Artikel

Drie frequent gestelde vragen rond de berekening van de meerwaardebelasting op beleggingsfondsen

Publicatiedatum:  20 oktober 2021
##TIME## min leestijd

Deel dit artikel

De meerwaardebelasting op fondsen is dermate complex dat vele beleggers het bos niet meer door de bomen zien. Onze antwoorden bieden u hopelijk meer helderheid.

Wanneer betaalt u meerwaardebelasting?

Verkoopt u een fonds dat sinds u het kocht een meerwaarde boekte op het vastrentend gedeelte (obligaties en cash), dan bent u op dat deel een roerende voorheffing van 30% verschuldigd. Deze meerwaardebelasting is enkel van toepassing als het fonds voor minstens 10% in vastrentende effecten belegt. Voor fondsen aangekocht vóór 1 januari 2018 is dit echter 25%.

In welke munt berekenen?

De meerwaarde wordt berekend in de munt waarin het fonds noteert, dus niet na omrekening in euro. Mogelijks zult u dus meerwaardebelasting betalen op een fonds dat bijvoorbeeld in Amerikaanse dollar noteert, al kan die meerwaarde na omzetting in euro verdwijnen indien de dollar tussen de aan- en verkoop van het fonds sterk in waarde is gedaald tegenover de euro.

Beurstaks, dan meerwaardebelasting?

Bij de verkoop van een kapitalisatiefonds betaalt u een beurstaks van 1,32%. Uw financieel tussenpersoon moet eerst de eventuele meerwaardebelasting afhouden en dan pas de beurstaks berekenen op het resterende bedrag. Doet hij het omgekeerde, dan wordt u onnodig zwaarder belast (u betaalt dan een beurstaks op de meerwaarde die erna ook nog eens wordt belast).

Hebt u twijfels of vragen rond de berekening van de meerwaardebelasting door uw financieel tussenpersoon, raadpleeg onze financiële experts.

Profiteer gratis van al onze tips rond beleggingsfiscaliteit. 1 maand gratis!