Artikel

Op naar een Europees depositogarantiestelsel?

Publicatiedatum:  26 februari 2020
##TIME## min leestijd

Deel dit artikel

De onderhandelingen tussen de Europese lidstaten slepen al jaren aan.

Op de welwillendheid van tal van lidstaten in de opzet van een gemeenschappelijk garantiestelsel is niet meteen iets waar we snel mogen hopen. Van de oorspronkelijke hoge ambitie om elke spaarder in de EU dezelfde bescherming te bieden, is nog weinig te merken. 
Wat is de huidige situatie? Hoe zal ze verder evolueren? Welke voordelen zou een gemeenschappelijk depositogarantiestelsel met zich meebrengen?

Een noodzaak

Spaarders beschermen
Voor spaarders is het vaak, door gebrek aan informatie, een onmogelijke taak om het risico op een bankfaillissement voor elke bank in te schatten. Die kwetsbare positie van de spaarders wordt door het depositogarantiestelsel opgevangen. Het is aan de financiële toezichthouders, die wel de middelen en de kennis hebben, om de banken en hun risico’s van nabij op te volgen. 

Ook wordt, door de spaardeposito’s tot een bepaald bedrag te beschermen, voorkomen dat spaarders hun hele spaarvermogen verliezen. Zoiets zou de economie rechtstreeks raken via een daling van de consumptie als de betrokken spaarders ter compensatie van hun verlies hun uitgaven gaan beperken.

Financiële stabiliteit
Het bestaan van een garantiestelsel creëert een vertrouwensklimaat onder de spaarders. Dat vertrouwen is belangrijk om mogelijke bank runs in te dijken. Een bank run is een situatie waarbij spaarders uit paniek hun spaartegoeden massaal opvragen. Het gevaar is dat als een bank run bij één bank plaatsvindt, dat ook spaarders bij andere banken kan aanzetten om hetzelfde te doen.
Met een garantiestelsel zullen spaarders het niet meteen nodig vinden om zich naar het loket te haasten om hun spaargelden op te vragen. 

Elk land een eigen stelsel

Tot op vandaag heeft elke lidstaat van de Europese Unie een eigen garantiestelsel dat aan de EU-normen beantwoordt. Eén van die normen bepaalt dat als een bank omvervalt uw spaartegoeden tot 100 000 euro per bank en per persoon beschermd zijn. Het maakt dus niet uit of u spaargelden hebt bij NIBC dat onder het Nederlandse stelsel valt, bij Keytrade Bank dat onder het Franse stelsel valt of bij BNP Paribas Fortis dat onder het Belgische valt. Telkens kunt u er gerust op zijn dat u dezelfde mate van bescherming geniet.

Hoe werkt het Belgische stelsel?

In België gaan de bijdragen die de banken betalen om het garantiestelsel te spijzen naar de Belgische schatkist. Het Belgische garantiefonds (entiteit die instaat voor het garantiestelsel) beschikt over reserves van circa 3 miljard euro. Indien die ooit onvoldoende zouden zijn, stelt de Belgische overheid zich garant. Weet dat de Belgen momenteel zo’n 278 miljard euro aan spaargelden aanhouden.
Raadpleeg in dit kader ook ons dossier.

Zelfvoorzienend

Uit een onderzoek van de Europese Centrale Bank (ECB) blijkt dat een gemeenschappelijk Europees garantiestelsel met een haalbare omvang van 0,8 % van de gedekte spaardeposito’s, op basis van cijfers van 2011 geschat op 43 miljard euro, voldoende groot zou zijn om bij zware crisissen de nodige vergoedingen te kunnen uitkeren. Een som die, normaal gezien, gemakkelijk te bereiken is wanneer alle nationale garantiestelsels worden samengebracht.

Ongezonde relatie tussen bank en overheid

Het huidige systeem waarbij elk land verantwoordelijk is voor het eigen stelsel houdt een risico in. Namelijk dat bij zware economische crisissen de nationale garantiestelsels onvoldoende financiële draagkracht hebben. En waardoor de nationale overheden met belastinggeld over de brug moeten komen. En dat zou nefast zijn voor de overheidsfinanciën van vele lidstaten.

Ongezonde relatie doorknippen

Het oprichten van een gemeenschappelijk Europees depositogarantiestelsel bundelt de krachten van de diverse nationale garantiestelsels waardoor crisissen gemakkelijker kunnen worden opgevangen zodat overheden in uiterste noodzaak niet meer moeten bijpassen met belastingcenten. Zo’n Europees stelsel zou zelfvoorzienend moeten zijn zonder nog te moeten rekenen op overheidssteun. 

In ons land werden kleine dossiers zoals het faillissement van Optima Bank in 2016 succesvol afgehandeld. Maar de middelen waarover het Belgische garantiestelsel vandaag over beschikt, zijn onvoldoende om de val van een grotere bank op te vangen zonder overheidssteun. 

Geen paniek

Vandaag moeten we ons daar weinig zorgen over want de Belgische banken beschikken over sterke kapitaalbuffers en staan onder strikt toezicht. De bankensector, en met uitbreiding voor heel Europa, staat er vandaag veel gezonder en sterker voor dan ten tijde van de financiële crisis. Maar dat is per slot van rekening geen blinde garantie.

Verzet in de coulissen

Landen als Duitsland en Nederland zijn terughoudend voor een bundeling van de krachten. Ze vrezen namelijk dat de bijdragen van hun banken, en onrechtstreeks hun depositohouders, zullen moeten opdraaien voor de probleem-banken in andere lidstaten. Daarbij impliciet verwijzend naar de zuidelijke lidstaten. 

Beide landen hebben al een aantal voorwaarden geopperd vooraleer ze mee in het idee willen stappen. Een belangrijke voorwaarde is bv. dat er nog strengere regels moeten komen voor de aanpak van slechte leningen, wat vooral een probleem is bij de Italiaanse banken, en de aanpassing dat banken die staatsobligaties aanhouden ze niet meer als een risicoloze activa op hun balans mogen beschouwen. Desondanks zijn de onderhandelingen nog niet veel verder gekomen.