische testen.
Van heel wat voedingsmiddelen wordt beweerd dat ze het risico op borstkanker of herval na borstkanker zouden kunnen verhogen (vb. rood vlees en charcuterie) of verkleinen (vb. mediterrane voeding, melkproducten, veel groenten, fruit en vezels). Maar voorlopig is er voor geen enkele van deze beweringen voldoende bewijs om ze met zekerheid te kunnen bevestigen of ontkrachten. Hetzelfde geldt trouwens voor vitaminen en voedingssupplementen, die vooral populair zijn bij patiënten die in behandeling zijn voor borstkanker of een nabehandeling volgen om herval te voorkomen.
Sommige van die supplementen kunnen mogelijkerwijze zelfs gevaarlijk zijn, omdat ze interageren met geneesmiddelen en de werking ervan verminderen. Zo zijn er aanwijzingen dat kurkuma de werkzaamheid van hormoontherapie bij borstkanker zou kunnen verminderen.
Borstkankerpatiënten die supplementen willen nemen, bespreken dit daarom best op voorhand met de behandelende arts. Daarentegen is er wél voldoende bewijs dat alcohol je risico op borstkanker doet toenemen. Hoe meer alcohol je drinkt per dag, hoe groter je risico. In West-Europa zou zo’n 5 % van de borstkankergevallen toegeschreven kunnen worden aan alcoholconsumptie.
Desondanks is deze risicofactor −die je zelf in de hand hebt− veel minder gekend bij vrouwen dan bijvoorbeeld het risico op familiale borstkanker, waar je zelf niets aan kan veranderen. Een andere ‘bewezen’ risicofactor is overgewicht bij vrouwen na de menopauze. Obesitas zou verantwoordelijk zijn voor ongeveer 8 % van de borstkankergevallen.
Je gewicht onder controle houden, onder andere door evenwichtig en gevarieerd te eten, en voldoende bewegen helpen om je risico op borstkanker en herval na borstkanker te verkleinen.