SPAARQUOTE
De spaarquote is het percentage van het
beschikbare inkomen dat de mensen sparen. Als een land een spaarquote heeft van
10 % betekent dat dus dat zijn inwoners gemiddeld 10 % van hun
beschikbare inkomen opzij zetten.
De spaarquote is in ieder geval een cijfer
waar economisten geregeld naar kijken. A priori is het voor de economie immers
een goede zaak dat de mensen spaargeld opzij zetten. Dat betekent dat er veel
liquiditeiten beschikbaar zijn om de investeringen en de overheidsschuld te
financieren (via de aankoop van staatsobligaties bijvoorbeeld). Anderzijds is
een te hoge spaarquote vaak een teken van een gebrek aan vertrouwen bij de
gezinnen. Het geld dat ze opzij zetten gebruiken ze ook niet om te consumeren.
Dat zet dus een rem op de consumptie en uiteindelijk ook op de economische
groei.
Als gezinnen daarentegen een zeer groot gedeelte van hun beschikbaar
inkomen gebruiken om te consumeren, dan geeft dat de economische groei een
duwtje in de rug. In dat geval kan een land echter problemen krijgen om de
investeringen en de overheidsschuld te financieren.
Het komt er dus op neer
dat zowel een te hoge als een te lage spaarquote voor economische problemen
kunnen zorgen. In Duitsland bijvoorbeeld bedraagt de spaarquote 16 %, één
van de hoogste cijfers van de westerse landen. Maar dat impliceert meteen dat de
gezinnen vaak de vinger op de knip houden, zodat de consumptie en de economische
groei laag blijven. De Amerikaanse economische groei profiteert dan weer volop
van het feit dat de consumenten meer uitgeven dan ze binnen krijgen, maar de
Verenigde Staten zijn wel volledig afhankelijk van het buitenland om hun
schulden te financieren. Kortom, zoals zo vaak komt het er ook in verband met de
spaarquote op aan om in functie van de economische context het juiste evenwicht
te vinden.