Hoe energiezuinig renoveren?

De renovatieplannen van vandaag moeten erop gericht zijn om een energiezuinige woning te verkrijgen. Waar te starten: de isolatie, de verwarming, het warmwatersysteem…? In dit Testaankoop-dossier begeleiden we we je stapsgewijs op weg om energiezuinig te renoveren.
Behalve een juiste volgorde van de werken, komt het erop aan om voor elk onderdeel van de woning de juiste aanpak te kiezen. We behandelen:
We doen jou hier per bouwdeel een aantal raadgevingen aan de hand, zonder evenwel al te diep in technische details te gaan. Die vind je wel vaak terug in onze dossiers, die je rechts vermeld ziet staan.
1. Gebouwschil isoleren
Het komt er hoe dan ook steeds op aan om eerst de energiebehoefte in de woning zoveel mogelijk te doen dalen, voornamelijk door een betere isolatie en de plaatsing van performanter schrijnwerk en hoogrendementsglas.
De gebouwschil van een woning omvat de gevels, het dak en de vloer. Voor een renovatie ben je veelal niet EPB-plichtig (energieprestatienormen voor nieuwbouw en een zgn. “ingrijpende energetische renovatie”).
Dat betekent daarom niet dat je niet ambitieus mag zijn. Je kunt een voorbeeld nemen aan de waarden voor warmteverliezen langs de diverse buitenvlakken van de woning zoals die gelden voor nieuwbouwwoningen (zie ook ons dossier “Welke eisen voor een nieuwbouw?”).
De isolatietechniek verschilt per gebouwschil:
Isolatie van een schuin dak
Het isoleren van je dak is een van de belangrijkste fasen van je renovatieplan, aangezien je huis veelal het meeste warmte verliest via het dak. Heb je een schuin dak? Dan zal het isoleren anders verlopen dan bij een plat dak. Maar kies je dan voor zacht of stijf isolatiemateriaal?
Meer informatie vind je hier: Isolatie van een schuin dak
Isolatie van een plat dak
Bij een plat dak kun je ervoor kiezen om de isolatie tussen de houten balken te plaatsen of om te opteren voor een ‘warm dak’, waarbij je het isolatiemateriaal boven op het dak legt, in plaats van het langs binnen aan te brengen.
Meer informatie vind je hier: Isolatie van een plat dak
Isolatie van gevels
De isolatie van de gevels is een intens onderdeel van je verbouwingen. Voordat je aan de gevelrenovatie mag starten, moet er een vochtbarrière onderaan in de muur aanwezig zijn. Je wilt namelijk geen vocht in je isolatiemateriaal laten doordringen want dan zal het niet goed presteren.
Meer informatie vind je hier: Isolatie van de gevels
Isolatie van de vloeren
De volgende stap in het renovatieproces: de vloerisolatie. Het isoleren van een bestaande vloer is niet eenvoudig. Er zijn verschillende opties naargelang de aanwezigheid van een kelder of kruipruimte onder de vloer.
Meer informatie vind je hier: Isolatie van de vloeren
Isolatie van ramen en deuren
De laatste stap van de gebouwschil: ramen en deuren renoveren. De keuze van schrijnwerk en beglazing is belangrijk. Ze moeten voldoende isolerend zijn, want een slechte beglazing zal tot onnodig warmteverlies leiden in de winter. Wat op zijn beurt weer resulteert in een woning die onvoldoende energiezuinig is.
Meer informatie vind je hier: Isolatie van ramen en deuren
2. Luchtddichtheid verzogen
Tegelijk moet je de luchtdichtheid van je woning verzorgen en naarmate je renoveert ook beter ventileren.
Luchtdichtheid
Een energiezuinige of energieneutrale woning heeft een optimale luchtdichtheid. Een geslaagde renovatie laat geen ongewenste luchtstromingen toe. Als er wind of lucht langs kieren en spleten de woning binnendringt en warmte kan verdwijnen, zul je bovendien aan comfort inboeten.
Meer informatie vind je hier: Luchtddichtheid van je woning verzorgen
Ventileren
Je huis slim ventileren kan een uitdaging zijn. Je wilt natuurlijk enkel lucht binnen laten, wanneer jij dat wilt. Vroeger verluchtten we de woning gewoon door de ramen af en toe open te zetten. In een luchtdichte woning is dat geen optie meer en kiezen we voor een mechanisch ventilatiesysteem dat permanent voor gezonde lucht zorgt.
Meer informatie vind je hier: Woning beter ventileren
3. Energiezuinig verwarmen
Nadat de woning goed is geïsoleerd, kun je opteren voor een verwarmingsinstallatie met een beperkter vermogen. Hierbij heb je in essentie de keuze tussen een condensatieketel en een warmtepomp. Die laatste zal helpen om fossielarmer te verwarmen.
Condensatieketel of warmtepomp
Tijdens de renovatie kun je veelal kiezen tussen een condensatieketel en een (hybride) warmtepomp. Beide systemen kunnen je huis optimaal verwarmen en zo de energiekosten drukken. Een warmtepomp vereist wel een zeer goed geïsoleerde woning.
Meer informatie vind je hier: Energiezuinig verwarmen
Warm water
Een veel gekozen optie is om het warm water mee te laten aanmaken door de verwarmingsketel of de warmtepomp. Gaat dat niet, dan kun je opteren voor een aparte (warmtepom)boiler, geiser of wandketel.
Meer informatie vind je hier: Warm water
Twee zaken moet je goed in acht nemen: wat is de bestaande situatie en waar wil je naartoe?
Veelal zijn meerdere ingrepen onontbeerlijk, die je bovendien niet los van elkaar kunt zien, om je woning naar het gewenste niveau op te krikken.
Een weloverwogen aanpak is cruciaal. Tien raadgevingen.
Begin met een goede analyse van de huidige staat van de woning. Laat je daarbij zo mogelijk bijstaan door professionals.
Zet vervolgens de lijnen uit van waar je op termijn naar toe wilt. Wat is het beoogde eindresultaat op energetisch vlak, qua indeling van de ruimten en inzake comfort?
De eerste grote beslissing die je bij een grondige renovatie moet nemen, is of je de verbouwing in één keer aanpakt of gefaseerd.
Een eenmalige totaalrenovatie heeft zo zijn voordelen. Je hoeft maar een keer kosten te maken voor het ontwerp en de coördinatie. Je zit ook slechts een maal in de steigers; de hinder blijft beperkt tot een vastomlijnde periode. En vooral, het effect van het geheel kan groter zijn dan de som van de effecten van elke ingreep apart.
Een gefaseerde renovatie kun je dan weer spreiden in de tijd waardoor je gaandeweg extra budget kunt creëren. Meestal kun je in de woning blijven wonen tijdens de verbouwingen omdat per keer slechts een deel wordt aangepakt. Je renoveert in meerdere blokken, maar telkens in een kortere tijd-spanne, wat het draaglijker maakt. En je hoeft geen zaken te vervangen die nog in relatief goede staat zijn, anders dan wanneer je alles in een keer aanpakt.
De opmaak van een stappenplan — soms renovatiemasterplan genoemd — is cruciaal. Je maakt uit wat je eerst wilt aanpakken en wat nog kan wachten.
Wie over een epc-certificaat voor zijn woning beschikt, heeft al een aanduiding van wat energetisch prioritair is. In het Brussels Gewest kun je ook een woningaudit aanvragen. In het Waals Gewest is zo’n woningaudit zelfs veelal verplicht is als je op woningpremies aanspraak wilt maken (niet voor dakisolatie en voor werkzaamheden tot € 6 000 zonder btw). Zo’n audit zal een volgorde van de werkzaamheden voorstellen.
Als de woning schade of gebreken vertoont, pak je die eerst aan. Zo vermijd je gevolgschade.
Belangrijk is dat de ingrepen meteen voldoende ver gaan om dubbel werk te vermijden. Een voorbeeld: jouw plat dak lekt en de dakbedekking is dringend aan vernieuwing toe. De meerprijs om ineens tegelijk een forse laag isolatie te plaatsen is vaak redelijk ten opzichte van de totale kosten. Als je het dak pas achteraf zou isoleren en de dakbedekking dan opnieuw moet vernieuwen, dreig je een veelvoud te betalen.
Het lijkt al even logisch, maar door te werken van zolder naar kelder kunnen nieuwe werkzaamheden intussen afgewerkte bouwdelen niet meer beschadigen. Omgekeerd zou een dakvernieuwing in een tweede fase bij slechte weersomstandigheden aanleiding kunnen geven tot schade aan een reeds gerenoveerde zoldervloer of onderliggende verdiepingen die al onder handen zijn genomen.
Als je eerst de gebouwschil isoleert en luchtdichter maakt, verkleint de energiebehoefte en kun je het te installeren vermogen voor de verwarming inperken.
In principe worden de technische installaties pas in tweede instantie vernieuwd. Toch zijn hier twee uitzonderingen op.
Een oude energieverslindende of defecte ketel vervang je beter meteen. Kies dan wel een nieuw performant exemplaar waarvan het vermogen is voorzien op de toekomstige verbouwingen. Als je een ketel plaatst met een veel te groot vermogen, kan hij anders na de isolatiewerken bij het aanslaan zoveel warmte produceren dat hij bijna meteen opnieuw uitvalt. Hij dreigt zo veel meer energie te verbruiken en sneller te slijten.
Een ventilatiesysteem voorzie je sowieso het best van bij het begin, ook al krijgt de woning op dat ogenblik nog genoeg verse lucht binnen via kieren en spleten. Naarmate je de woning renoveert, wordt ze luchtdichter. Als je pas op het einde van alle werken een ventilatiesysteem plaatst, zal je woning enige tijd te weinig worden verlucht. Dat kan leiden tot vochtproblemen. Je kunt de plaatsing van alle kanalen en leidingen van een ventilatiesysteem maar beter vanaf het begin voorzien zodat je de ruimten binnen al kunt afwerken.
Vaak wordt beweerd dat de meeste warmte langs het dak verloren gaat. Dat klopt deels als je de woning beschouwt als een grote zone waar overal dezelfde temperatuur heerst en er nergens isolatie is. Maar als je slaapkamers onder het dak hebt die je niet verwarmt, gaat die vlieger niet op. Er zijn dan misschien andere ruimtes die meer energie verslinden, zoals de woonkamer, en is gevelisolatie mogelijkerwijs de topprioriteit.
Of misschien wil je starten met de afbraak van koterijen en die inruilen voor een nieuwe achterbouw met een grote keuken waar je veel licht binnenkrijgt en het de hele dag door aangenaam vertoeven is? Pak dat stuk nieuwbouw dan meteen goed aan. Ga er niet van uit dat je daar minder grondig mag isole-ren omdat de isolatie elders toch nog zwak of gebrekkig is.
Sommige maatregelen pak je beter samen aan. Gewoon omdat ze sterk samenhangen of omdat ze extra mogelijkheden creëren. Als je bijvoorbeeld de isolatie van de gevels langs buiten en de vervanging van de ramen tegelijk laat uitvoeren, kun je de nieuwe ramen perfect laten aansluiten op de nieuwe isolatie, je kunt de vensterbanken makkelijker aanpassen, je kunt de luchtdichtheid rond de ramen beter verzekeren enz. Je kunt zelfs een nieuwe verdeling van de ramen overwegen. Zo kun je ze groter maken om meer daglicht toe te laten. Eventueel kun je er zelfs van plaats veranderen. Op die manier kun je de look en feel van een woning ingrijpend moderniseren.
Als je eerst die ingrepen verricht waarmee je veel energie bespaart, druk je jouw jaarlijkse uitgaven. En zo kun je iets makkelijker de volgende renovatiestappen aan.
Zo kan de reeds vermelde vervanging van een energieverslindende verwarmingsketel kostenefficiënt zijn. Wanneer je de nieuwe dan later, op het einde van zijn levensduur, moet vervangen, heb je jouw woning ondertussen al goed geïsoleerd en zelfs klaargemaakt voor een warmtepomp. Ook de leidingen van de verwarming isoleren loont.
Werken zoals dak- of zoldervloerisolatie leveren vaak vrij snel een mooie besparing op. Zeker als je ze zelf kunt uitvoeren, wat je heel wat uurlonen uitspaart.
Ook de na-isolatie van spouwmuren laat zich snel terugverdienen. Wel zul je op termijn allicht nog bijkomend moeten isoleren.
Typisch aan een verbouwing is dat de ene ingreep veelal een impact heeft op de andere. Zeker bij een gefaseerde aanpak dreig je meer dan eens in een lock-in te verzeilen, d.w.z. in een situatie waarin een al uitgevoerde renovatiemaatregel verhindert om een volgende correct of optimaal te verwezenlijken. Tenzij je delen opnieuw afbreekt, wat de kans op schade en extra kosten verhoogt.
Zo moet nieuwe dakisolatie kunnen aansluiten op later langs de buitenkant aan te brengen gevelisolatie. Vaak moet je daarbij de goot van plaats veranderen, wat je bij een bakgoot maar beter meteen bij de plaatsing van de dakisolatie voorziet, op een ogenblik dat die plek nog vlot bereikbaar is. Wacht hiermee niet tot je aan de gevelisolatie begint.
Nog een voorbeeld van lock-in is de plaatsing van nieuwe ramen en vensterbanken zonder rekening te houden met de latere plaatsing van gevelisolatie. Als de vensterbanken niet diep genoeg zijn, kun je achteraf niet de gewenste of vereiste isolatiedikte plaatsen en moet je kiezen tussen dunnere isolatie — en dus een minder energie-efficiënte gebouwschil — en de vervanging van alle vensterbanken en soms zelfs het tijdelijk uitbreken van de ramen… Nog beter is het, zoals al aangegeven, om beide werkzaamheden te combineren. De woningaudit in het Waals Gewest zal de vervanging van het schrijnwerk trouwens in principe als laatste fase in de aanpak van de gebouwschil opleggen om condensatieproblemen op de muren of het plafond te vermijden.
Bij de vervanging van de ramen moet je ook al uitmaken welk ventilatiesysteem je wenst. Als je opteert voor een zgn. systeem C moet je ineens roosters voorzien in jouw ramen. Doe je dat niet, dan kun je geen systeem C meer plaatsen en moet je bijna noodgewongen opteren voor een duurder systeem D met mechanische luchttoevoer en -afvoer.
Als je ramen vervangt, denk dan ook even na over zonwering. Voorzie op zijn minst al kabels om ze te kunnen toevoegen.
Weloverwogen renoveren betekent inderdaad ook leidingen of wachtbuizen klaarleggen voor zaken die pas later zullen volgen, bv. zonnepanelen, of voor ruimten die later aan bod zullen komen. Jonge gezinnen houden zo mogelijk al rekening met hun plannen voor gezinsuitbreiding en het gewenste aantal slaapkamers. Als je verder vooruit denkt, kun je leidingen (water, elektriciteit) klaarleggen naar een bureauruimte die later, op de oude dag, als gelijkvloerse slaapkamer kan dienen.
In dit opzicht kun je leidingen beter in kokers plaatsen dan ze in de muur in te slijpen of in de chape in te gieten. Zo blijven ze vlotter bereikbaar voor latere aanpassingen.
Het dak wordt veelal als een prioriteit aangezien in de isolatie van de woning omdat de meeste warmte langs daar uit de woning zou verdwijnen. Dat is vooral het geval als er verwarmde bewoonde kamers onder het dak aanwezig zijn. In het andere geval kan het interessanter zijn om eerst de gevels te isoleren.
Isolatie zal niet alleen helpen om de warmteverliezen in te dijken in de winter, maar de woning in de zomer ook beschermen tegen oververhitting.
Raadgevingen
- Bij het aanbrengen van dakisolatie tussen de kepers van een schuin dak biedt een zacht isolatiemateriaal het voordeel dat het goed op de kepers aansluit (anders dan stijve platen).
- Vaak rusten de kepers op horizontale balken, de zgn. gordingen. De totale dikte van kepers en gordingen – zo’n 24 tot 30 cm – is veelal een goede basis voor de bepaling van de dikte van de isolatie. Je moet dan wel een extra houten lattenwerk onder de kepers voorzien om de zachte isolatie op haar plaats te houden en een de dampremfolie te bevestigen. Die folie moet beletten dat er vocht doorheen de isolatie kan dringen.
- Een alternatieve werkwijze bestaat erin om eerst de ruimte tussen de kepers met zachte isolatie te vullen en vervolgens stijve isolatieplaten onder de kepers aan te brengen. Werk die isolatieplaten luchtdicht af of breng een dampremfolie onder de platen (dus aan de warme zijde) aan.
- Materialen als cellulose, houtvezels of minerale wol kun je ook door een gespecialiseerde firma laten inblazen. Dat gaat sneller dan het handmatig plaatsen van isolatie.
- Een sarkingdak is een vaak toegepaste techniek om een dak na te isoleren, zeker als er nog geen onderdak aanwezig is en de dakstructuur in goede staat verkeert. Op de bestaande dakstructuur wordt dan een laag isolatie aangebracht die van fabriekswege “ingepakt” zit tussen een luchtdichte laag aan de (warme) binnenzijde enerzijds en een onderdak aan de (koude) bovenzijde anderzijds.
- Het is van het grootste belang dat jouw dak over een onderdak beschikt. Het gaat om een waterdichte, ademende laag tussen de pannen en de isolatie. Zo wordt de isolatie tegen vocht beschermd. Deze laag bestaat uit harde vezelcementplaat of folie.
- Plaats geen leidingen in de dakisolatie, en al zeker geen ventilatieleidingen. Die horen thuis in een aparte leidingenspouw, onder de damprem, zodat die nergens wordt doorboord. Als het echt niet anders kan, bestaan er speciale hulpstukken om de lucht- en dampdichtheid zo goed mogelijk te verzekeren.
Aandachtspunten
- Als je eerst dakisolatie plaatst en daarna gevelisolatie langs de buitenkant van de muren, denk dan al goed na over de onderlinge aansluiting van beide. Vaak zul je daarbij de dakgoot van plaats moeten veranderen. Bij bv. een bakgoot kun je dit maar beter meteen bij de uitvoering van de dakisolatie voorzien, aangezien die plek dan nog vlot bereikbaar is in de dakstructuur.
- In een sarkingdak heb je een isolatielaag zonder kieren en spleten. Het risico zit hem in de aansluiting met gevels, dakgoot en eventuele dakvlakvensters, waar je op de werf meer dan eens grote spleten en kieren of zelfs hele zones zonder isolatie ziet. Dat zijn koudebruggen waarlangs warmte verloren gaat. Als je toezicht houdt op de werf, kun je mee toezien op een goede uitvoering van de aansluitingen.
- Dakvlakvensters liggen niet in het vlak van de isolatie, maar iets hogerop tussen de dakpannen zodat het regenwater over de onderliggende pannen kan wegstromen. Ook daar kunnen soms grote kieren en spleten ontstaan. Nochtans bestaan ook hiervoor goede technische oplossingen met zgn. kragen of slabben. Let erop dat de vakman ze wel degelijk gebruikt.
Zelf doen?
- Isolatie in een schuin dak aanbrengen ligt binnen het bereik van een doe-het-zelver als hij met overleg en nauwgezet te werk gaat. Voor de juiste aanpak lees je ons dossier “Zelf jouw dak isoleren”.
- Heb je een zolder en wordt die niet voor bewoning gebruikt, dan kun je overwegen om in de zoldervloer te isoleren. Ook die klus kun je eventueel zelf uitvoeren.
- Als je isolatie laat inblazen, kun je voorbereidende werken zoals het maken van de vakken mee uitvoeren, mits de nodige begeleiding en bijstand. Bij het inblazen kun je vragen om de machine zelf te mogen bijvullen. Kwestie van uurlonen van vaklui uit te sparen.
Richtprijzen
- € 110 tot 135/m² als het onderdak al aanwezig is en je enkel moet opvullen tussen de structuur (prijs inclusief damprem, luchtdicht afgewerkt);
Sarkingdak: € 210 tot 290/m², inclusief de verwijdering van de bestaande dakbedekking (indien niet asbesthoudend!) en plaatsing van een nieuwe dakbedekking.
De “koude” platte daken van weleer, waarbij de ruimte tussen de balken van het platte dak slechts gedeeltelijk met isolatie werd gevuld, worden nu sterk afgeraden. Je moet die ruimte volledig vullen of, beter nog, de isolatie boven op de dakbedekking aanbrengen.
Raadgevingen
- Bij een plat dak met een houten structuur kun je wel opteren voor een “compact” dak. Daarbij wordt de ruimte tussen de balken volledig met isolatie gevuld. Dat kan enkel onder een aantal strikte voorwaarden. Zo moet het dak een zwarte dakbedekking hebben, die altijd zon kan krijgen en dat ook in de toekomst zal kunnen krijgen. Je mag er dus geen zonnepanelen, groen- of kiezeldak of nog een dakterras aanleggen.
- Wil je die mogelijkheden toch openhouden, dan kun je door een gespecialiseerd bureau laten berekenen of een combinatie van isolatie tussen de balken en isolatie boven op de dakbedekking een uitkomst kan bieden. Vaak kan dat, maar een correcte verhouding tussen de isolatiewaarden van beide isolatielagen is daarbij cruciaal.
- De beste en zeker veiligste oplossing bestaat uit het zgn. “warme” dak: dan komt alle isolatie boven op het dak. Het spreekt vanzelf dat de isolatie aan specifieke vereisten moet voldoen, bv. een bepaald gewicht aan kunnen. Dan kun je het platte dak voor allerlei andere toepassingen gebruiken: zonnepanelen, de aanleg van een groendak, een dakterras enz.
- Bij een plat dak met een betonplaat mag je geen isolatie aanbrengen aan de onderkant. Dat zorgt voor te grote thermische spanningen en een te groot risico op vochtproblemen.
Aandachtspunten
- Als je dakisolatie plaatst op een bestaand plat dak, moet je aandacht besteden aan eventueel aanwezige dakkoepels. Na de isolatiewerken komt de waterwerende afwerkingslaag van het dak hoger te liggen en bijgevolg moeten ook de dakkoepels hoger komen. De ophoging gebeurt met behulp van een isolerende constructie, bv. in cellenbetonblokken, of met een houten skeletconstructie met een opvulling met isolatie. De lucht- en dampdichte laag aan de binnenkant van de woning moet goed aansluiten op die van het dak.
- Het kan gebeuren dat je de dakranden moet ophogen.
- Als je een deur hebt die uitgeeft op een plat dak, zul je eventueel ook de deurdorpel moeten ophogen.
Zelf doen?
- De isolatie van een plat dak is doorgaans geen klus voor een doe-het-zelver.
Richtprijzen
- Warm plat dak: € 125 tot 190/m², exclusief koepels;
- Compact plat dak: € 105 tot 135/m², inclusief de plaatsing van isolatie en dampscherm, alsook de verwijdering van de bestaande binnenafwerking en de plaatsing van een nieuwe afwerking.
Een vochtbarrière onder aan de gevelmuren is cruciaal. Anders mag je niet isoleren. Je moet de muur dus eerst injecteren of onderkappen om zo’n vochtbarrière aan te brengen als er geen aanwezig zou zijn. Pas daarna kun je isolatie plaatsen, wanneer die niet langer aan opstijgend vocht zal worden blootgesteld.
Een belangrijke keuze die je moet maken, is die tussen na-isolatie van de spouw, buitenisolatie of binnenisolatie.
Na-isolatie van de spouw is een relatief goedkope oplossing maar de dikte van de spouw is beperkt, zodat je in de toekomst ongetwijfeld ooit zult moeten bij-isoleren om de woning aan de vereisten te laten voldoen. Overigens werden spouwmuren vooral na de Tweede Wereldoorlog gangbaar, zeker na 1960; bij oudere woningen zal er vaak geen spouw aanwezig zijn.
Thermisch gezien is het beter om als er een spouw aanwezig is, de buitenste gevelsteen af te breken en de vrijgekomen ruimte en de ruimte voorzien binnen het rooilijndecreet (tot 14 cm over de rooilijn voor isolatie en afwerking) te benutten voor buitenisolatie. Aan de achterkant en de zijkanten van een woning heb je doorgaans de handen vrij qua isolatiedikte (zonder beperking door het rooilijndecreet). Je verliest natuurlijk wel de oorspronkelijke aanblik van de gevel; meer zelfs, je moet een nieuwe afwerking van de gevel voorzien, wat de ingreep duurder maakt.
Bouwfysisch is binnenisolatie de moeilijkste oplossing. Na afloop komt de buitengevel ook kouder te staan dan voordien, wat de kans op vorstschade en verwering van de gevel verhoogt. In heel wat gevallen mag je zelfs geen binnenisolatie toepassen. Voor binnenisolatie moet je je zeker laten bijstaan door een expert voor de nodige berekeningen en detailuitwerking van de isolatie. Maar het kan een oplossing bieden als buitenisolatie niet mag (bv. om stedenbouwkundige redenen) en er geen spouw aanwezig is.
Raadgevingen
- Aannemers van spouwisolatie moeten gecertificeerd zijn. Ook aannemers van binnenisolatie moeten voor dit werk zijn gecertificeerd. Zo’n certificering betekent dat ze geslaagd zijn voor een specifieke opleiding en valkuilen moeten kunnen herkennen en voorkomen.
- Je kunt bij gevelisolatie, en zeker bij spouwmuurisolatie, een onafhankelijke thermografische controle (met een “warmtecamera”) vragen om te kijken of de verspreiding of plaatsing van het isolatiemateriaal correct is gebeurd. Eis garanties van de aannemer.
- Bij buitenisolatie zijn prefaboplossingen mogelijk, waarbij de technische leidingen (bv. ventilatiekanalen) in modules kunnen worden verwerkt.
Aandachtspunten
- Niet alle spouwmuren zijn geschikt voor na-isolatie. Zo kunnen mortelbaarden in de spouw de verspreiding van het ingespoten isolatiemateriaal hinderen. Daarom is voorafgaand onderzoek (via endoscopie) vereist.
- Bij binnenisolatie is het niet mogelijk om alle koudebruggen weg te werken.
- Bij na-isolatie van de spouw kunnen koudebruggen zoals bij vensterbanken zelfs worden versterkt, waardoor er op die plaatsen schimmel kan opduiken. In dit opzicht is buitenisolatie de beste oplossing om koudebruggen te vermijden. Dan krijgt de woning rondom een warm jasje aangetrokken. Toch kunnen er zelfs met buitenisolatie nog koudebruggen overblijven.
- Massieve binnenwanden en massieve vloeren die toekomen op een gevel met binnenisolatie, moeten worden voorzien van een “retourisolatie” over een afstand van idealiter 1 meter. Dat verandert de aanblik binnen in de lokalen.
Zelf doen?
- Na-isolatie van de spouw gebeurt door een gespecialiseerde firma.
- Binnenisolatie is een heuse opgave en vereist bijzondere expertise.
- Bij buitenisolatie kun je misschien een handje toesteken.
Richtprijzen
- Spouwisolatie: € 18 tot 25/m², exclusief de herstelling van het voegwerk, een eventuele behandeling tegen regendoorslag (met een hydrofuge) indien nodig enz.;
- Buitenisolatie, inclusief een standaard buitenafwerking: € 120 tot 160/m², exclusief gevelplinten, aanpassingen aan dakranden, funderingen, vernieuwen van raamdorpels,… Dat alles kan de prijs maal 1,5 doen. Een gevelbekleding met pleister of hout kan voor deze prijs, maar voor een gevelsteen (zonder voegwerk) moet je nog eens € 20 à 25/m² rekenen;
- Binnenisolatie, inclusief een binnenafwerking: € 60 tot 100/m², exclusief de verplaatsing van stopcontacten, schakelaars, sanitaire leidingen (wegens het vorstgevaar als ze buiten het zgn. verwarmde volume zouden zitten!) en sanitaire toestellen, verwarmingsleidingen en radiatoren, …;
- Nieuwe gevel in massiefbouw: € 230 tot 300/m², exclusief funderingswerken en binnenafwerking;
- Nieuwe gevel in houtbouw: € 260 tot 320/m², exclusief funderingswerken en binnenafwerking.
Achteraf isolatie aanbrengen bij een bestaande vloer is niet altijd eenvoudig. Toch zijn er meerdere oplossingen.
Raadgevingen
- Bij een vloer op de volle grond kun je de grond uitgraven en aan een volledig nieuwe vloeropbouw beginnen.
- Bij een onderkelderde vloer met houten balken kun je een damprem aanbrengen tegen de beplanking aan (dus aan de warme kant) bv. zachte vezelachtige isolatie tussen de balken aanbrengen en een dampopen isolerende houtvezelplaat tegen de onderkant.
- Bij een massieve vloer (beton of welfsels) kun je isolatie aanbrengen tegen de onderzijde van de vloer als eronder genoeg hoogte overblijft. Bij gebogen welfsels wordt het moeilijker; dan is isolatie aan de bovenkant veelal een oplossing, maar wijzigt de vloerhoogte binnen in de woning wel.
- Bij een kruipruimte moet je door een specialist laten onderzoeken of isolatie mogelijk is. Gebruik sowieso vochtongevoelig en capillair onderbrekend materiaal dat geen vocht aanzuigt. Met bv. schelpen of schuimglasgranulaten is een volledige vulling van de kruipruimte mogelijk.
Aandachtspunten
- Vaak moet je alle leidingen die in of onder de vloer zijn vastgemaakt, tijdelijk verwijderen en nadien opnieuw installeren. Soms is dat niet mogelijk; bij verticale afvoeren kan dit bv. niet.
- In kelders moeten alle kelderwanden die in contact staan met het kelderplafond worden voorzien van een retourisolatie. Dat kan eveneens gevolgen hebben voor leidingen die daar zijn bevestigd.
- In het algemeen, en zeker bij vloerisolatie, denk je maar beter na over een milieuvriendelijk isolatiemateriaal dat achteraf vlot kan worden verwijderd en hergebruikt. Het valt immers niet uit te sluiten dat je op termijn nog een nieuwe vloer zult plaatsen.
Zelf doen?
- Uitbraakwerken, zoals het uitdelven van volle grond, of nog het verwijderen van de bestaande vloer is een doe-het-zelfklus. Het correct aanbrengen van vloerisolatie is echter een ander paar mouwen. Zeker als er met gespoten materiaal wordt gewerkt, is dat meer weggelegd voor een gespecialiseerde firma.
Richtprijzen
- Vloerisolatie tegen plafond kelder of kruipruimte: € 25 tot 35/m², exclusief het verwijderen en herplaatsen van leidingen;
- Vloerisolatie op bestaande vloer met behoud van de bestaande vloerafwerking: € 110 tot 140/m². Let op: het vloerniveau binnen komt hoger, waardoor je alle deuropeningen moet verhogen, buitendeuren en ramen die tot op de vloer komen, ook moet verhogen of vernieuwen, trappen moet aanpassen of vernieuwen,… Dit is niet begrepen in deze prijs;
- Vloerisolatie op bestaande vloer door vervanging van de bestaande vloerafwerking: € 140 tot 200/m². Dit is in de veronderstelling dat er voldoende hoogte beschikbaar is, wat weinig voorkomt. Deze prijs behelst dus het uitbreken van vloerbekleding en chape, zo nodig egaliseren, vloerisolatie plaatsen, nieuwe chape en vloerbekleding aanbrengen. Niet inbegrepen zijn: het vernieuwen van elektriciteitsleidingen, cv- en sanitaire leidingen die stukgaan bij het uitbreken van de chape;
- Nieuwe vloer: € 200 tot 270/m² voor een aanbouw, zonder voorafgaande breekwerken, inclusief een betonnen vloerplaat;
- Afbraak van een bestaande vloer: € 50 tot 100/m².
Ramen en deuren maken deel uit van de gebouwschil, en dus ook van de luchtdichting van het gebouw. Tegelijk vormen ramen en deuren een zwak punt in de isolerende mantel. Daarlangs zal meer warmte verdwijnen dan via geïsoleerde muren of daken. Maar het huidige schrijnwerk en glas is sterk verbeterd ten opzichte van vroeger.
Raadgevingen
- Kies voor hoogrendementsglas met een lage U-waarde van 1,1 of 1,0 W/m²K. Ga eventueel zelfs voor 0,8 of 0,6. Het is wel degelijk de Ug-waarde die van belang is, niet het aantal glasbladen.
- Je vindt 0,8 in dubbel hoogrendementsglas, terwijl 0,6 drievoudige beglazing vereist. Voor dakvlakramen bestaat er zelfs al viervoudig glas met een Ug-waarde van 0,3.
- Kies niet zomaar zonwerende beglazing of vierseizoensglas. Dat beperkt immers ook de zonstraling in de winter, net wanneer je graag gratis warmte en licht benut. Een aparte zonwering voor het raam is doorgaans een betere keuze.
- Als je in jouw mogelijkheden qua schrijnwerk en beglazing beperkt bent voor cultuurhistorische redenen in een beschermde gevel, bestaat er speciaal dun monumentglas, al dan niet met coatings. Dat heeft niet zo’n goede U-waarde, maar je kunt het alsnog combineren met een tweede raam aan de binnenkant om het energieverlies binnen de perken te houden. Dat kan meteen ook van nut zijn om geluidsoverlast van buiten tegen te gaan.
- Drievoudige beglazing is behoorlijk zwaar. Je raamkaders moeten geschikt zijn om zo’n gewicht aan te kunnen. Laat dit checken.
- Een raam moet goed sluiten zodat de luchtdichtheid van de gebouwschil oké is. Neem daarom buitenschrijnwerk van luchtdichtheidsklasse 4. Alleen voor gewone hefschuiframen kun je desnoods voor klasse 3 opteren, al is klasse 4 altijd beter. Klikschuiframen sluiten beter af dan hefschuimramen en zijn dan ook duurder.
- Bespreek met de installateur hoe hij ramen zal plaatsen op moeilijk bereikbare plaatsen, bv. in de achtergevel bij rijwoningen. Vaak komt daar een uit de kluiten gewassen kraaninstallatie aan te pas, wat extra kosten betekent.
- Wie aan de binnenkant graag de aanblik van hout heeft voor zijn kaders maar opziet tegen het onderhoud van houten ramen aan de buitenkant, kan kiezen voor een hout-aluminiumcombinatie. Zo combineer je het beste van twee werelden: een mooie binnenkant en een onderhoudsarme buitenkant.
Aandachtspunten
- Kijk bij levering van nieuwe ramen de kunststof dichtingsprofielen (de “rubbers”) in de hoekverbindingen na. De dichtingsprofielen mogen niet onderbroken zijn. Eventuele spleten of kieren daar kunnen voor comfortproblemen zorgen.
- Je kunt de ramen het best vervangen op het ogenblik dat je gevelisolatiewerken uitvoert. Als je eerst jouw gevels isoleert en daarna de ramen vervangt, zijn er breekwerken nodig en die kunnen sporen nalaten op de afwerking van de gevel.
- Als je kiest voor een gevelisolatiesysteem bestaande uit gevelisolatieplaten waarop crepi komt, moeten de ramen eerst aan de buitenkant van de gevel worden geplaatst alvorens de isolatie wordt geplaatst en de crepi wordt aangebracht. Op die manier kunnen de isolatieplaten, de zwelbanden en de crepi perfect op de raamkaders aansluiten. Doordat de isolatielaag het best in contact staat met de zijkanten van het kader van het buitenschrijnwerk kan het gebeuren dat je bij buitenisolatie moet kiezen voor kleinere raamkaders dan voordien.
- Bij renovatie en vervanging van de ramen denk je maar beter goed na over welk ventilatiesysteem je wenst (eventueel in de toekomst). Als je gaat voor een systeem C, kun je het best ineens raamroosters in de ramen voorzien, bij een systeem D juist niet. Als je dus argeloos bestaande ramen zonder raamrooster vervangt door nieuwe ramen zonder raamrooster en je besluit nadien dat een systeem C toch meer je ding is, zit je misschien vast.
- Denk bij de vervanging van ramen ook na over zonwering. Die kan vast of beweegbaar zijn. In het laatste geval gebeurt dat het best met een motorsturing op basis van sensoren. Beweegbare zonwering kun je ook later toevoegen op de gevel, maar dat is niet altijd de meest esthetische oplossing.
Zelf doen?
- Er zijn soms zaken die begeleiding bieden bij de zelfplaatsing van ramen. Het zal er niet alleen op aankomen om de ramen perfect te plaatsen, maar ook de aansluitingen met de muur en de isolatie tot in de puntjes te verzorgen.
- Als je het verlaagd btw-tarief kunt genieten omdat je woning al minstens 10 jaar oud is, zul je een pak meer btw (21 %) betalen bij zelfplaatsing. Voor dat geld kun je al wat door een vakman laten doen.
Richtprijzen
- Enkel de beglazing vervangen door hoogrendementsglas: € 140 tot 170/m²;
- Ramen (glas en kader) vervangen: € 450 tot 700/m² voor standaardramen;
- Een vast raam is het goedkoopste (+/- 20 % goedkoper), een schuifraam het duurste (+/- 20 % duurder);
- De onderverdeling van de ramen heeft ook een invloed op de prijs;
- Pvc is het goedkoopst, staal het duurst, hout en aluminium zitten ertussenin;
- Voor werken in de stad reken je op een toeslag van 20 % (parkeervergunning, kraan, …);
- Alle ramen vervangen zal per m² een pak goedkoper zijn dan slechts één raam vervangen, gezien een pak kosten in beide gevallen gelijk zijn;
- Vervangen raamdorpels: € 100 tot 150 per lopende meter (maar sterk afhankelijk van het type);
- Voorzien van ventilatieroosters: € 100 à 150 per lopende meter.
Isolatie is in feite niets anders dan stilstaande lucht in kleine compartimentjes. Dus gaat isoleren steeds gepaard met wind- en luchtdichtheid.
Als er wind van buitenaf kan circuleren in de isolatielaag, zal de stilstaande lucht worden verstoord en werkt de isolatie niet goed meer.
Als er warme lucht van binnenuit kan doordringen naar de koude kant van de isolatie, kan daar condensatie optreden en vochtproblemen of zelfs bouwschade veroorzaken. En ook dan zal jouw isolatie niet goed werken.
Raadgevingen
- Aan de warme zijde van de gebouwschil (dus aan de binnenkant) spreken we van lucht- en dampdichting. De dampremmende laag moet luchtdicht worden aangebracht. Die laag kan bestaan uit een folie (bv. bij daken), een houtafgeleide plaat (bv. bij dampopen houtskeletbouw) of binnenbepleistering (bv. bij bakstenen massiefbouw).
- Een voldoende luchtdichte gebouwschil is ook noodzakelijk voor de goede werking van een ventilatiesysteem. Correct ventileren houdt in dat er lucht door je woning stroomt, met geplande, gekalibreerde en afgeregelde debieten. Als er onderweg tijdens dat luchttransport lucht kan verdwijnen of bijkomen langs gaten en spleten die daar niet horen te zitten, zal het ventilatiesysteem niet goed functioneren. Als gevolg daarvan is de luchtkwaliteit niet meer verzekerd en is extra energie nodig, die je moet betalen.
Aandachtspunten
- Folies, tapes en andere producten voor luchtdichting zijn op zich niet goedkoop. Maar je bespaart er beter niet op. De kleeflaag van die producten is speciaal bedoeld om tientallen jaren mee te gaan. Met goedkopere materialen als ducttape en gewone silicone zul je geen optimaal resultaat bereiken.
- Als je dakvlakramen plaatst, moet de lucht- en dampdichting aan de binnenkant van het dak luchtdicht aansluiten op het dakvlakraam, meestal in de groef die is voorzien voor de binnenafwerking.
- Voorzie dakvlakramen ook van een speciaal op maat gemaakt isolerend jasje (de zgn. “kraag”) en een (soms apart te bestellen) windkraag aan de buitenkant.
- De luchtdichtheid van de gebouwschil kun je laten testen om zo lekken op te sporen en alsnog bij te werken. Doe dit nog tijdens de (ruwbouw)werken. Zodra de afwerking is geplaatst, is het te laat om nog verbeteringen aan te brengen.
Zelf doen?
- Luchtdichtingsproducten aanbrengen is een secuur werkje, dat veel arbeidsuren vergt. De klus is op zich niet zo moeilijk, al moet je goed weten wat je doet en geduld en nauwgezetheid opbrengen. Je kunt dus heel wat geld besparen door het zelf te doen. Maar vraag daarbij begeleiding door een ervaren luchtdichter. Sommige firma’s bieden dit als service aan.
Richtprijzen
Enkele voorbeelden voor de producten én plaatsing van folies, tapes en andere producten voor luchtdichting:
- Voor een volledige woning in houtskeletbouw: € 9 500 inclusief 2 luchtdichtheidstests;
- Voor het luchtdicht afwerken van een schuin dak met een dakkapel en 2 dakvlakvensters, inclusief het uitrichten van de dakvlakken (wegwerken van de kromming door doorbuiging van oude gordingen en nok), het plaatsen en luchtdicht afwerken van dampremfolie, aanbrengen van plafondlatten (waarop de plafondafwerking kan worden aangebracht) en het luchtdicht aanwerken van de dakvlakvensters: € 2 600 voor 56 m².
Vroeger zorgden gaten en spleten in je gebouwschil voor een natuurlijke ventilatie, wat wel ten koste ging van comfort en extra energieverbruik. Door de gebouwschil luchtdichter te maken tijdens een renovatie los je die problemen op en verhinder je tegelijkertijd de luchttoevoer en -afvoer langs spleten. Je moet dan wel een mechanisch ventilatiesysteem plaatsen, dat zo is ontworpen en afgeregeld dat je energieverlies wordt beperkt en je toch een goede luchtkwaliteit geniet.
Raadgevingen
- Ventilatie moet permanent, dus 24 uur op 24, plaatsvinden om vervuilende en giftige stoffen uit de binnenlucht (afkomstig van schimmels, verlijming van meubels, verven, tapijten, schoonmaakproducten, luchtverfrissers en dergelijke) maar ook CO2 afkomstig van onze ademhaling af te voeren. In de overgrote meerderheid van de woningen is de kwaliteit van de lucht binnen slechter dan buiten, precies door al die stoffen. ’s Morgens en ’s avonds de ramen een halfuurtje openzetten is niet voldoende. Dit zorgt slechts voor een kortstondige verbetering.
- Doorgaans gaat de keuze tussen een systeem C en een systeem D. Bij een systeem C wordt de lucht in de leefruimtes aangezogen doorheen zelfregelende roosters in de gebouwschil (aangebracht in de ramen of de muren) en legt die lucht via een ventilator een traject af naar de vochtige ruimtes in het gebouw, waar de verzadigde lucht naar buiten worden gejaagd. Een systeem D functioneert anders, met slechts 1 rooster in de gebouwschil voor de aanvoer en 1 rooster voor de afvoer. De binnenkomende lucht wordt in de meeste systemen opgewarmd door de uitgaande lucht in een warmtewisselaar, en wordt naar iedere leefruimte apart verdeeld via een kanalensysteem, en ook weggezogen uit de vochtige ruimtes via een kanalensysteem. Hier zijn dus 2 ventilatoren aan het werk, wat meer stroomverbruik vergt.
- Doordat er slechts 2 openingen in de gebouwschil zijn bij een systeem D en dat meestal wordt aangesloten op een geluidsdemper, heb je er minder last van omgevingslawaai.
- Aangezien de inkomende lucht bij een systeem D wordt voorverwarmd, zijn er doorgaans minder comfortproblemen.
- Bij een systeem D wordt de lucht gefilterd, wat zeker in een stedelijke omgeving een meerwaarde kan zijn. Je kunt zelf de fijnheid van de filter bepalen.
Aandachtspunten
- De systemen C en D komen enkel tot hun recht bij een goed ontwerp, een goede uitvoering en een goed onderhoud van kwalitatief materiaal. Anders bestaat een risico op comfortklachten, niet in het minst door lawaaioverlast door slecht ontworpen, uitgevoerde en/of onderhouden ventilatiesystemen, door povere luchtkwaliteit, lawaai van in en buiten de woning en koude luchtstromen.
- Bij beide systemen moet je een oplossing zoeken om je kanalensysteem uit het zicht weg te werken (tenzij je dat niet erg vindt).
- Ventilatiesystemen vergen onderhoud. Ze staan tenslotte jaar in jaar uit, 24 uur op 24, te draaien. Ventilatiemonden en -roosters moeten worden gereinigd, filters vervangen, kanalen gereinigd, toestellen nagezien.
- Laat de installatie automatisch instellen, maar zorg dat je ook als gebruiker zelf een aantal debietstanden kunt instellen.
- Als je dan als gebruiker je ventilatiesystemen kunt instellen op een aantal debietstanden is het zeker in geval van een systeem D afgeraden om het systeem volledig uit te schakelen. Zelfs wanneer je op reis bent, laat je het toestel het best op een minimumstand verder draaien.
Zelf doen?
- Het ontwerp van een ventilatiesysteem is voer voor een vakman. Maar er zijn mogelijkheden voor een doe-het-zelver om de plaatsing van het kanalensysteem aan te pakken. Laat je hierbij bijstaan, want als je fouten maakt, kan dat gepaard gaan met comfortverlies en zelfs gezondheidsproblemen.
- Qua onderhoud kun je bepaalde dingen zelf doen. Maar voor het periodieke onderhoud is beter een beroep te doen op een installateur.
Richtprijzen
- Systeem C (toestel en kanalen, zonder de benodigde raamroosters, zie elders): € 3 000 tot 4 000, exclusief onderhoudskosten;
- Systeem D: € 5 500 tot 7 000, exclusief onderhoudskosten. Reken voor de filters voor een systeem D, afhankelijk van het type filter, op € 50 tot 120 per jaar.
In essentie heb je de keuze tussen een condensatieketel en een warmtepomp.
Bij de verbranding in een condensatieketel komt er warmte vrij. Door de rookgassen te laten condenseren tegen de wand van de rookgasafvoer waarlangs de retour van het warm water loopt, wordt dit water voorverwarmd, wat dus winst oplevert.
Een alternatief is een warmtepomp. Die haalt de warmte uit een gratis bron aan lage temperatuur zoals de bodem, grondwater of de lucht. De warmtepomp pompt deze warmte op naar een hogere temperatuur. Op die manier kun je met 1 kWh aan elektrische energie tot 4 à 5 kWh aan thermische energie of warmte leveren.
De verhouding tussen de elektriciteit die je erin stopt en de warmte die je er uithaalt, is de efficiëntie en is afhankelijk van het temperatuurverschil dat de warmtepomp moet oppompen, en bijgevolg van de temperatuur van de bron. Vandaar dat een bron als de bodem of grondwater op een behoorlijke diepte, die ook in de winter als het hard vriest, nog rond 10°C zal liggen, beter scoort dan een warmtepomp met de buitenlucht als bron. Tegelijk zal een lage afgiftetemperatuur een betere efficiëntie opleveren dan wanneer je op hoge temperatuur moet verwarmen.
Een hybride warmtepomp combineert beide soorten systeem. De warmtepomp kan de meeste tijd van het stookseizoen werken (met lage temperatuur), terwijl de condensatieketel de ontbrekende tijd kan invullen. Zo’n hybride warmtepomp is onder meer een optie voor een tussenfase in de renovatie, bv. wanneer de woning nog moet worden geïsoleerd.
Als elk van beide systemen van zo’n hybride warmtepomp apart kan werken, spreken we van een monovalent exemplaar. Als de warmtepomp altijd blijft draaien en de ketel soms bijspringt, spreken we van een bivalent exemplaar.
Zo’n hybride systeem kan ook interessant zijn voor de aanmaak van warm water. Op die manier moet het voorraadvat niet zo groot zijn.
Een groot struikelblok vandaag voor warmtepompen is de kostprijs van energie. Elektriciteit is duur ten opzichte van gas door allerlei heffingen en taksen die op elektriciteit worden verrekend. Elektrisch verwarmen met een warmtepomp kost minstens 2,5 keer zoveel als verwarmen met gas.
Raadgevingen
- In combinatie met een warmtepomp zijn vloerverwarming of lagetemperatuurradiatoren het meest geschikt.
- Bij renovatie is het bestaande afgiftesysteem van de warmte vaak niet zo geschikt want bedoeld voor een hoge afgiftetemperatuur. Je kunt wel de bestaande oude radiatoren hergebruiken op lage temperatuur, maar dan geven ze minder warmte af. Ze kunnen wel functioneren als de woning veel beter geïsoleerd is dan voorheen.
- Een ander type van afgifte wordt verzekerd door ventiloconvectoren. Maar dat vereist een goed geïsoleerde woning.
- Elk verwarmingssysteem heeft de mogelijkheid om zijn afgiftevermogen te regelen. Dat kan door een buffervat toe te voegen, waar de opwekker dan de warmte op een constante en gecontroleerde manier aan kan toevoegen en waar via een warmtewisselaar meer of minder warmte kan aan het afgiftesysteem worden overgedragen. Ofwel is zo’n buffervat niet nodig en kan het toestel zelf zijn afgiftevermogen regelen. Dit heet “moduleren”.
Alle verbrandingstoestellen kunnen in meer of mindere mate moduleren: door meer of minder brandstof te verbranden. Moduleren is bij warmtepompen niet altijd mogelijk. De standaard warmtepomp is aan of uit. Een modulerende warmtepomp (van het invertertype) moduleert zoals een gasketel (bv. van 2 naar 4 kW). Bovendien heeft een warmtepomp tijd nodig om op te starten, meer dan een ketel. Dit verklaart warmtepompen vaak een buffervat gebruiken voor de verwarming. Ze kunnen dan immers langer draaien om een buffervat vol warmte te vullen, die dan sporadisch en variabel wordt afgegeven. - De meeste warmtepompen hebben zowel een buffervat van 100 l nodig voor verwarming als een buffervat van 300 tot 500 l voor sanitair warm water. Je moet hiervoor dan meer plaats voorzien in de technische ruimte. Bij renovatie is dit niet altijd evident.
Aandachtspunten
- Het beschikbare vermogen moet bij een warmtepomp veel nauwkeuriger worden uitgerekend dan bij een condensatieketel. Gewoon omdat je minder marge hebt. Voor een gasketel is 20 kW opwekkingsvermogen courant. Een warmtepomp met een vermogen van 20 kW is zeldzaam en al bijzonder zwaar. Of je nu 8 of 12 kW nodig hebt in de winter, maakt voor een condensatieketel niet zoveel uit. Voor de warmtepomp kan dat het verschil zijn tussen nog wel en niet meer de woning kunnen verwarmen.
- Voor verwarmingssystemen die niet goed zijn gedimensioneerd, bestaat het gevaar op “pendelen”. Doordat ze bij de opstart eigenlijk al te veel vermogen leveren, vallen ze snel weer stil. En springen ze korte tijd later opnieuw op. Dat is voor een warmtepomp absoluut te mijden omdat de piek van de opstartstroom zeer hoog is.
- Als je radiatoren tijdelijk ontkoppelt van een verwarmingssysteem dat wordt vervangen, let er dan op dat ze goed droog zijn van binnen wanneer je ze stockeert. In een radiator is immers heel wat zuurstof aanwezig, wat tot roestvorming kan leiden als hij binnen niet droog is.
Zelf doen?
- De bepaling van het vermogen en de plaatsing van een warmtepomp zijn geen spek voor de bek van een doe-het-zelver. Je kunt bv. wel de buizen van vloerverwarming leggen.
- Misschien voel je je wel in staat om de radiatoren te demonteren en spaar je zo uurloon uit.
Richtprijzen
- Lucht-luchtwarmtepomp: € 6 500 à 8 500 voor een volledige woning (zonder aanmaak van sanitair warm water);
- Lucht-waterwarmtepomp: € 6 500 à 7 500 voor een goed geïsoleerde woning (niveau nieuwbouw), € 7 500 à 11 000 voor een groter vereist vermogen;
- Water-waterwarmtepomp: € 9 500 tot 12 500 voor de plaatsing van een warmtepomp, exclusief grondboring. Een grondboring kost € 4 500 à 8 000, afhankelijk van het benodigd vermogen en de beschikbare ruimte in de tuin alsook de toegankelijkheid hiervan;
- Radiatoren: € 400 tot 700 per stuk voor een basisuitvoering, afhankelijk van het vermogen;
- Ventiloconvectoren: € 900 tot 1200 per stuk;
- Vloerverwarming: € 40 tot 55/m² vloeroppervlak;
- Vervanging van een bestaande condensatieketel door een nieuwe ketel: € 2 500 tot 5 000 (afhankelijk van merk, type, service, bediening via internet of things);
- Hybride warmtepomp (combinatie van lucht-waterwarmtepomp en gascondensatieketel): € 8 500 tot 11 500.
Je kunt het centrale verwarmingssysteem benutten om sanitair warm water aan te maken. Maar als dat apart moet gebeuren, heb je ook verschillende opties.
Raadgevingen
- Een warmtepompboiler is een warmtepomp die warm water produceert en hiervoor de lucht als bron gebruikt. Dit is vooral een interessante keuze om een bestaande elektrische boiler te vervangen.
- Een zonneboiler is een manier om met behulp van zonlicht warm water aan te maken. Maar de investering is relatief hoog om rendabel te zijn.
- Gezien de huidige prijs van fotovoltaïsche zonnepanelen kan het een alternatief zijn om met de opgewekte elektriciteit warm water aan te maken in een voorraadvat (boiler).
- Een ander systeem om de energievraag voor sanitair warm water te doen zakken, is een douchewarmtewisselaar. De warmte in het warme water dat uit de douche wegstroomt, wordt dan via een warmtewisselaar overgedragen aan het koude toevoerwater. Zo wordt een stuk gerecupereerd van de warmte die anders in de riolering verdwijnt.
Bij een klassiek model wordt een spiraal rond de afvoerbuis voor het douchewater bevestigd, waarlangs dan het toevoerwater loopt. Andere modellen zijn plat en rond en worden in de douchebak geïntegreerd.
Een belangrijke afweging bij de keuze van het type douchewarmtewisselaar is om te kijken naar hoeveel mensen kort na elkaar een douche nemen. De systemen met het hogere rendement zijn gemaakt uit metaal (wat goed warmte opslaat en geleidt) maar die hebben tijd nodig om op te warmen. Dus zijn ze ideaal voor een groter gezin waar iedereen kort na elkaar doucht. Douchewarmtewisselaars uit kunststof warmen sneller op en geven al een besparing tijdens de eerste douche, maar hun globale rendement ligt lager.
Aandachtspunten
- Als je een nieuwe badkamer of keuken installeert, hou je de afstand tussen de tappunten in de keuken of badkamer tot het warmwatertoestel het best zo kort mogelijk. Zo gaat het minst warmte verloren en moet je ook niet te lang wachten op warm water nadat je de kraan hebt opengedraaid. Het best voorzie je de opwekker van het warm water dicht bij de badkamer, waar de grootste hoeveelheid warm water wordt verbruikt. Als de keuken daardoor er verder van verwijderd is, kun je daar kiezen voor een lokaal toestel. Daar is de warmwaterbehoefte een kleiner.
- Een andere oplossing voor lange leidingen is een sanitaire lus, waarbij constant warm water wordt rondgepompt. Zo heb je direct warm water. Maar dit is een stuk minder energie-efficiënt. En je kunt hiervoor geen doorstromer gebruiken.
- Een zonneboiler bevat een pomp en onderdelen die kunnen stukgaan en vereist onderhoud. Glycol moet van tijd tot tijd worden vervangen.
Zelf doen?
- Voor de installaties op zich schakel je het best een vakman in.
- Voor de leidingen kun je eventueel zelf de handen uit de mouwen steken. Er bestaan ook firma’s die doe-het-zelfsystemen en bijbehorende begeleiding aanbieden.
Richtprijzen
- Warmtepompboiler: € 2 500 tot 3 000;
- Zonneboiler: € 5 000 tot 8 000, afhankelijk van merk, type enz.;
- Douchewarmtewisselaar: € 600 tot 1 200, afhankelijk van het materiaal