Gelieve je te registreren of aan te melden op de site vooraleer je aan de slag kunt met deze toepassing.
Informeer je
Ondanks de recente toepassing van de Worldwide Harmonised Light Vehicles Test Procedure (WLTP), waarmee autofabrikanten mogelijk meer realistische verbruikswaarden communiceren, blijven er verschillen bestaan tussen de laboratoriumtesten en de waarden die op de openbare weg worden gemeten. In de praktijk zijn er tal van factoren waardoor het verbruik van een auto hoger kan liggen dan in een labo, denk maar aan omgevingstemperatuur, verkeer, rijstijl, airconditioning en laadgewicht.
De MILE21-partners ontwikkelden modellen die het werkelijke verbruik voorspellen op basis van trends die werden vastgesteld tijdens verbruikstests op de openbare weg. Het MILE21-project zal verder uitbreiden en deze modellen toepassen om de gebruikers realistische gegevens aan te bieden rond brandstofverbruik. Op basis van gebruikersfeedback uit heel Europa zal de monitoring vergroten en kunnen zo de voorspelde verbruikswaarden verder worden verbeterd. Consumenten die een nieuwe wagen willen kopen, kunnen het realistische brandstofverbruik vergelijken van de auto’s die in aanmerking komen.
De typegoedkeuring wordt toegekend door de typegoedkeuringsautoriteiten (Type-approval Authorities of TAA). Elke EU-lidstaat beschikt over zo’n TAA. Autofabrikanten kunnen zelf kiezen welke autoriteit de typegoedkeuring uitvoert voor hun voertuig. De typegoedkeuringstesten moeten worden uitgevoerd door de fabrikanten en worden vastgesteld door de typegoedkeuringsautoriteit of door een door de typegoedkeuringsautoriteit aangestelde technische dienst. De testprotcollen zijn vastgelegd en opgenomen in 2007/46/EG, ook gekend als ‘kaderrichtlijn voor typegoedkeuring van voertuigen’. De uitstoot en het brandstofverbruik worden vastgelegd op basis van de Worldwide Harmonised Light Vehicles Test Procedure (WLTP). Voor WLTP wordt de CO2-uitstoot van de typegoedkeuring gecontroleerd aan de hand van uitstootmonsters uit de fabriek, wat bij NEDC niet het geval is. Eens het voertuig wordt toegelaten op de Europese wegen, gebeuren er geen extra controles op de prestaties van de typegoedkeuring of op het brandstofverbruik.
De typegoedkeuringsprocedure was vroeger gebaseerd op de New European Driving Cycle (NEDC), die werd ontwikkeld in de jaren ‘80. Tot nu toe werden alle doelstellingen rond CO2-uitstoot vastgelegd op basis van de NEDC. Gezien de NEDC als achterhaald werd beschouwd en het verschil tussen het werkelijke en het officiële verbruik sterk was toegenomen, schakelde men in september 2017 over op de Worldwide Harmonised Light Vehicles Test Procedure (WLTP). In vergelijking met de NEDC sluit de WLTP beter aan bij de werkelijke prestaties. Aangezien de CO2-doelstellingen voor 2020 reeds vóór de invoering van WLTP waren vastgelegd voor de NEDC, kunnen de typegoedkeuringswaarden tot en met 2020 vertaald worden in NEDC-waarden. Daardoor kan het zijn dat gebruikers twee CO2-uitstootwaarden te zien krijgen. Toekomstige CO2-doelstellingen zullen bepaald worden volgens WLTP.
New European Driving Cycle (NEDC) en Worldwide Harmonised Light-Duty Vehicles Test Procedure (WTLP) zijn laboratoriumprocedures die op een rollenbank het brandstofverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van schadelijke stoffen meten tijdens een rijcyclus. De NEDC kende verschillende problemen, vooral omdat het een vlot rijprofiel hanteerde dat niet representatief was voor het werkelijke verkeer. Ook hield het geen rekening met gemiddelde weersomstandigheden en kon het effect van nieuwe technologieën overschat worden. Om deze tekortkomingen te verhelpen, werd de WLTP ontwikkeld. Deze geeft een beter beeld van de werkelijke moderne rijomstandigheden, met een dynamischer rijgedrag en met temperatuurschommelingen. Ook het effect van nieuwe technologieën wordt nu onderworpen aan praktijktests.
De Europese emissiestandaard, meestal Euronorm genoemd, reglementeert de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen van wegvoertuigen zoals auto’s, bestelwagens, vrachtwagens en bussen. Onder de gereglementeerde schadelijke stoffen vallen koolstofmonoxide (CO), stikstofoxiden (NO en NO2), onverbrande koolwaterstoffen (HC) en fijnstof (PM). Alle nieuwe in de EU verkochte voertuigen moeten binnen de uitstootlimieten vallen van de op het moment van inschrijving geldende Euronorm.
De Euronormen werden in 1992 voor het eerst ingevoerd en werden na verloop van tijd steeds strenger. Elke vier à vijf jaar wordt een nieuwe norm geïntroduceerd in de EU. Het belangrijkste verschil tussen de ene norm en de daaropvolgende zit in de maximale uitstootwaarden. Zo mogen Euro 5-benzinevoertuigen maximaal 1,0 gram koolstofmonoxide per kilometer uitstoten, terwijl de maximumgrens voor een Euro 6-benzinewagen 0,5 gram per kilometer bedraagt.
Click here Klik hier voor een overzicht van de uitstootlimieten voor personenwagens binnen de EU.
Dat is deels te wijten aan het ‘dieselgate’-schandaal, waardoor de Euro 6-norm na haar introductie in september 2014 verschillende keren werd geüpdatet. Elke update kreeg een letteraanduiding (van ‘a’ tot ‘d’). Bij de opeenvolgende updates werden de uitstootlimieten uit 2014 aangepast en/of werden wijzigingen aangebracht aan de testvereisten voor uitstootmetingen, met als doel om het verschil tussen de officiële en de werkelijke uitstoot van schadelijke stoffen te verkleinen. Euro 6a en 6b bijvoorbeeld gebruiken een andere meetmethode van fijnstof (PM), terwijl Euro 6c voor controledoeleinden gebruikmaakt van de Real Driving Emissions-testprocedure (RDE).
Het brandstofverbruik op de website is een voorspelling. Deze gebeurt op basis van drie belangrijke variabele factoren:
1. de brandstof van het voertuig;
2. de massa van het voertuig (massa in rijklare toestand);
3. het productiejaar. Hiermee houden we rekening met de trend van steeds efficiëntere aandrijflijnen;
Het verband tussen deze variabelen en het brandstofverbruik van personenwagens is het resultaat van regressieanalyse op basis van een grote database van werkelijk brandstofverbruik van Nederlandse bestuurders tussen 2004 en vandaag. Na verloop van tijd kan het model worden bijgestuurd door rekening te houdende met andere rijomstandigheden zoals de buitentemperatuur of stijgingspercentages, en/of door gebruik te maken van controlegegevens en gegevens afkomstig van gebruikers van deze website (toekomstige functionaliteit).
Initieel gebruikt MILE21 enkel regressiegebaseerde modellen, die zich op werkelijke gegevens baseren voor de berekening van verbruikswaarden. In een verdere uitbreiding van de modellen kunnen verkregen gegevens gebruikt worden om fysieke modellen te kalibreren. Deze modellen kunnen voor elke mogelijke situatie verbruikswaarden simuleren voor een vooraf bepaalde route.