De Europese Unie stapt af van volledig elektrische auto tegen 2035
Moet je beleggen in de Europese automobielsector na de koerswijziging van de EU rond volledig elektrisch rijden?
Moet je beleggen in de Europese automobielsector na de koerswijziging van de EU rond volledig elektrisch rijden?
Onder toenemende druk van de auto-industrie heeft de Europese Unie uiteindelijk afgezien van de verplichting om vanaf 2035 volledig elektrisch te rijden. Een stap terug die noodzakelijk lijkt, aangezien de overgang van de verbrandingsmotor naar de elektrische wagen (EV) complexer blijkt dan aanvankelijk verwacht.
Hoewel het tempo van de transitie wordt versoepeld, blijft voorzichtigheid aangewezen ten aanzien van de automobielsector.
Je mag VW, BMW, Porsche, Mercedes-Benz en Ferrari houden.
Verkoop Stellantis en Renault.
In plaats van in te zetten op traditionele autobouwers, geven wij de voorkeur aan de Chinese elektrische auto-industrie via de ETF Global X China Electric Vehicle and Battery.
Voor Umicore, waarvan de batterijmaterialen momenteel niet aan de ambities beantwoorden, is het uitstel van volledig elektrisch eerder positief. De katalysatoren (1/3 van de Europese omzet) zullen hiervan profiteren. Op groepsniveau vertegenwoordigt dit ongeveer 15% van de omzet.
Houden.
Concreet streeft de EU nu naar een vermindering van de CO₂-uitstoot met 90% ten opzichte van 2021, waarbij een marge van 10% overblijft voor hybride of thermische modellen die gebruikmaken van synthetische brandstoffen of CO₂-“neutrale” biobrandstoffen.
Deze beslissing volgt op gezamenlijke druk van constructeurs en grote lidstaten zoals Duitsland en Italië, die bezorgd zijn over de sociale kosten van een te snelle transitie. Ze betekent geen massale terugkeer naar de klassieke verbrandingsmotor, maar opent wel de deur voor enkele nichemodellen (premium, sportwagens, specifieke bedrijfsvoertuigen), ten koste van toenemende technologische en regelgevende complexiteit.
Op korte termijn zorgt deze flexibiliteit voor een dubbele verlichting voor de constructeurs. Ze beperkt het risico op fabriekssluitingen en biedt meer tijd om reeds afgeschreven en rendabele thermische platformen te blijven verkopen, op een moment dat de vraag naar volledig elektrische voertuigen vertraagt door hoge prijzen en een gebrek aan laadinfrastructuur.
Deze adempauze zal echter geen nieuwe structurele groeidynamiek creëren. In werkelijkheid verlengt ze enkel een mature en cyclische activiteit, terwijl de kern van de concurrentiestrijd zich inmiddels verplaatst naar betaalbare elektrische voertuigen, ingebedde software en connected diensten.
De grote Europese groepen hebben al tientallen miljarden euro geïnvesteerd in elektrische platformen, batterijen en software, met voorlopig onzekere rendementen. De mogelijkheid om de verbrandingsmotor langer aan te houden creëert dan ook een reëel risico op versnippering, aangezien R&D-budgetten, marketing en kapitaalinvesteringen tegelijk thermische, hybride en elektrische gamma’s moeten ondersteunen.
In een context van vlakke volumes, prijsdruk en hoge loon- en energiekosten kan dit de marges op langere termijn aantasten.
Chinese autobouwers winnen snel marktaandeel in Europa met elektrische voertuigen die 20 tot 30% goedkoper zijn, ondersteund door een geïntegreerd batterij-ecosysteem en een agressief industriebeleid.
Ondanks de door de EU ingevoerde invoerheffingen investeren deze spelers lokaal en veroveren ze het instap- en middensegment.
Als Europese groepen te lang vasthouden aan een complex “mix”-model tussen thermisch en elektrisch, dreigen ze vast te lopen in een weinig rendabele tussenfase, terwijl China zich positioneert in de groeisegmenten en Korea en Japan dominant blijven in hybrides.
Europese autoaandelen noteren vaak met een forse korting tegenover de markt, soms tussen 40 en 60%. Die korting zal echter enkel verdwijnen als er geloofwaardige vooruitzichten ontstaan op vlak van marges en groei, wat om de volgende drie redenen allerminst zeker is: